Zelfonderzoek;

nieuwe tijden, nieuwe tactieken (1)

Door Wil van der Klift

In België, bij de PVDA, is men na tegenvallende verkiezingsuitslagen van 13 juni 1999, begonnen met een georganiseerd zelfonderzoek. In hun weekblad Solidair nummer 2, januari 2000, wordt verslag gedaan, in de vorm van een gesprek met Nadine Rosa-Rosso, algemeen secretaris van de PVDA, van de resultaten van dat opinieonderzoek, dat in juli begon. De PVDA blijkt last te hebben van haar imago, en gaat een aantal vastgeroeste gewoonten van zich af schudden. Manifest neemt, in bewerkte vorm, delen van deze (tussen)balans over, want de discussie raakt een aantal kwesties van fundamenteel belang, ook voor de NCPN. Een zeer herkenbare discussie.

In feite gaat de discussie over de vraag hoe een marxistisch-leninistische partij, zonder haar principes te verloochenen aansluiting kan vinden bij het denken en handelen van de massa van de hedendaagse bevolking. In feite is men in België bezig om marxistisch-leninistische antwoorden te formuleren op vragen, die bij de SP hebben geleid tot het afscheid nemen van het marxisme. De SP-leiding heeft zich steeds meer in het defensief laten dringen en verkondigt nu bijna dezelfde geluiden als Bolkestein over het communisme en marxisme. Zij begrepen het marxisme-leninisme niet. In België stuit men in de praktijk ook op de bekende maatschappelijke en politieke weerstanden, maar zoekt en vindt men andere oplossingen. Dezelfde vragen, andere antwoorden!

Alhoewel de PVDA een andere geschiedenis kent dan de NCPN en om die reden moet afrekenen met een aantal 'kwalen' die bij hun partij horen, kunnen wij veel van de discussie leren, omdat een fors aantal vraagstukken ook in de NCPN spelen.

Heeft de PVDA de verkiezingsnederlaag verteerd?
(begin citaten) Het probleem van de tegenvallende verkiezingsuitslagen was niet dat we niet hard genoeg gewerkt hebben. Je zou bijna kunnen zeggen: hoe beter de mensen ons kennen, hoe minder geneigd ze zijn om op ons te stemmen. Dat klinkt nogal cru, maar onze opiniepeiling wijst uit dat we een serieus probleem hebben met ons imago. Hoe vaak horen we niet: "In de grond hebben jullie gelijk maar jullie hebben altijd te vroeg gelijk, jullie lopen altijd vijftig meter voorop in plaats van bij de mensen te blijven." Die kritiek slaat zowel op de manier waarop we onze boodschap brengen als op ons onvermogen om samen te werken met andere progressieven.

De manier waarop we de dingen zeggen, komt vaak arrogant over. Alsof wij als enigen de waarheid in pacht hebben. Alsof wij voor alle situaties een pasklaar antwoord hebben, dat we dan onverdroten aframmelen in plaats van de mensen te laten nadenken en hun eigen conclusies te laten trekken. "Als je met mensen van de PVDA praat, krijg je de indruk dat ze niet naar je luisteren, ze staan altijd met hun voorgekauwde antwoorden klaar." Of ook: "De PVDA moet op het niveau van de mensen gaan staan, niet hoog erboven en niet te radicaal" - "Die houding van altijd de waarheid te kennen, dat is meer preken dan naar andere standpunten te luisteren." - "Maak je analyses maar laat mij zelf mijn conclusies trekken, ik ben daar niet te stom voor." Dat krijgen we vaak op ons brood...

Wij zijn communisten, dat betekent dat alle leden van onze partij maar aan één ding denken: bij de werkenden zijn, bij de werklozen, de uitgeslotenen, hun problemen delen, met hen vechten voor een echt rechtvaardige maatschappij. En precies dan komen we arrogant over, uit de hoogte, afgesneden van de gewone mensen. Hoe is dat toch gekomen?

Ja, hoe is dat toch gekomen?
Ons belangrijkste probleem is, denk ik, dat we nog altijd dezelfde opvatting hebben over militantisme als dertig jaar geleden. Onze partij is opgericht eind jaren zestig, toen heel de wereld in oproer was, toen socialisme en revolutie aan de orde van de dag waren. Kleine volkeren in de Derde Wereld haalden overwinningen op de grootste reuzen. Het kleine Vietnam wist de almachtige Verenigde Staten op de knieën te krijgen. In ons land braken er zowat overal stakingen uit, zonder instemming van de vakbondsleidingen. De arbeiders dwongen loonsverhogingen af, betere arbeidsvoorwaarden... Protestideeën uit de beweging van mei '68 waren overal in de mode. Er was nog geen sprake van economische crisis.

Maar sindsdien is er veel veranderd. In het midden van de jaren zeventig stak de economische crisis de kop op. Het was nogal wat toen de drempel van de 100.000 werklozen in België werd overschreden! Vandaag zijn er bijna een miljoen werklozen of mensen met een nepovereenkomst. Ook de werkomstandigheden zijn grondig gewijzigd. Mensen worden de dood in gedreven of plegen zelfmoord, er zijn zoveel arbeidsongevallen of ziekten door toedoen van het ritme, de onveiligheid, de onregelmatige werktijden... Het economisch systeem is zo onmenselijk dat men enorme inspanningen moet doen om nog te kunnen nadenken, actie te voeren, zich te organiseren...

Toch spreken wij nog altijd alsof er in al die tijd niets veranderd was.
Aan het eind van de jaren '80 heeft het socialisme van Oost-Europa een barbaars, brutaal, verwoestend kapitalisme voortgebracht. De hoop die velen hadden op een ander systeem, dat de belangen van het volk ter harte neemt en niet draait rond de winst, was plots weggeslagen. De laatste tien jaar worden we platgebombardeerd met de idee: zie je wel, het helpt niet om in opstand te komen, er is geen ander systeem mogelijk dan dat van de markt. Zoals op de poorten van de hel staat er op de poort van dit systeem: wie hier binnentreedt, moet alle hoop laten varen. En toch blijven wij spreken alsof er niets veranderd is.

Moeten we dan geen revolutionair meer zijn?
Natuurlijk wel! Het gaat steeds slechter met de wereld en we kunnen zonder twijfel zeggen dat steeds meer mensen dat aanvoelen. De kloof tussen arm en rijk, tussen diegenen die het kapitaal bezitten en diegenen die alleen hun werkkracht hebben, tussen de grote multinationals en de volkeren van de Derde Wereld wordt steeds groter. Als er tien redenen waren om revolutionair te zijn toen onze partij geboren werd, zijn er vandaag duizend.
Maar het is niet omdat de levensomstandigheden van de arbeiders er op achteruitgaan, dat ook hun strijdbaarheid en hun mogelijkheden om veranderingen af te dwingen automatisch toenemen. Juist omdat de mensen steeds meer opgesloten raken in hun dagelijkse problemen, die al hun energie opslorpen: werk vinden en het uithouden, je huur betalen of je huis en je auto afbetalen, gaan werken ook al ben je ziek...
De arbeider van Volkswagen die zich door het hoofd schoot aan de lopende band, klaagde zo de hele wreedheid van dit systeem aan, heel de vereenzaming waarin steeds meer mensen opgesloten raken. Zo'n drama was twintig jaar geleden ondenkbaar. Als een werkgever de arbeiders een onmenselijk ritme opdringt, dan breekt hij hen niet alleen fysiek, maar ook moreel. Hij ontneemt hun de mogelijkheid zich te organiseren. Als er al niet genoeg tijd meer is om naar het toilet te gaan, dan is er nog minder tijd om met je werkmakkers te discussiëren, op je gemak een pamflet te lezen, petities op te stellen en te laten ondertekenen of om een strijdplan uit te werken...(wordt vervolgd)