Jan Moelee: Armoede is voedingsbodem voor fascisme
Interview Bert Bakkenes en Hein van Kasbergen
Ook in de nieuwe eeuw blijft de Februaristaking actueel. Niet alleen omdat het van belang is om de slachtoffers van de Nazi-terreur te herdenken, maar ook als een waarschuwing
tegen het hedendaagse fascisme, zoals bedreven door figuren als Haider in Oostenrijk. Over de Februaristaking, de strijd tegen het fascisme en de noodzaak tot waakzaamheid sprak Manifest met Jan Moelee, FNV-kaderlid en al meer dan 50 jaar lid van de communistische beweging.
Jan Moelee is een geboren Amsterdammer en nog steeds op een aantal fronten actief, onder meer in de ABVAKABO en de NCPN.
Jan: "Ik ben in 1922 geboren in de Ridderstraat en later verhuisden we naar de Wagenaarstraat, waar ik ook nu nog woon. Mijn vader had een bijzonder beroep. Hij was acrobaat bij Circus Teutenberg. Dit hield in dat hij tussen april en oktober nooit thuis was. De rest van het jaar was hij werkloos. Ik heb dus altijd van dichtbij meegemaakt wat werkloosheid betekent en natuurlijk ook armoede."
Vernederingen
De Wagenaarstraat ligt in de Dapperbuurt, een arbeidersbuurt waar vooral veel havenarbeiders en zeevaarders woonden, maar ook veel joodse mensen. "Ik kan me nog goed de armoede en de vernederingen herinneren waar we toen mee te maken hadden. Veel mensen zagen geen uitweg meer uit de ellende en dat was koren op de molen van fascistische groepen zoals de NSB. Als het slecht gaat zoeken mensen een schuldige, in feite een zondebok.
Dit terwijl de ware schuldigen niet moeilijk te vinden zijn. Voor de oorlog had je bijvoorbeeld Colijn, die de werklozen via de radio samen met zijn vrouw vertelde hoe je van viskoppen een krachtige soep kon koken. Zo ver gingen de vernederingen. Hetzelfde zie je nu weer ontstaan."
Op school blonk Jan niet echt uit en als 14-jarige ging hij werken als piccolo bij de paternosterlift in het Scheepvaarthuis aan de Prins Hendrikkade. Hij verdiende één gulden in de week. Later kreeg Jan een baan bij de Amstelbrouwerij aan de Mauritskade. "Ik heb nooit een oproep voor militaire dienst gehad, want toen ik bijna aan de beurt was brak de oorlog uit in 1940. In het begin van de bezetting merkte je eigenlijk maar weinig van de Duitsers. Ze gedroegen zich nog vrij normaal, en het leven ging eigenlijk gewoon door. Af en toe vond je de illegale Waarheid of een ander krantje in de bus, maar veel mensen waren bang."
Verzet
Pas toen de jodenvervolging begon, begin 1941, sloeg de vlam in de pan en ontstond er verzet, vooral in Amsterdam. Jan: "Er waren vechtpartijen met de fascisten en aanvallen op joodse eigendommen. Op een zeker moment, nadat WA-wachtmeester Koot was gedood tijdens een vechtpartij op het Waterlooplein die de fascisten zelf hadden uitgelokt, werd de Jodenbuurt afgesloten. Toen er op 22 februari een grote razzia werd gehouden was het geduld van de mensen op."
Die zaterdag werden er honderden joodse mannen opgepakt, naar het Jonas Daniël Meijerplein gedreven en later weggevoerd. Ze werden geschopt en geslagen en maar twee van de 400 mannen keerden na de oorlog terug uit de kampen. De razzia, die op de volgende zondag nog een keer werd herhaald, leidde ertoe dat de illegale CPN besloot om op te roepen tot staken. Op de
Noordermarkt kwamen op maandag 24 februari 300 CPN-leden samen die werden ingezet om het stakingsmanifest te verspreiden en op te plakken.
Staking
Jan had toen nog geen contact met communisten. Het eerste dat hij van de staking hoorde was dat zijn vader, die in de werkverschaffing in Hoogland werkte, op dinsdag 25 februari, terugkwam van het Muiderpoort-station. CPN-leden hadden de mensen opgeroepen niet naar het werk te gaan en de meesten keerden terug naar huis. "Ik ging naar de brouwerij en zag dat er geen trams reden. Bij de brouwerij waren de mensen gewoon naar binnen gegaan. Maar bij de Vollenhove-brouwerij lag alles plat, en de arbeiders kwamen ook bij ons. Iedereen is toen in staking gegaan. Dit gold voor alle brouwerijen in Amsterdam, en binnen enkele uren voor de hele stad."
Met honderden anderen trok Jan naar de Westermarkt waar een bijeenkomst zou worden gehouden. De Duitsers grepen meteen in, na van de eerste schrik van de staking te zijn bekomen. Ze schoten en gooiden met granaten. Jan: "Het voordeel was dat we in de Jordaan waren. Plotseling gingen er overal deuren open, en mensen vluchtten naar binnen. Ik ben een trap opgehold en heb de rest van de middag in het huis waar ik naar binnen kon doorgebracht. Pas tegen de avond ben ik naar huis teruggegaan.
Toch was het een geweldige middag. De stemming op de Westermarkt leek op een bevrijding. Je werd door mensen die je niet kende gegroet en men zong de Internationale. Een onvergetelijk ogenblik."
CPN
Omdat Jan zelf geen contacten met de CPN had was het voor hem niet duidelijk dat de partij achter de staking zat. "Als ik nu terugkijk, kon het ook alleen maar de CPN zijn die zoiets kon organiseren. De leiders van andere politieke stromingen hadden zich teruggetrokken of waren naar de Duitsers overgelopen. Alleen de CPN kwam georganiseerd in verzet. En ook al vóór de Februaristaking was de partij betrokken bij acties in de werkverschaffing en de vrouwendemonstraties tegen de honger."
Op de tweede dag van de staking werd het pas echt grimmig en vielen er ook veel slachtoffers. Jan: "De trams gingen weer rijden met een Duitser met getrokken pistool naast de bestuurder. Vlak bij het Tropen Museum, dat toen nog het Koloniaal Museum heette en was bezet door de Grüne Polizei, stopte een menigte een tram. Ik heb toen nog geholpen om de tram omver te duwen. Ook toen werd er weer geschoten, en we gingen er vandoor."
Vervolging
Door de maatregelen van de bezetter kwam er een einde aan de staking die ook Utrecht, Hilversum, Kennemerland en de Zaanstreek had bereikt. De jodenvervolging, waar het allemaal mee was begonnen, werd keihard doorgezet. Jan: "Meer en meer mensen werden weggehaald. Er werd hulp geboden waar het maar mogelijk was. Maar veel mensen hadden ook angst."
Jan bleef in de brouwerij werken. "Er waren niet zoveel vakbondsleden in ons bedrijf en er waren ook veel wisselingen in het personeel, maar toen Woudenberg, de toenmalige NVV-voorzitter, die met de bezetter collaboreerde, op bezoek kwam werd hij uitgejouwd." De brouwerijen vielen onder de voedingssector en de arbeiders kregen een Ausweis die hen vrijstelde van uitzending naar Duitsland. "Op een dag, eind 1942 of begin '43 moesten we de papieren inleveren, zogenaamd omdat er een stempel op moest. We hebben ze nooit teruggezien. Drie dagen later zaten we in de trein naar Duitsland en waren we dwangarbeiders."
EVC
Ik heb eerst in een vliegtuigmotorenfabriek in Berlijn moeten werken, en later werden we naar de omgeving van Stetin gesleept. Hier moesten we loopgraven aanleggen. Nadat het Russische leger het gebied omsingeld had werden we weer weggebracht. Ik ben toen met een paar anderen ontsnapt en ben uiteindelijk door de Canadezen bevrijd."
Terug in Nederland moest het land opnieuw worden opgebouwd. Jan werd gemeente-arbeider bij de bestrating. "Ik werd lid van de EVC en later ook van de CPN. Toen het EVC werd opgeheven probeerde ik over te stappen naar het NVV. Dit werd een aantal malen geweigerd. Ik zou geen democraat zijn en cellenbouwers wilden ze in het NVV niet hebben. Uiteindelijk werd ik toegelaten door de inzet van mijn collega's. Ik werd toen al snel kaderlid en lid van het Amsterdamse bestuur."
Tijdens de opbouw werd de arbeiders van alles en nog wat beloofd: de situatie van vóór de oorlog zou nooit terugkeren. Jan: "Van die beloften is weinig terechtgekomen. Toen de gemeente-arbeiders uiteindelijk in 1955 in staking gingen werd er hard opgetreden. Men sloot 101 arbeiders uit. Uiteindelijk mochten er een aantal, waaronder ook ik, terugkomen. Van 62 man werd het ontslag niet meer teruggedraaid, waaronder Dirk van Nimwegen, één van de organisatoren van de Februaristaking. Dat was de dank van de Nederlandse overheid."
Herdenking
Jan is nog steeds actief in de ABVAKABO omder meer in het Herdenkings Comité Februaristaking. "Van de ABVAKABO hebben we nu alle medewerking. Met de FNV ligt dit anders. Die heeft geprobeerd het van ons over te nemen. Dit pikten we natuurlijk niet. We blijven ons inzetten en wijzen ook ieder jaar weer op de rol van de CPN in de staking en het verzet."
Voor Jan is de jaarlijkse herdenking van de Februaristaking meer dan alleen het herdenken van de slachtoffers, wat op zich natuurlijk al heel belangrijk is. "Het is ook een waarschuwing, een blijvende vlam van verzet tegen het fascisme. We moeten waakzaam blijven.
Altijd en overal. Wat er nu in Oostenrijk gebeurt is in feite hetzelfde als in Nederland en ook Duitsland vóór de oorlog. De armoede neemt toe door toedoen van de heersende klasse. Mensen die het niet meer zien zitten, trappen dan makkelijk in de val van de fascisten. Laat niemand beweren dat het om proteststemmen gaat, er wordt bewust gekozen. Maar wie daarvoor verantwoordelijk is moet ook duidelijk zijn, de veroorzakers van de armoede en de ellende. Veel mensen zien dat over het hoofd."
Volgens Jan zijn de lessen uit de geschiedenis niet geleerd. "Wat wel opvalt is dat ik steeds meer jonge mensen zie tijdens de herdenking, dat geeft moed. Ik hoop dat het er dit jaar nog veel meer zijn. Die waakzaamheid moeten we overdragen, om een herhaling van de geschiedenis te voorkomen."