Door Jasper Schaaf
Of men nu voor of tegen Marx' ideeën pleit, in veel populair-wetenschappelijke literatuur wordt zijn naam wel een keer genoemd. Marx zelf lezen, gebeurt echter
niet zoveel. De artikelen "Karl Marx, Bekend en onbekend" beogen een bredere kennis van zijn werk en van samenhangende ideeën van Engels, Lenin en anderen.
Joseph Dietzgen
- Wenn ich die ökonomische Last abgeschüttelt habe, werde ich eine
"Dialektik" schreiben. Die rechten Gesetze der Dialektik sind schon im
Hegel enthalten; allerdings in mystischer Form. Es gilt diese Form
abstreifen. -
Karl Marx, brief aan Joseph Dietzgen, 9 mei 1868 (1)
- Um klassenbewußt zu werden, sollen die Arbeiter J. Dietzgen
lesen, sie dürfen dabei aber auch nicht einen Augenblick vergessen, daß
er die Lehre von Marx und Engels, bei denen einzig und allein man
Philosophie studieren kann, nicht immer richtig wiedergibt. -
Wladimir Iljitsch Lenin (2)
Na zijn vroegere werken die uitgebreide filosofische verhandelingen bevatten, schreef Marx voornamelijk slechts terloops over filosofie. Slechts een enkele keer, aan de leerlooier Joseph Dietzgen, beloofde hij een uitgewerkte materialistische dialectiek te schrijven. Marx deed dit uiteindelijk niet. Zijn economisch werk bleef hem maar bezighouden en zijn "Kapital" moest zelfs na Marx' dood door Engels worden afgemaakt.
De naam van de genoemde Dietzgen duikt niet zo vaak op in de werken van Marx, Engels en Lenin. Maar wanneer dat wel gebeurt, is het altijd bij belangrijke vragen.
In het bekende nawoord van de tweede, gewijzigde druk van "Das Kapital" roemt Marx Dietzgen als een voornaam verdediger van zijn sociaal-economische analyse. (3) Op het Haagse congres van de Eerste Internationale noemt Marx Dietzgen "onze filosoof", de filosoof van de arbeiderspartij. (4) Engels geeft later ook al zo'n opmerkelijke karakteristiek aan Dietzgen, namelijk als een zelfstandig herontdekker van de materialistische dialectiek. Engels: "En deze materialistische dialectiek, die sedert jaren ons beste instrument en ons scherpste wapen was, werd merkwaardigerwijs niet slechts door ons, maar bovendien nog onafhankelijk van ons en zelfs van Hegel, nog eens ontdekt door een Duitse arbeider, Joseph Dietzgen." (5)
Bij Lenin speelt naast Marx, Engels en Feuerbach Dietzgens werk een flinke rol in "Materialisme en empiriocriticisme", als verdediging van de marxistische kennistheorie als (dialectisch) materialisme. Lenin onderkent leemten bij Dietzgen en meent enkele fouten in zijn werk te zien, maar waardeert grosso modo zijn inzet als buitengewoon belangrijk. (6) In feite erkent Lenin daarmee Dietzgens invloed in de kennistheoretische discussie van dat moment. (7)
In Nederland komt de naam Dietzgen ook naar voren in een beslissende periode, namelijk die waarin de revolutionaire sociaal-democratie zich vormt en de communistische partij ontstaat. De in die periode belangrijke Anton Pannekoek en Henriëtte Roland Holst schrijven over Dietzgen, en Herman Gorter vertaalt diens eerste hoofdwerk "Het wezen van de menselijke hoofdarbeid". (8)
Conclusie: de filosofie van Joseph Dietzgen speelde op belangrijke momenten een inhoudelijke rol in discussies binnen het marxisme. Een reden hem aan de (relatieve) vergetelheid te ontrukken. Wie was Dietzgen? Voor wie dat wil weten volgt hier een levensschets.
Peter Joseph Dietzgen wordt op 9 december 1828 geboren in Blankenburg in de buurt van Keulen, in een familie van leerlooiers. Hij blijft, trouw aan de familietraditie, het leerlooiersvak beoefenen. Soms schrijft hij handarbeider te zijn, maar tevens is hij eigenaar van verschillende kleinere en voor die tijd middelgrote leerlooierijen. Na de lagere school bezoekt Dietzgen korte tijd de 'Bürgerschule' en een half jaar een 'Lateinschule', maar hij is verder in sterke mate autodidact. Tijdens het werk in de leerlooierij bestudeert hij in de werkplaats Goethe en Schiller, daarnaast economie, socialistische literatuur, de Franse taal en filosofie. Hij leest er werken van Aristoteles, Kant en Fichte. (9) Wat betreft zijn filosofische scholing noemt Dietzgen zichzelf in een brief aan Marx autodidact; zo kenschetst hij althans zijn ideeën over "Das Wesen der menschlichen Kopfarbeit" als "mijn autodidactische gedachten." (10)
Noten
1. Deze levensbeschrijving van Joseph Dietzgen is - afgezien van het
eerste introducerende deel - geheel ontleend aan J. Schaaf, De
dialectisch-materialistische filosofie van Joseph Dietzgen, uitgeverij
Kok Agora Kampen 1993, pp. 17-20.
Het eerste motto, zie K. Marx, F. Engels, Werke (MEW), deel 32,
Dietz Verlag Berlin DDR 1973, p. 547, brief van 9 mei 1868. Dit is het
enige brieffragment dat van de brieven van Marx aan Dietzgen bewaard
gebleven is. Bovenstaand fragment is bewaard gebleven omdat Dietzgen
dit publiceerde in zijn artikel Sozialdemokratische Philosophie,
1876-1877; zie J. Dietzgen, Schriften in drei Banden (DS), deel I,
Akademie Verlag Berlin DDR 1961, p. 342. Dietzgen sprak tegenover Marx
de wens uit dat deze een Dialektik zou schrijven met de filosofische
grondslagen van Marx' denken. Zie DS, deel 3, Berlin 1965, p. 411,
brief van 22 mei/3 juli 1868. In deze derde brief van Dietzgen aan Marx
refereert hij aan Marx' toezegging om een dergelijk werk te schrijven,
echter pas op het moment waarop het werken aan zijn economische studies
achter de rug zou zijn. Dietzgen spreekt in de brief daarom de wens uit
dat Marx zijn werk aan het tweede deel van Das Kapital spoedig klaar
zal hebben. Marx echter schudde zijn "economische last", het
afschrijven van Das Kapital, nooit geheel van zich af.
2. W.I. Lenin, Werke, deel 19, Dietz Verlag Berlin 1977, p. 63. Dit
staat in een artikel in de Prawda van 5 mei 1913 naar aanleiding van de
25e sterfdag van Dietzgen.
3. Zie MEW, deel 23, p. 22.
4. Zie hierover bv.: H.-D.Struning (Hrsg.), "Unser Philosoph" Josef
Dietzgen, Verlag Marxistische Blätter Frankfurt am Main 1980, p. 5.
Marx noemde Dietzgen zo toen hij hem in 1872 voorstelde aan de
deelnemers van het congres te Den Haag van de Internationale
Arbeiterassoziation (IAA), waar Dietzgen gedelegeerde was namens de
Duitse SDAP. Deze partij werd vaak "Eisenacher" partij genoemd, naar de
plaats waar zij was opgericht.
5. F. Engels, Ludwig Feuerbach en het einde van de klassieke Duitse
filosofie, uitgeverij Pegasus, Amsterdam 1973, p. 47. In MEW, deel 21,
p. 293.
6. In Materialisme en empiriocriticisme wordt J. Dietzgen veelvuldig
positief aangehaald. Lenin noemt enkele formuleringen van Dietzgen die
hij als zwak of als verkeerd beschouwt, en wijst erop dat sommigen
juist aanknopen bij deze aspecten van Dietzgens denken. In dat licht
verdedigt Lenin Dietzgen tegen "schandelijke vervalsingen" (zie bv.
Ned. vertaling Materialisme en empiriokriticisme, Moskou z.j., p. 176;
Duitse vertaling W.I. Lenin, Werke, deel 14, Dietz Verlag Berlin 1977,
p. 152) en noemt hem "voor negentiende materialist" (zie resp. N/D pp.
280 en 246). Zie verder ook het motto van voorliggende tekst.
Terzijde: als een van de "vervalsers" van J. Dietzgens werk wordt
Eugen Dietzgen gezien, de oudste zoon van Dietzgen. Deze gaf J.
Dietzgens werk uit, waarbij hij vooral in de daarbij gegeven
commentaren een geheel eigen uitleg inbracht.
7. Zie hierover ook J. Schaaf, De dialectisch-materialistische
filosofie van Joseph Dietzgen, Kampen 1993, hoofdstuk 11.8 over J.
Dietzgens werk en Lenins "Materialisme en empiriocriticisme".
8. Zie o.a. A. Pannekoek, Die Stellung und Bedeutung von J. Dietzgens
philosophischen Arbeiten, inleiding bij J. Dietzgen, Das Wesen der
menschlichen Kopfarbeit, Eine abermalige Kritik der reinen und
praktischen Vernunft, Stuttgart 1903. H. Roland Holst, De philosophie
van Dietzgen en hare beteekenis voor het proletariaat, Rotterdam 1910.
J. Dietzgen Het wezen van den menschelijken hoofdarbeid, vertaling van
H. Gorter, Amsterdam 1903.
9. Zie E. Dietzgen, Josef Dietzgen. Ein Abriß seines Lebens von Eugen
Dietzgen (Abriß), in J. Dietzgen, Sämtliche Schriften, hrsg. v. E.
Dietzgen, 4e druk, Berlin 1930, eerste deel, p. VIII. Zie eveneens
H.-D.Struning, Dietzgens Leben und Wirken in der internationalen
Arbeiterbewegung, in H.-D.Struning (Hrsg. ), "Unser Philosoph" Josef
Dietzgen, Frankfurt am Main 1980, p. 15.
10. Zie DS, deel III, p. 411, brief aan Marx van 22 mei/3 juli 1868.