IWV volhardt in bedrieglijke CAO-voorstellen

Door Jan Ilsink

Op 21 februari hebben kaderleden van bonden van overheidspersoneel bij de provincies unaniem het CAO-onderhandelingsresultaat afgewezen. De werkgeversorganisatie van de provincies is daarna een ultimatum gesteld en de voorbereiding van acties werd ter hand genomen. Sindsdien heeft het personeel in vrijwel alle provincies massaal blijk gegeven achter de CAO-eisen van de bonden te staan.

In de CAO gaat het om loon, seniorenbeleid, verlof en om punten als kinderopvang en loopbaan- en scholingsbeleid, maar de loonparagraaf wordt als toetssteen gezien.

Bonden eisen 3,5 procent voor 2000
In oktober 1999 hebben de bonden de eis geformuleerd van 3,5 procent structurele loonsverbetering vanaf 1 januari 2000 en een structurele eindejaarsuitkering. Deze eis kwam voort uit een verwachte inflatie over 2000 van 2 procent en de wens tot een reële loonsverbetering van 1,5 procent. Inmiddels is gebleken dat deze eis aan de lage kant is. De inflatie over 1999 is 2,2 procent gebleken en de verwachting is dat deze in 2000 minstens even groot zal zijn. Bovendien werd op 1 januari het provinciaal personeel geconfronteerd met een stijging van de ziektekostenpremie met gemiddeld 1 procent. Van de eis van 3,5 procent zal in 2000 dus maximaal nog maar 0,3 procent reële loonsverbetering overblijven, afhankelijk van de werkelijke inflatie. De eindejaarsuitkering zal dus vooral moeten zorgen voor enige inkomensverbetering. En daar zal dan het hele jaar op moet worden gewacht.

IWV weigert tegemoet te komen
Het antwoord van de provinciale werkgeversorganisatie IWV op deze looneis was uiteindelijk op 18 februari een voorstel van 5,5 procent met een looptijd van 20 maanden: 2 procent structurele loonsverhoging vanaf 1 april 2000 en 1 procent eindejaarsuitkering in december 2000, 1,25 procent in april 2001 en 1,25 procent eindejaarsuitkering in december 2001. Hoewel dit bod op het oog in de buurt leek te komen van de eis, blijkt dat in werkelijkheid anders te zijn. Twee procent loonsverhoging vanaf 1 april is feitelijk 1,5 procent over het hele jaar. Bovendien werd een looptijd gepresenteerd van 20 maanden tot 1 augustus 2001. Maar in het voorstel zat nog een eindejaaruitkering in december 2001, dus de feitelijke looptijd zou 24 maanden zijn. Dit bod werd daarom op 21 februari unaniem afgewezen. De acties die hierop volgden hebben op 3 maart tot een nieuw loonbod geleid. Dit bod lijkt eveneens op het oog redelijk: 8 procent in 27 maanden, 2 procent vanaf 1 januari 2000, 1,5 procent eindejaaruitkering in december, 2 procent vanaf april 2001 en 1,25 procent extra (totaal dus 2,75%) eindejaarsuitkering en 1,25 procent vanaf 1 maart 2002. Maar de werkelijkheid is ook hier anders. Het feitelijke loonbod is 3,5 procent voor 2 jaar (2% voor 2000 en 1,5% -2% vanaf 1 april- voor 2001) + eindejaarsuitkeringen. Ook dit bod komt bij nader inzien dus niet in de buurt van de eis 3,5 procent voor 2000 + eindejaarsuitkering!

Onervaren onderhandelaars
Het provinciaal personeel ziet zich door deze gang van zaken gedwongen de acties voort te zetten. Door het bedrieglijk verpakken van het loonbod door de werkgeversorganisatie IWV neemt de actiebereidheid toe en zullen de acties worden verhard. Hier doet zich een consequentie voor van het ingezette beleid om voor elke afzonderlijke overheid eigen CAO's af te sluiten. De bonden krijgen dan te maken met soms relatief onervaren werkgeversonderhandelaars. In het geval van de provincies is dat een gedeputeerde die is gemandateerd door zijn of haar collega's van de andere provincies. Deze vaak kersverse bestuurder is in CAO-onderhandelingen overgeleverd aan de adviezen van professionele staf van de werkgeversorganisatie. Het CAO-conflict bij de provincies verschaft een blik op de gapende kloof tussen de colleges van GS in de verschillende provincies, die worden getroffen door de acties, en de bureaucratie van de werkgeversorganisatie IWV, die in feite de onderhandelingen voert. Dit is gebleken bij acties in de provincie Brabant. Op last van het IWV werden door de provincie de deelnemende ambtenaren geregistreerd om hen voor de actie-uren te korten op het salaris. Na verontwaardigde reacties van het personeel werd deze registratie en korting door het provinciaal bestuur van Brabant teruggedraaid.
Voor een bevredigend CAO-resultaat bij de provincies zal het daarom nodig zijn dat de politieke besturen hun verantwoordelijkheid nemen en de onderhandelingen niet overlaten aan de bureaucratie van de werkgeversorganisatie.