Griekse verkiezingen: de dag
erna
Door
Anna Ioannatou
Op het moment dat
dit artikel geschreven werd, waren er nog geen
diepergaande analyses over de resultaten van de
nationale verkiezingen in Griekenland van 9 april jl.
De resultaten geven echter stof genoeg voor een
eerste benadering. Opvallend is de verdergaande
polarisering van het politieke leven. De beide grote
partijen, de PASOK en de Nea Dimokratía hebben een
flinke winst geboekt vergeleken met de verkiezingen
van september 1996.
Na een nek-aan-nekrace bleek uiteindelijk de PASOK
als winnaar uit de bus te komen met 1 procent
voorsprong op de Nea Dimokratía. Percentages:
respectievelijk 43,8 en 42,8 procent. Dus maar liefst
86,5 procent van het Griekse kiezersvolk heeft
gestemd op de twee grote gevestigde partijen. De
burgerlijke pers heeft het overwegend over deze beide
partijen, alsof er niets anders bestaat.
Kleinere partijen
De 'Democratische en Sociale Beweging' (afgesplitst
van de PASOK, had 9 zetels) komt niet meer terug in
het parlement. De Synaspismos (het woord betekent
'coalitie' een afsplitsing in '91 van de
Communistische Partij met een reformistische lijn)
heeft net de drempel van 3 procent gehaald en komt
dus weer in het parlement met 6 zetels i.p.v. de 10,
die ze hadden. Temidden van deze polarisering, of
liever, dit opleggen van de burgerlijke totalitaire
'democratie', waarbij al wat kleiner is vrijwel werd
weggemaaid, heeft de Communistische Partij (KKE)
standgehouden. De groei bij de Europese verkiezingen
(8,7%) werd niet vastgehouden, het werd nu weer 5,5
procent, hetzelfde als in september 1996. Met behoud
van de 11 parlementszetels die de partij toen in de
wacht sleepte. De eerste commentaren in de
burgerlijke pers benadrukten de stabilisatie van de
communisten in deze verkiezingsslag (al of niet met
bewondering).
Voor KKE uitslag
positief én negatief
De uitslag is voor de KKE zowel negatief als positief
te zien. Positief om bovengenoemde redenen. Negatief,
omdat twee doelstellingen niet in vervulling zijn
gegaan. Aan de ene kant vermindering van de
percentages van beide grote partijen als een soort
'straf' voor hun beleid en aan de andere kant een
stijging van het percentage voor de KKE (vergeleken
altijd bij de vorige landelijke verkiezingen).
De vraag bij de laatste doelstelling is waarom. Op
het eerste gezicht is het vreemd. De laatste jaren
heeft de regeringspolitiek veel verontwaardiging
teweeggebracht bij de bevolking (uitlevering Öcelan,
Joegoslavië; diverse zaken die te maken hebben met
Cyprus, Egeïsche Zee, betrekkingen
Turkije-Griekenland). Een gedeelte van die
verontwaardiging is uiteraard terechtgekomen bij de
traditioneel rechtse Dimokratía, die zich als
'oppositie' profileerde tegen al deze
regeringspraktijken. Maar toch blijkt een ander
gedeelte juist diezelfde regering nog eens extra te
hebben geholpen. We komen de volgende keer nader op
deze vraag terug.