Irak: een economische zijde.

Door Luk Brusselaers

Op 6 augustus was het 10 jaar geleden dat het moordende embargo tegen Irak werd ingesteld. De VS overwegen hernieuwde massale aanvallen en houden de VN onder druk om de sanctie niet te beëindigen. Hoe kwam dat zo? Wat zijn de economische oorzaken? (deel 1)

De ontdekking van olie eind 19de eeuw in het Midden-Oosten heeft de situatie aldaar danig ondersteboven gegooid. De olie werd in de jaren dertig van de 20ste eeuw het strategisch belangrijke element in het Midden-Oosten. Nadat Irak in 1920 zijn onafhankelijkheid tegen de Britse regering had bevochten (Winston Churchill, toen minister van Koloniën, was groot voorstander van het gebruik van gifgassen tegen de, volgens hem ongeciviliseerde, volksstammen), trokken de Britten een lijn in het zand en scheiden sindsdien het grondgebied van Koeweit van Irak. Irak werd daardoor afgesloten van de zee. Zoals tegenwoordig blijkt zijn het vooral de VS die met haar multinationals een stempel zijn gaan drukken op de regio.

Grote economische mogelijkheden

Irak beschikt zelf over grote economische mogelijkheden. Zo beschikt het over een agrarisch potentieel, dankzij het water en de vruchtbare slibafzettingen van de Eufraat en de Tigris. Er is sprake van een voldoende groot bevolkingspotentieel (18 miljoen inwoners). En verder zijn er, maar zeker zo belangrijk, de natuurlijke en omvangrijke oliereserves.

Terwijl de Tigris en de Eufraat enerzijds een sterke kant voor Irak waarborgen, is er hier evenwel ook sprake van een kwetsbare zijde. Zowel Turkije als Syrië hebben in de jaren tachtig met name in de Eufraat een aantal stuwdammen gebouwd, bedoeld voor irrigatie van de eigen landbouw en om energie op te wekken. Speciaal de Eufraat is daardoor voor Irak de meest kwetsbare rivier. De Iraakse economie is daarenboven als gevolg van de door de koloniale machten gecreëerde positie afhankelijk van zijn buurlanden voor zijn buitenlandse handel. En verder, maar zeker zo belangrijk is, dat de groei van de Iraakse economie geheel afhankelijk is, van de inkomsten van één exportproduct, de (ruwe) aardolie. De ruwe aardolie was in 1989 goed voor 98 procent van de waarde van de uitvoer.

Na de Tweede Wereldoorlog is de oliesector een centrale positie in de Iraakse economie gaan innemen. Tijdens de monarchie werd de olie de Iraakse staat ontstolen door de buitenlandse oliemaatschappijen, die zich er toen vanaf maakten met royalty's die niets voorstelden.

Na de revolutie van Qassem en zijn vrije officieren in 1958 werd getracht in die situatie verandering te brengen. Het keerpunt kwam echter pas na de staatsgreep door de Baathpartij in 1968. Met de politieke en logistieke steun van andere OPEC-landen en de voormalige Sovjet-Unie slaagden de Iraakse machtshebbers er in 1972-1973 in om de oliemaatschappijen in Irak te nationaliseren (Iraq National Oil Company). Daardoor kreeg de Iraakse staat vanzelfsprekend veel meer inkomsten.

De besteding van de olie-inkomsten richtte zich op de landbouw, maar het grootste gedeelte ging naar de bouw en de industrie, vooral met nadruk de petrochemie. De overvloedige olie-inkomsten gaven bovendien een enorme impuls aan de groei van de dienstensector. Investeringen in het onderwijs, welzijnssector en de gezondheidszorg. Irak kent vanaf het midden van de jaren zeventig een vrijwel kosteloze gezondheidszorg en gratis onderwijs tot en met de universiteit.

Olievoorraden

Het spreekt voor zich, dat de olievoorraden in Irak voor de westerse mogendheden en hun multinationals het aantrekkingspunt bij uitstek vormden en nog steeds vormen. Irak ontwikkelde zich langzaam maar zeker tot een regionale macht hetgeen als bedreigend werd ervaren door de in het Midden-Oosten actief zijnde mogendheden en hun multinationals, die er hoe dan ook hun winsten en hun belangen willen veilig stellen, ten koste van wat dan ook. Irak is rijk aan olie en wilde de olie-opbrengsten ten goede laten komen aan de eigen bevolking, niet voor de buitenlandse multinationals. Irak kon als enige land in het Midden-Oosten, dankzij zijn economisch en militair potentieel de overheersing door het imperialisme ter discussie stellen. Irak kon, maar kan nog, door zijn onafhankelijke opstelling een gevaarlijk voorbeeld vormen voor de rest van de Arabische wereld, maar ook voor de gehele Derde Wereld.

Het embargo dat ingesteld werd tegen Irak in 1990 heeft reeds een langere voorgeschiedenis, zoals al is gebleken. Op 26 augustus 1987 tekenden Irak en de VS een commerciële, economische en technische samenwerkingsovereenkomst. In 1988 nam het Congres van de VS een onverwachte beslissing tot de economische boycot van Irak. De wet die daarvoor werd aangenomen werd o.a. bekritiseerd door Marshall WE Wiley, voorzitter van het VS-Iraaks zakengenootschap. Deze wet werd eind september 1988 goedgekeurd maar niet geratificeerd door de toenmalige VS-president R. Reagan onder druk van het Amerikaanse bedrijfsleven die toen grote contracten hadden lopen in Irak.

Reeds in april 1990 (dus vóór er sprake was van het uitbreken van de Koeweitcrisis!) werden er door de republikein Berman sancties tegen Irak geopperd, waarin werd gesteld dat Irak moest worden gedwongen tot vernietiging van haar wapens. Deze wet werd later gebruikt als basis voor het opstellen van de economische sancties tegen Irak door de Veiligheidsraad.

Het embargo dat, 10 jaar geleden, tegen Irak werd ingesteld heeft de Iraakse economie teruggebracht op een dieptepunt. Het is wel duidelijk, dat de VS-regering en haar Britse vazal er naar streven, om Irak niet alleen militair maar ook economisch te vernietigen. (wordt vervolgd)