Normaal is het echter niet, dat 'Neues Deutschland' (ND) hem daarvoor ruimte ter beschikking stelt. En al helemaal ongewoon en zelfs schandalig is het, wanneer personen uit de leidende regionen van de PDS lieden die de Duitse Democratische Republiek onwettig willen verklaren, ijverig bijvallen, zoals vooral - maar hij niet alleen! - André Brie. In het beruchte interview met hem door de Berliner Zeitung, d.d. 7 augustus, klonk het ongeveer zo: "De DDR was een staat van 'law-and-order'; tot op de dag van vandaag is dat voor de neonazi's een aanknopingspunt... De communistische beweging heeft uiteindelijk met het aanvaarden van het stalinisme de democratie en emancipatie afgeschud. Al ver vóór 1933 heeft ze concepten nagejaagd, die stoelden op eendere wijze van denken en dezelfde symbolen als die waarop de Nazi-beweging was gebaseerd...
Gezagsgetrouwheid, hiërarchisch denken en een ziekelijke neiging tot harmonisatie van de Oostduitsers zijn een voedingsbodem voor neonazi's. (19)
Ondanks deze boosaardige laster over de revolutionaire partij van de Duitse arbeidersbeweging en de eerste Duitse arbeidersstaat is dit heerschap niet uit de PDS gezet, nee, hij mag haar zelfs nog steeds vertegenwoordigen in het europarlement!
Anders dan de partijtop van de PDS reageren gelukkig veel lezers van ND en kameraden van de PDS wel op de uitlatingen van Brie en Eisenfeld. Ik noem hier alleen - en raad allen, die het nog niet gelezen hebben aan, dit alsnog te doen - de opmerkingen van Victor Grossmann over het pamflet van Eisenfeld (ND van 19 oktober op pagina 16, de pagina met ingekomen stukken) en die van Friedrich Wolff over het gekrakeel rond 3 oktober in ND van 6 oktober, met de titel: "Het 'geluk', een sterke hoop te hebben verloren". Wat kameraad Wolff daarin schreef is zo fantastisch, dat ik het liefst in plaats van mijn lezing alleen zijn brief had voorgedragen. Dat gaat nu eenmaal niet, helaas, maar zijn woorden op het eind, waarin hij ingaat op de 10 stellingen van de PDS-fractie, wil ik jullie niet onthouden. Ze luiden als volgt: "Veel is mij uit het hart gegrepen, maar veel ook mis ik. Ik mis de constatering, dat alle problemen van het kapitalisme onoplosbaar zijn, dat de huidige maatschappij niet tot hervorming in staat is en dat de ondergang van de DDR en van het socialistische kamp een historische nederlaag was in de ontwikkeling van de mensheid. En ik mis het aantonen van de uitweg. Zonder uitweg blijft alleen de catastrofe over. Het doel moet omschreven worden, zonder als en maar. Het wordt socialisme genoemd." En uit de overtuigende argumentatie van Victor Grossmann en de sarcastische vermaning, die hij uitdeelt aan de kwaadsprekers over de DDR, wil ik voor jullie op z'n minst enige zinnen aanhalen.
Nazi's krgen hoge functies in na-oorlogs West-Duitsland
Grossmann schrijft: "Bernd Eisenfeld van het bureau Gauck klaagde enigszins bitter, ...het westen wordt als zondebok gebruikt, als afleiding van de ondergrondse nazi-ideologie in de DDR ... Vast en zeker waren er in de DDR mensen, die door de nazi's waren geïnfecteerd; iedere weldenkende antifascist was daar bezorgd over. De invloed van 12 jaar, met z'n verderfelijke invloed op het volk, was niet zo licht te overwinnen. ... Maar in de DDR zaten nazi's in de gevangenis (waarin ze wachtten op 'wegvluchten' uit het door hen gehate land). In het westen zaten ze heel ergens anders! President toentertijd was Heinrich Lübke, wiens relaties tot nazi's en concentratiekampen meer dan duister waren. Kanselier was Georg Kiesinger, voormalig lid van de NSDAP en contactman tussen het ministerie van Buitenlandse Zaken van von Ribbentrop en het ministerie voor Propaganda van Goebbels. Minister van Defensie was Schröder, lid van de NSDAP (en de SA). Minister van Landbouw Höcherl was toen ook nazi... En dan vooral nog de staatssecretarissen en rechters!" Ik neem hier de gelegenheid te baat eraan te herinneren, dat het de DDR was, die met haar diverse 'bruine', 'zwarte' en 'witte' boeken de invulling van belangrijke en de allerhoogste functies in staat, bedrijfsleven en opinie-industrie in de BRD door voormalige, in die tijd hooggeplaatste, nazi's aantoonde; dat zij daardoor menig heerschap dwong om af te treden en zodoende een, tot nu toe zeer ondergewaardeerde, bijdrage leverde tot een, in ieder geval ten dele, verwijderen van nazi-invloeden uit de leidinggevende kringen van de bondsrepubliek. Nog even een stuk persoonlijke ervaringen van Victor Grossmann: "Ik kwam in de DDR in de jaren '50, als asielzoeker. De decaan van mijn faculteit was een joodse emigrant (Budzislawski); de meeste hoogleraren waren actieve antinazi's. De chef in mijn eerste baan (Uitgeverij 'Volk und Welt') was een joodse emigrant (Czollek), evenals de vrouwelijke hoofdredacteur (Baum). Mijn directe chef had in Spanje gevochten (Peet) en de volgende, bij de radio, was de joodse antinazi Gerhart Eisler.
Natuurlijk heeft Victor Grossmann gelijk: Het uitdrijven van de fascistische ideologie na 12 jaar fascisme en het opvoeden van de DDR-burgers tot een antifascistische houding van binnenuit en tot internationalisme en vriendschap tussen de volkeren was niet eenvoudig; maar het was toch zo succesvol, dat het bij een bezoek aan het buitenland steeds weer gebeurt, dat er wordt gezegd: bij de Duitse toeristen kan men heel goed merken of ze uit West- of Oost-Duitsland komen. Die uit Oost-Duitsland zijn meestal vriendelijk en bescheiden en niet arrogant en verwaand zoals de meeste West-Duitsers. Als buitenlanders bij burgers van de teloorgegane DDR dergelijke vruchten van het zogenaamd slechts 'voorgeschreven antifascisme' nog na 10 jaar van kapitalistische heropvoeding tot met de ellebogen werkende mensen conform de westerse norm kunnen waarnemen, dan mogen wij heel bescheiden toch wel een beetje trots zijn op een dergelijk succes. Maar daarom zien we nog niet over het hoofd, dat onze opvoedkundige invloed in de laatste jaren van de DDR in z'n geheel, maar vooral onder de jeugd, zeer snel kleiner werd. In gelijke mate, waarmee bij ons de officiële berichtgeving steeds verder afstond van de steeds sterker voelbare achteruitgang in het leven van alledag van de mensen, in dezelfde mate gingen geloofwaardigheid en vertrouwen verloren; maar wat wij verloren dat werd gewonnen aan de andere kant - vooral in de CDU van Kohl en de SPD van Brandt, maar ook bij anderen, waaronder ook de demagogen uit het kamp van de neonazi's. Toch: vergelijken we dit met wat er in de BRD op dit gebied sinds decennia normale legaliteit was en zelfs door de staat via verkiezingsgelden aan neonazi-partijen als subsidie werd gegeven, dan was dit allemaal - om het weer eens op z'n nieuw-Duits te zeggen - 'peanuts'. Maar wij ervoeren dat bepaald niet zo; wij beschouwden deze verschijnselen als zeer zorgwekkend, want vreemd en vijandig aan onze maatschappij. Wat door de kwaadsprekers over de DDR en hen, van 'Bild' tot André Brie, die haar willen criminaliseren, als DDR-erfenis wordt weergegeven - de hedendaagse acties en beestachtigheden van meestal jeugdige skinheads en neonazi's, voor zover ze in het gebied van de zogenaamde 'nieuwe landen' plaatsvinden - is je reinste westerse bedenksel, uitgebroed na de 'glorierijke' contrarevolutie van 1989/1990 uit een mengsel van woede over een maatschappij, die hen geen leer- en werkplekken kan geven; van effecten van een, iedere dag getoond, verheerlijken van geweld; van een koers van de staat van het laten uitwoeden van de gewelddadige zucht onder jongeren naar 'actie', namelijk tegen niet-welkome personen, tegen asielzoekers, buitenlanders, joden, daklozen, gehandicapten, linkse 'parasieten' en antifascisten; kortom tegen de zwaksten, de gemarginaliseerden en hen, die kritiek hebben op deze maatschappij en daarom wegens 'bescherming van de grondwet' in de gaten worden gehouden.
19. | De complete tekst van het interview is na te lezen in de editie, die onder meer gewijd is aan het antifascisme-debat, nummer 9 van 2000 van "Mededelingen van het Communistisch Platform, Berlijn", vanaf pag. 31. |
Vertaling: Toos Plug