Op de eerste Landdag in maart 1976 hielden de Arabieren een één-dag-staking tegen het plan tot 'verjoodsing' van Galilea, een plan opgesteld door de Rabin-regering. Bedoeling van de zionistische gevestigde orde met dit plan was om joodse nederzettingen en stadswijken te vestigen over de gehele noordelijke regio van Israël om de meerderheid van Arabische inwoners in aantal te overtreffen. Vanaf zijn ontstaan in 1948 heeft de staat Israël tenminste negen speciale wetten opgelegd om de roof van Arabisch eigendom te 'legaliseren'. Onder deze wetten werd meer dan 75 procent van het Arabische grondgebied onteigend.
Op de eerste 'Landdag' in 1976 hebben Rabins troepen verschillende vreedzame demonstraties van Arabische inwoners uiteengeslagen waarbij zes doden vielen en honderden gewond raakten of in hechtenis genomen werden. In de annalen van de Arabische bevolking van Israël is die dag opgetekend als een dag van verzet tegen de zionistische landroof en de voortdurende schandelijke discriminatie van het Arabische volk. In daaropvolgende jaren is de 30ste maart geworden tot een hoogtepunt van strijd voor een rechtvaardige Israëlisch-Palestijnse vrede en tot een uiting van solidariteit met haar Palestijnse zusters en broeders die lijden onder de Israëlische bezetting. Dit jaar stond de 'Landdag' in het teken van het militante verzet tegen de doorlopende landroof en de joodse politiek van nederzettingen door de Israëlische bezettingsautoriteiten en de strijdkrachten. Palestijnen gingen de straat op, in veel plaatsen optrekkend naar de Israëlische wegversperringen, bedoeld om steden en dorpen van elkaar en van de buitenwereld af te zonderen en te isoleren. Tijdens hun protest gooiden zij keien en brandbommen naar de versterkte wegversperringen, tanks en pantservoertuigen. Zoals gewoonlijk antwoordden de troepen van de bezetter met scherp en met rubberkogels, waarbij zes Palestijnen gedood werden en er bijna 400 gewonden vielen. Zelfs vóór die dag zorgde het Israëlische leger (bijgenaamd het 'Settlers'leger) voor een escalatie van de oorlog tegen het gerechtvaardigde oproer als vergelding voor gedode Israëliërs - bijna uitsluitend militairen of politiepersoneel en koloniale settlers - door Gaza, Ramallah en andere Palestijnse locaties te bestoken met raketten en granaten die dood en verderf veroorzaakten.
In feite zijn deze omgekomen joodse soldaten, settlers en burgers, eveneens slachtoffers van de officiële Israëlische bezettingspolitiek. Het motto, uitgeroepen door een oorlogszuchtige Sharon luidt: "Onze machtige veiligheidstroepen zijn in staat om elk verzet tegen Israël te breken".
Hoe mooi zou het zijn als volgend jaar de Landdag gevierd kon worden als een feestelijk gebeuren vanwege de vestiging van een waarachtige en rechtvaardige vrede tussen Israël en de onafhankelijke Palestijnse staat en vanwege de erkenning van de Arabische bevolking van Israël als een wettelijke minderheidsgroep, die dezelfde rechten geniet als alle Israëlische inwoners.
Bron: Peoples weekly world, Hebron, 7 april 2001. Vertaling: Thomas Janssen.