Strijd voor het socialisme (3)
Door Joop van Esch
Sommigen zullen zich wellicht afvragen of de voedingsbodem aanwezig is om de zaken die we in de eerdere artikelen bespraken ook daadwerkelijk aan te pakken. Deze vraag kan in onze tijd bevestigend worden beantwoord.
Uit talloze onderzoeken blijkt dat de kapitalistische organisaties als een ernstige belemmering worden gevoeld voor de ontwikkeling, zeggenschap en ontplooiingsmogelijkheden van de werknemers. Vastgesteld wordt dat door de opzienbarende ontwikkelingen in wetenschap, technologie en samenleving de werknemer 'volwassen' is geworden. Naast de eisen van een behoorlijke beloning van zijn werk stelt hij eisen aan de aard van zijn werkzaamheden en verlangt hij respect voor zijn persoonlijkheid als volwaardig mens.
Hij wenst zijn capaciteiten te benutten, zich te ontplooien in zijn werk, hij verlangt verantwoordelijkheid te dragen en zelf de beslissingen te nemen waartoe hij de kundigheid bezit. Op basis van zijn kennis verwacht hij als medespeler in de bedrijfsproblemen die hem aangaan te worden gekend en geconsulteerd, hij wenst diepgaande inspraak en medeverantwoordelijkheid.
Uit deze visie op de werknemer wordt de conclusie getrokken dat hij niet gediend is van het 'eigenarengezag' dat deze verlangens blokkeert. Wij kunnen na bijna 90 jaar vaststellen dat alle pogingen om tastbare zeggenschap te krijgen binnen het harmoniemodel volslagen zijn mislukt. De dictatuur van het kapitaal is hiervoor ongevoelig en onkwetsbaar.
Dit leidt tot frustraties en ongeloof in het politieke en vakbondsstreven.
Om de maatschappelijke invloeden in organisaties te kunnen begrijpen is het nodig om definities te geven van enige fundamentele factoren. Dit is mede noodzakelijk om het onderscheid aan het licht te brengen dat bestaat tussen de opvattingen van de bezittende en werkende klasse ten aanzien van de begrippen 'democratie' en 'vrijheid'.
Indien wij dit onderscheid niet ontleden dan ontgaat ons het aanzienlijke bewustwordingsproces dat zich binnen de werkende gemeenschap voltrok en voltrekt. Objectief gezien leidt dit tot het gevreesde sektarisme. Het leidt tot de defaitistische opvatting dat het kapitalisme een onoverwinnelijke oppermacht is die letterlijk alles beheerst wat in de samenleving gebeurt.
Het marxisme gaat uit van de dominantie van kapitalisme in de maatschappijformatie. Hierin voltrekken zich maatschappelijke processen. De hegemonie van het kapitalisme bestaat uit een bureaucratisch stelsel dat slechts in staat is om deze maatschappelijke processen, op bepaalde strategische punten in haar greep te houden. Marx wees er reeds op dat het kapitalisme nu juist niet in staat is om deze maatschappelijke processen, die zijzelf tot ontwikkeling brengt, te omvatten. Indien de arbeidersbeweging zich beperkt tot het constateren van een aantal gevolgen uit de gigantische hoeveelheid gevolgen van het kapitalisme, dan komt men geen 'vlooiensprong' verder, om het met Marx te zeggen.
Samenvattend kunnen wij stellen dat we uit de situatie van passief registreren van willekeurige gevolgen moeten komen naar een situatie van het zoeken, vinden en onderzoeken van de zwakke plekken van de bezittershegemonie en het organiseren van de strijd. Die zwakke plekken zitten in het bolwerk van het kapitalisme: in hun productiebedrijven.
Deze strijd is het fundament van de effectieve strijd in de bovenbouw van de samenleving.
De strijd binnen de bedrijfspoorten is de voorwaarde voor de succesvolle strijd erbuiten en niet andersom.
De indrukwekkende wetenschappelijke en technische omwenteling die zich sinds een halve eeuw voltrekt, introduceert een nieuwe samengestelde arbeidersklasse. Wij kunnen deze niet meer definiëren zoals aan het einde van de 20ste eeuw en het begin van deze eeuw.
Het begrip arbeidersklasse heeft zowel een bredere als diepere betekenis gekregen. Het intellectuele aandeel in de arbeid neemt steeds toe. Het stadium is bereikt waarvan Marx stelde dat om productief te zijn het niet meer nodig is om zelf handwerk te verrichten; het is voldoende als men deel is van het arbeidscollectief.
Hand en hoofdwerk vloeien geleidelijk in elkaar over. Dit geheel is de nieuwe bron van meerwaardevorming. Door deze kwalitatieve verandering is aan de menselijke arbeid een nieuwe dimensie toegevoegd. Dit riep op zijn beurt nieuwe vormen van uitbuiting in het leven voor iedere werknemer die in loondienst staat.
De moderne wetenschap spreekt over drie basisgrootheden in het natuurproces: materie, energie en informatie.
In het begin van de kapitalistische productie lag de nadruk op exploitatie van menselijke energie afgegeven door de spieren. Thans zijn de machines de voornaamste productiekrachten. Hun energie wordt onttrokken aan olie, kolen, aardgas, water en atoomsplitsing. Deze productiekrachten kunnen niet worden ontworpen, onderhouden en bestuurd zonder een omvangrijke stroom informatie die wordt geproduceerd door het menselijk denken binnen het arbeidscollectief. Het denkend handelen en het handelend denken van het gehele arbeidscollectief heeft zich verbijzonderd in hoogontwikkelde organisatievormen.
Het werd een meetbare productiefactor in alle categorieën van het productieproces.
Marx was getuige van de eerste vormen van mechanisering van de productie, men noemt dit stadium wel het tijdperk van de groottechnologie. Dit ging gepaard met een omvangrijke differentiatie van de arbeid in specialismen. Rond 1960 breekt het tijdperk van de fijne technologie aan. De routinematige besturing van de technische systemen wordt overgenomen door computerbesturing. Om de nieuwe productieprocessen te kunnen beheersen is een werkorganisatie vereist met een eigen bestuursvorm die op minstens twee punten fundamenteel verschilt van de klassieke bedrijfsorganisatie.
Zij heeft een veel hoger technisch niveau en zij is maatschappelijk geaard. Dit verschijnsel is van grote betekenis voor de ontleding van de klassenverhoudingen binnen het tegenwoordige bedrijf. Marx heeft in HET KAPITAAL in beginsel een uiterst waardevolle basis gelegd voor deze ontleding als hij stelt:
"De leiding van de kapitalist is niet alleen een uit de aard van het maatschappelijk werkproces voortvloeiende en bij dat proces behorende bijzondere functie, maar het heeft tevens de functie van uitbuiting van een maatschappelijk werkproces, zij wordt derhalve bepaald door de onvermijdelijke tegenspraak tussen de uitbuiter en de grondstof van zijn uitbuiting".
De leiding binnen het maatschappelijk werkproces wordt tegenwoordig werkbesturing genoemd; de functie van uitbuiting in het 'eigenarengezag', hiërarchie. In de tijd van Marx verkeerde de industrie in de pioniersfase. De werkbesturing en hiërarchie waren opgenomen in een enkelvoudige structuur.
Grootvader Philips kon zelf een radio maken. Op grond van deze kennis gaf hij leiding aan het werkproces. Tegelijkertijd oefende hij hiërarchisch gezag uit als functie van uitbuiting.
Zijn kleinzoon oefent uitsluitend gezag uit, van radio's heeft hij geen verstand. De technologische ontwikkeling had tot gevolg dat de kapitalistische bedrijfsorganisatie uiteenviel in twee fundamenteel verschillende organisaties: enerzijds de hiërarchische personele structuur. Hierin is de door Marx genoemde functie van uitbuiting verbijzonderd; anderzijds de dynamische hoogontwikkelde werkorganisatie: de organische organisatie. De culturen van deze organisaties zijn met elkaar in tegenspraak. De hiërarchische structuur is opgebouwd uit verticaal opgestapelde bevelslagen, precies zoals een militaire organisatie.
Het is gebaseerd op ongelijkheid van mensen. De werkorganisatie wordt gekenmerkt door een systeem waar binnen zich talloze besluitvormingsprocessen voltrekken De projectorganisatie is hiervan de grondbouw. Zij is gebaseerd op horizontale samenwerking en zelfregeling van gelijke mensen. De personele organisatie heeft een onmaatschappelijke natuur en de werkorganisatie een maatschappelijke cultuur. De twee organisatievormen verhouden zich als de factor kapitaal tot de factor arbeid.
In het spanningsveld tussen deze twee organisaties zijn nieuwe vormen van klassenstrijd ontstaan. Dit vervult de kapitalisten met grote zorgen. Zij geven miljoenen uit aan bedrijfsadviseurs om door herstructureringen hun greep op de werkorganisatie te handhaven.
Op dit voor de ondernemers onheilspellende breukvlak liggen dus blijkbaar grote mogelijkheden voor de moderne arbeidersklasse om een politiek breekijzer te zetten dat op den duur de hegemonie van de kapitalisten kan breken.
Op dit breukvlak vloeien de uiteenlopende belangen van het hedendaagse arbeidscollectief ineen tot gezamenlijke belangen. Dit verschijnsel verdient grote aandacht. (volgende keer het slot van deze artikelenreeks)