De politieke loopbaan van Berlusconi is onlosmakelijk verbonden met de loge P2. Kopstukken daarvan lokten in de jaren tachtig terreur uit en bereidden een staatsgreep voor. Ze wilden een dictatoriale staat van het fascistische type. Propagande Due zoals de loge voluit heet, werd in de jaren zeventig gesticht door de kapitalist Lucio Gelli, een oudgediende van Mussolini. Gelli werkte samen met de Amerikaanse inlichtingendienst CIA en met Gladio, een geheim Navo-netwerk. Later werd de ledenlijst van P2 bekend. Daarop prijkten de namen van 47 industriëlen, 119 bankiers, 43 generaals, de generale staf van het leger, ministers en ex-ministers, parlementsleden, hoofdredacteuren en magistraten.
Berlusconi kon voor zijn steile opgang rekenen op de financiële steun van de bankiers van P2. Het was ook P2 die Berlusconi naar de media duwde. De hoge heren zijn er immers van overtuigd dat hun doelstellingen echt kans van slagen hebben als ze de media mee hebben. Daarom trok Berlusconi op veroveringstocht. Van de kleine zender Telemilano maakte hij het grote Canale 5. Later kocht hij een meerderheidsparticipatie in Rete quatro en Italia 1. Op dit ogenblik heeft hij een quasi-monopolie in de privé-kanaalzenders. Daarnaast heeft Berlusconi veertig procent van alle kranten en is hij eigenaar van het publiciteitsagentschap Pubitalia.
Berlusconi heeft ook de voorzitterszetel van voetbalclub AC Milaan gekocht. Hij is mede-organisator van de Giro d'Italia en voorzitter van rugby-, volley- en hockeyploegen. Het geheel valt onder de vleugels van de holding Fininvest waarvan de waarde momenteel op 1.200 miljard frank geraamd wordt.
Bij Forza Italia is er geen sprake van een stichtingscongres of de verkiezing (al was het maar formeel) van een directiecomité. Niemand heeft wat dan ook te zeggen over het programma tenzij Berlusconi zelf. Het is de partij van één chef. Het partijprogramma heeft hij niet zelf uitgevonden, het is een trouwe kopie van het programma 'Plan voor een democratische herleving' van P2.
In 1994 trok Berlusconi met Forza Italia naar de stembus. Ook toen deed hij dat in een front met de fascisten van de Nationale Alliantie en de racisten van de Liga Nord. Die laatsten beweren bij hoog en bij laag dat de nazi's nooit een volkerenmoord pleegden op de joden. Ook in 1994 had Berlusconi een hele rij beloftes, voor elk wat wils: minder belastingen, minder vervuiling, een miljoen jobs, meer solidariteit met de uitgeslotenen, meer aandacht voor de gepensioneerden... Bijna 43 procent van de kiezers stemde voor het front van Berlusconi. Eén op de vijf stemde expliciet op Forza Italia en dus voor het grootkapitaal van de holding Fininvest.
Berlusconi had de verkiezingen gewonnen. Hij vormde de eerste na-oorlogse profascistische regering. De Nationale Alliantie kreeg vijf ministerposten waaronder die van vice-premier. De namen van drie ministers kwamen voor op de ledenlijst van P2. De leider van de Nationale Alliantie, Gianfranco Fini verklaarde in het parlement dat het in de grondwet vastgelegde verbod op de partij van Mussolini opgeheven moest worden. Ministers van de Alliantie eisten de 'herbezetting' van de ex-Joegoslavische gebieden Istrië, Dalmatië en de havenstad Fiume (het huidige Rijeka) bij Italië. Homoseksuelen hoorden volgens hen thuis in een concentratiekamp.
De moedige rechter Alessandro Pace zei over Berlusconi: "Niemand is zo verstrikt in het corrupte systeem als hij." Omdat de aantijgingen tegen hem niet ophielden, moest Berlusconi in 1994, na een regeerperiode van 256 dagen ontslag nemen.
Zoals in 1994 heeft hij ook nu een campagne gevoerd waarvan het anticommunisme het belangrijkste ingrediënt was. De Linksdemocraten die zonder aarzelen de Europese Unie in alles steunen en als regeringspartij meededen met de Navo-oorlog tegen Joegoslavië, worden door Berlusconi - in tegenspraak met de waarheid - verweten dat ze 'tegen Europa, de Navo en de Verenigde Staten' zijn.
Als Berlusconi de komende dagen of weken effectief premier wordt, dan krijgt hij ook de controle over de openbare zender RAI. The Financial Times schrijft: "Eén enkele persoon krijgt zo zeggingsmacht over alle zenders van de zesde grootste industriële staat ter wereld."
Toen het in de weken voor de verkiezingen duidelijk werd dat Berlusconi wellicht zou winnen, veranderde een van de grootste kapitalisten van het land, Fiat-baas Giovanni Agnelli, volledig van koers. Tot dan had hij centrum-links gesteund. Maar een paar weken geleden riep hij op voor Berlusconi te stemmen.
In april 1924 won Mussolini de verkiezingen en bevestigde daarmee op 'democratische wijze' zijn al bestaande dictatuur. Toen stonden grootkapitalisten op de lijst van Mussolini zoals Alfano Benni, de voorzitter van het Verbond van Italiaanse Ondernemingen en Gino Olivetti van het gelijknamlige concern. De grootvader van de huidige Fiat-baas werd senator. In 1922 steunde het Vaticaan de machtsgreep van Mussolini. Vandaag krijgt Berlusconi de steun van de Italiaanse kardinaal Ruini.
(*) De Duitse historicus Gerhard Feldbauer publiceerde twee boeken over de recente Italiaanse geschiedenis: 'Van Mussolini tot Fini' en 'De moord op Aldo Moro, de Rode Brigades en de CIA'.