De buitenlandse politiek van de VS leek haar doel te hebben bereikt, maar dit hielp niet de relatie met Cuba te herzien, omdat in werkelijkheid het hoofddoel was om het Castro-regime omver te werpen.
Eerst en vooral, de persoonlijkheid van Fidel Castro heeft de grootste supermacht ter wereld uitgedaagd en heeft gewonnen: hij heeft negen van onze presidenten overleefd en is internationaal geaccepteerd en gerespecteerd. Tijdens de Koude Oorlog konden wij niet geloven dat het mogelijk was om deze steen uit onze schoen te krijgen. Nu denken we dat dit kan, vandaar de politiek van economische druk via de Helms Burton-wet omwille van de democratie en mensenrechten. Maar democratie en mensenrechten kunnen de VS geen bal schelen; die woorden gebruiken ze om de ware redenen te verbergen. Als democratie en mensenrechten hen aan het hart zouden gaan, dan zouden bijvoorbeeld Turkije, Mexico, Peru en Colombia hun vijanden zijn. Cuba is een paradijs vergeleken bij die landen en vergeleken met de meeste landen in de wereld.
Sinds 1985 is er geen geheim van gemaakt dat dissidenten en mensenrechtengroepen in Cuba aangemoedigd en financieel ondersteund worden. Ook dat is in hun belang. De VS financieren niet alle groepen, maar alleen diegene die internationaal goed bekend zijn.
Die dissidenten en mensenrechtengroepen in Cuba - het is maar een handjevol mensen - zijn slechts van belang als zij dienen tot destabilisatie van de regering van Fidel Castro.
Door deze tweevoudige politiek - van economische druk en opkomen voor de mensenrechten - willen de VS komen tot de afzetting van Fidel Castro en tot de installatie van een overgangsregering die met hen sympathiseert, om dan de mensen die aan hun kant staan op belangrijke posten te krijgen en daardoor Cuba weer te kunnen controleren.
Uit: "The Cuba Exile Movement" door Calvo & Declercq.
(*) voorheen hoofd afdeling VS-belangen in Havana. Vertaling Thomas Janssen.