Miljoenen Nederlanders straks zonder huisarts

 

 

Door Jan Cleton

De jarenlange bezuinigingen op onderwijs beginnen op steeds meer vlakken voelbaar te worden. Niet alleen de leerkrachten, de huidige scholieren (en hun ouders) ondervinden de nadelen die daaruit voortgevloeid zijn. Ook de rest van de samenleving wordt steeds meer geconfronteerd met de gevolgen van het beleid dat sinds 1982 (het accoord van Wassenaar) in Nederland optimaal de kans kreeg.

Het collectieve, het sociale, werd sindsdien steeds meer vervangen door 'marktwerking' die zelfregulerend en in het algemeen belang zou zijn. Jarenlang werd de Nederlandse bevolking gebombardeerd met kreten als 'noodzakelijke bezuinigingen', waarbij een sterk beroep gedaan werd op het verantwoordelijkheidsgevoel van degenen die de offers moesten brengen. Onderwijl werd het harmoniemodel gepropageerd, werd klassenstrijd, met praktische steun van de vakbonden, als achterhaald naar de prullenbak verwezen en konden de werkgevers praktisch ongehinderd hun winsten opvoeren. In diezelfde periode begonnen de werkgevers, met behulp van hun handlangers in regering en parlement, met het kortzichtig terugdringen van de indirecte loonkosten. Indirecte loonkosten die voor een groot deel bestaan uit de reproductiekosten van de arbeidskracht: onderwijs en gezondheidszorg, twee factoren die noodzakelijk zijn voor het beschikbaar zijn van nieuwe, cq. vervangende, goed opgeleide en gezonde, arbeidskrachten.

Enerzijds werd er bezuinigd op de loonkosten van de werkers in de zorg en het onderwijs, waardoor zij een grote achterstand opliepen bij de beloning ten opzichte van de werkers in de marktsector, anderzijds werden ook noodzakelijke investeringen uitgesteld. Ook de universiteiten ontkwamen niet aan de bezuinigingswoede. Studentenstops werden ingesteld, met name aan de medische faculteiten. Onvoldoende huisartsen werden opgeleid, ter vervanging en uitbreiding van het huisartsenkorps. Dat had weer tot gevolg dat de bestaande huisartsen, ter bestrijding van de werkdruk, noodgedwongen over moesten gaan tot patiëntenstops.

Terwijl de werkdruk en de praktijkkosten steeds hoger werden, bleef ook bij de huisartsen de vergoeding achter. Door de privatisering van de zorg, moeten zij met de zorgverzekeraars, verantwoordelijk voor de huisartsenhulp, knokken om ieder dubbeltje.

Zorgen om de zorg

Dat Nederland met een groot gezondheidszorgprobleem zit, wordt nu door de acties van zorgpersoneel en huisartsen eindelijk bespreekbaar. De grootte van het probleem kan op termijn teruggedrongen worden door af te dwingen dat de beloning in de zorg marktconform wordt. De personele problemen zullen daarmee niet direct opgelost zijn, maar het zal wel bijdragen aan een betere instroom en minder uitstroom van werkers in de zorg.

Het tekort aan huisartsen zal voorlopig alleen nog maar toenemen. De huisartsen en zorgverzekeraars meldden halverwege deze maand dat tussen de twee en drie miljoen Nederlanders de komende zes jaar zonder eigen huisarts komen te zitten. De eerste hulp van de ziekenhuizen zal dan voor hen een laatste reddingsboei worden. Maar wie werken daar dan nog als de beloning niet beter wordt? Hoeveel personeel zal in de tussentijd 'weggekocht' zijn door privé-klinieken, of de overstap naar beter betaalde beroepen gemaakt hebben?

Ondertussen wordt naarstig gezocht naar noodoplossingen.

Het volgende voorstel van de inspecteur-generaal voor de Gezondheidszorg, J.H. Kingsma, is daar een voorbeeld van.

Volgens Kingsma "moeten zorgverzekeraars een oplossing bieden en meer artsen uit het buitenland proberen te halen. En dan kijk ik vooral naar de landen waar de nieuwe Nederlanders vandaan komen. Ook etnische groepen kloppen aan bij de gezondheidszorg, dan is het zo gek nog niet als ze iemand van de eigen cultuur als arts aantreffen".

Naast het gegeven dat dit ook een vorm van 'brain-drain' is, oftewel misbruik maken van de opleiding die door de bevolking van andere landen betaald is, houdt het ook een groot gevaar in voor deling op etnische gronden van de zorg. Met in het achterhoofd het ontstaan van 'zwarte scholen' is dit soort oplossingen zeker niet aan te bevelen. Het zijn goedkope oplossingen, letterlijk en figuurlijk, in een verkeerde richting.

Zeven dagen per week zorgen

"Het lijkt hier dan wel feest", zegt studente Nadine tijdens een actie van studenten in de gezondheidszorg in Amsterdam op 21 mei, "maar dat is het niet." Nadine zit in het laatste jaar van haar leer-werkopleiding. Officieel één dag leren en vier dagen werken. In de praktijk pakt dat echter anders uit. Nadine is één van de velen die zich uit solidariteit met haar (toekomstige) collega's laat overhalen om meer te draaien. En nadat ze vijf dagen hard gewerkt heeft op de afdeling cardiologie "waarvan ze voor vier dagen een stagevergoeding krijgt-, moet ze in de weekeinden nog aan het werk bij McDonalds. "Studenten in de zorg moeten zeven dagen per week werken, anders redden ze het financieel niet." Ongeveer 6.000 zorgstudenten verkeren in dezelfde situatie. Daarnaast zijn er nog 4.000 zorgstudenten die helemaal geen stagevergoeding krijgen. Hoe al deze studenten, in beide categorieën, onder druk gezet worden qua inzetbaarheid laat zich raden. De studenten in de laatste categorie, zij hoeven slechts 30 procent van hun studietijd aan de stage te besteden, krijgen helemaal geen vergoeding. Toch moeten zij ook keihard werken. Het is opvallend dat zij juist ingeroosterd worden op de dagen dat het ziekenhuis kampt met personeelstekorten. Ze moeten dus gewoon meedraaien op de werkvloer zonder dat daar een vergoeding tegenoverstaat. De begeleiding van beide categorieën stagiairs laat ook veel te wensen over. Onverantwoord, maar begrijpelijk vanuit de positie van de gediplomeerden. Zij hebben zonder die taak al moeite genoeg om het hoofd boven water te houden.