Bijvoorbeeld: het idee dat een Europees leger autonoom is ten opzichte van de NAVO die door de VS gedomineerd wordt. Dit is geen opwelling, maar een conclusie van een analyse en van een denken over Europa dat gebrekkig is en in een verkeerde richting gaat en dat om een nauwgezet en indringend antwoord vraagt. Hetzelfde geldt voor de problemen, verbonden met de uitbreiding van de Europese Unie met de landen van Oost-Europa - een thema van lange discussies en onenigheden binnen de linkse Europese parlementaire groep. Sommige analyses schetsen een idyllisch beeld van het 'Europese model' en van zijn mogelijkheid om voor Oost-Europese kandidaatsleden van de EU een keerpunt te zijn.
Volgens sommige deskundigen hebben deze landen het harde liberalisme en de gevolgen van sociale uitsluiting van de multinationals ervaren en zullen nu door de regelgeving van de EU beschermd worden tegen deze 'bijkomende effecten' van het kapitalistisch model.
Wij willen een aantal belangrijke tegenstrijdigheden benadrukken die voortkomen uit deze redenering. Terwijl zij het karakter van Europa beoordelen als progressief en ook relevant voor de Oost-Europese landen die om toelating vragen, laat de realiteit zien dat de 'Europese Rechtsregels' (voorloper van een Europese grondwet) minder vooruitstrevend zijn in sociaal en democratisch opzicht dan de grondwet van de Italiaanse republiek. Een tweede tegenstelling tussen het beeld, geschetst door de Europese linkervleugel en de werkelijkheid wordt zichtbaar in het feit dat de Europese landen die het meest uitgebreide sociale zekerheidsstelsel hebben (het Scandinavische of Franse model) juist de landen zijn waar het volk en de arbeiders tegen toetreding tot de Europese Monetaire Unie zijn. Het Deense referendum dat toetreding tot de Euro-zone blokkeerde is doodgezwegen, evenals het Noorweegse 'Nee' of de massale oppositie tegen de EU in Zweden die in alle linkse stromingen te merken was.
Daaruit blijkt zonneklaar dat in die landen waar goedkeuring van het Verdrag van Maastricht werd voorgelegd aan een volksraadpleging, dit verdrag óf werd afgewezen (Denemarken, Noorwegen, Ierland) óf met zeer krappe meerderheid werd aanvaard (Frankrijk). Het feit dat in deze landen de arbeidersbeweging van een beter sociaal zekerheidsstelsel dan in de rest van Europa kan profiteren, geeft te denken over het klassenkarakter van het Europese socio-economische model dat op dit moment de boventoon voert. Het is dus wel erg ongeloofwaardig, aan te nemen dat dit model kan gelden als een progressieve regeling voor arbeiders en voor de bevolking van de landen die tot de EU willen toetreden.
De aanval op de pensioenen en uitkeringen en de sociale rechten van arbeiders en werklozen - de eerste agendapunten van de Europese Commissie - toont overduidelijk hoe het financieringskapitaal heerst over de prioriteiten van het Europese socio-economische model. Dit proces van Europese opbouw wordt voltooid met een structureel gebrek aan democratie, geen volksreferendum over de ratificatie van de verdragen van Maastricht en Amsterdam. Over het beroemde rapport aangaande Europese rechten werd binnen twee minuten een discussie gevoerd binnen de top in Nice, de Europese uitvoerende macht is niet onderworpen aan enige vorm van democratische controle. Dit klassenkarakter van het project Europa kan niet langer onderschat worden of beoordeeld vanuit verouderde modellen, omdat wij dan het risico lopen een vervormde en contra-productieve analyse te maken, gezien de ware krachten en de eigenlijke aard van dit project. (wordt vervolgd)
(*)Rapport van het Forum van Turijn, 14-15 juli 2001, vertaling Thomas Janssen.