Als terrorisme reactionisme ontmoet

Door Michael Parenti (*)

 

Toen de, (bijna) verkozen, president George W. Bush in de nadagen van 11 september zijn 'oorlog tegen het terrorisme' aankondigde, lanceerde hij tegelijk een campagne rond andere agendapunten van extreem-rechts.

Hij wil de toch al zwaar gehavende federale sociale diensten verder afbouwen, de sociale zekerheid droogleggen en privatiseren, opnieuw leningen aanmoedigen om de welvarende financiële instellingen nog wat cadeaus te geven, meer repressie tegen de oppositie, en de gigantische budgetten voor het leger en andere delen van de Nationale Veiligheid nog verder opdrijven.

Meer voor oorlog

Bush merkte op dat de aanvallen op het WTC en het Pentagon "een kans boden om Amerika sterker te maken". Terwijl vele conservatieven het hadden over een permanente staat van oorlog, verklaarde de president plechtig "de eerste oorlog van de 21ste eeuw" tegen een niet precieze vijand en gedurende een al even ongedefinieerde periode. Tegelijk werden er verschillende wetten besproken in het Congres die de definitie van terrorisme moeten verbreden zodat zelfs de meest onschuldige vormen van protest wettelijk onder die term kunnen vallen. Het is de agenda van reactionair rechts die op tafel ligt, de oorlog tegen het terrorisme is de dekmantel voor een oorlog tegen binnenlandse dissidenten en tegen de openbare sectoren.

Meegesleept door de patriottische golf, gaf de bende politieke watjes die bekend staat als het Amerikaanse Congres, Bush de macht militaire acties te ondernemen tegen om het even welk land, organisatie of individu, zonder enig bewijs te moeten voorleggen om een aanval te rechtvaardigen. Zoveel grenzeloze en arbitraire macht - in strijd met het internationaal recht, het handvest van de Verenigde Naties en de grondwet van de Verenigde Staten zelf - verandert de (bijna) verkozen president in een absolute monarch, die kan beslissen over leven en dood gelijk waar op onze aardbol. Onnodig te zeggen dat tal van staten deze transformatie van president tot koning van de planeet niet echt enthousiast onthalen.

Onder druk van het huidige front tegen het terrorisme gaan de democratische wetgevers door de knieën voor de militaire uitgaven. Elke oppositie tegen het zogenaamde rakettenschild verdwijnt als sneeuw voor de zon. De wetgevers lijken akkoord te gaan met de 8,3 miljard dollar die het Witte Huis zegt nodig te hebben om het rakettenschild te ontwikkelen en om de ruimte verder te militariseren. Het Congres stapt gedwee mee in het voorstel van Bush om de militaire begroting op te drijven tot 328,9 miljard dollar tegen 2002, zo'n 38,2 miljard dollar meer dan oorspronkelijk was voorzien. Bijkomende fondsen zijn al beloofd voor de staatsveiligheid (onder andere voor de CIA en de FBI).

Vermits nu aangetoond is dat het toch al gigantische defensiebudget niet toereikend was om een groep zelfmoordkapers-met-zakmessen tegen te houden, vinden Bush en het Congres dat ze nog meer geld in het militair-industrieel complex moeten pompen (let wel, het tweede grootste militaire budget is dat van Rusland, 51 miljard dollar. Als we de defensie-uitgaven van de belangrijkste industrielanden bij elkaar tellen, ligt dat nog lager dan wat de VS uitgeven).

En dan moeten we niet uit het oog verliezen dat de Verenigde Staten de grootste leveranciers zijn van het terrorisme in heel de wereld. Ze hebben de laatste tientallen jaren, zelf of via hun handlangers, terreur gezaaid door bombardementen tegen ongewapende burgerbevolkingen, waarbij ze huizen, scholen, ziekenhuizen, kerken, hotels, fabrieken, boerderijen, bruggen en andere burgerdoelwitten vernietigden in Indonesië, Oost-Timor, Congo, Panama, Granada, El Salvador, Guatemala, Angola, Mozambique, Somalië, Irak, Joegoslavië en tal van andere landen. Via de terreur van doodseskaders vernietigden de VS-leiders ook reformistische en democratische bewegingen in tal van landen. Natuurlijk zwijgen de media hierover in alle talen, zodat Bush & Co kunnen blijven paraderen als de kampioenen van vrijheid en vrede.

Reactionair offensief op het thuisfront

Een van de eerste maatregelen van het Witte Huis om het land op voet van oorlog te krijgen tegen het terrorisme, was 1 miljard dollar bezuinigen op de hulp aan misbruikte of verwaarloosde kinderen. Een natie in oorlog heeft immers geen middelen om zich bezig te houden met futiliteiten als kinderen die slaag krijgen. Het Congres stemde daarentegen voor een verhoging van de begroting met 40 miljard dollar, waarvan 20 miljard voor 'herstelinspanningen', grotendeels voor de wederopbouw van het financiële district in New York.

Daarna kwam Bush met zijn noodhulp van 15 miljard dollar voor de luchtvaart, 5 miljard dollar cash en 10 miljard dollar als borg voor leningen, plus de belofte dat er nog miljarden zouden volgen. De luchtvaartsector zat allang vóór de terroristische aanvallen van 11 september in de financiële problemen, deze borgstelling heeft weinig van doen met de strijd tegen het terrorisme en de nationale veiligheid. Om te beginnen zullen de kosten voor meer veiligheid op de luchthavens wellicht gedragen worden door de federale regering. En al bij al zijn het niet het verlies van vier vliegtuigen voor United en American Airlines noch de rechtszaken die families van slachtoffers zullen aanspannen, noch de hogere verzekeringspremies die de hele sector plots insolvabel maken; ze rechtvaardigen dus niet zo'n borgtocht van miljarden dollars.

Het echte verhaal is, dat sinds de deregulering van de industrie, de luchtvaartmaatschappijen veel te veel geld gingen pompen in de sector, zonder te kijken naar wat er terug te verdienen viel. De redenering was dat de winsten vanzelf zouden binnenstromen zodra de rivalen van het veld gedreven waren en ze zelf een grotere hap van de markt zouden binnenhalen. Eens te meer is het de belastingbetaler die, deze keer in naam van de strijd tegen het terrorisme, opdraait voor de teugelloze disfuncties van de economie door toedoen van de vrije markt.

Ondertussen kwamen 80.000 personeelsleden van de luchtvaartsector op straat te staan in de weken na de aanslagen, waaronder ook ticketverkopers, stewards, piloten, mecaniciens en grondpersoneel. Zij zullen geen cent zien van de oogst die de luchtvaartgiganten en aandeelhouders binnenhalen: zo ver reikt het patriottisme niet... Tijdens een debat in de Kamer van volksvertegenwoordigers riep Jay Inslee (democraat, Washington) uit: "Waarom eten de grote honden altijd eerst?" Inslee uitte zijn bezorgdheid om de 20 à 30.000 personeelsleden van Boeing die de laan uit zouden vliegen, zonder enige schadevergoeding voor hun gezin. In dezelfde geest liet de republikeinse senator P. G. Fitzgerald (Illinois) de enige dissidente stem horen tegen de overheidsgaranties: "Het Congres moet oppassen om met zo'n gulle hand de dollars van de belastingbetaler uit te delen aan sectoren die het slecht doen, zonder zich af te vragen wat die belastingbetaler daarvoor terugkrijgt." Het kwam uiteindelijk senator Hillary Clinton (democraat, New York) toe om in naam van de Bush-oorlogsheren uit te leggen waarvoor al dat geld nodig was: "We moeten transport opnieuw gaan zien als een onderdeel van onze landsverdediging." (volgende keer slot)

(*) Michael Parenti is auteur van o.a. "Zwarthemden & Roden. Rationeel fascisme en de omverwerping van het communism" (EPO, 2001).