De antiterroristenhype na 11 september dient om elke oppositie terug te dringen tegen de olieboringen in het natuurpark Arctic National Wildlife Refuge. Onze natie heeft olie nodig, zo horen we (lees: onze oliebedrijven hebben winsten nodig). We moeten niet afhankelijk worden van landen waar er terroristen op de loer liggen, zeggen ze ons. Tegen zulke manipulaties maakt het milieu geen enkele kans.
Op dezelfde manier viel ook de Amerikaanse minister van Handel Zoellick de terroristenhype bij in de campagne van het Witte Huis om onze democratische soevereiniteit ondergeschikt te maken aan instellingen als de Wereldhandelsorganisatie, waar de multinationals de scepter zwaaien. Zoellick bestempelt elk verzet tegen volmachten voor het sluiten van handelsverdragen en tegen de globalisering als steun aan de terroristen. Republikeinse volksvertegenwoordigers vallen hem bij en vinden dat er handelswetten nodig zijn om de globale coalitie tegen het terrorisme te versterken. Dit was echter niet meer dan een opportunistische poging van een kleine groep om de handelsakkoorden in de nationale vlag te wikkelen.
De waarheid is dat precies de handelsakkoorden onze democratische soevereiniteit ondermijnen. Alle openbare diensten en programma's die het monopoliekapitalisme van het grote geld op een of andere manier aan banden leggen, kunnen aan regels onderworpen worden door een handvol, door niemand verkozen industriëlen van de WHO en dergelijke. En niemand verklaart hoe de enorme macht die deze multinationals krijgen om onze wetten en zelfs de grondwet opzij te zetten, ook maar enigszins zal bijdragen tot de strijd tegen het terrorisme.
De afbetalingen van de staatsschuld bedragen jaarlijks zo'n 350 miljard dollar (770 miljard gulden), wat een herverdeling van de inkomens betekent van de werkende belastingbetaler naar de rijke geldschieters. Clinton's twee laatste begrotingen waren de eerste die het jaarlijks tekort wisten weg te werken zodat er een overschot ontstond (onder Clinton krompen de overheidsuitgaven, nvdr). Ook Bush junior beloofde voor zijn eerste begroting een overschot, bijna helemaal ten koste van de sociale zekerheid (door een verlaging van de belastingen, nvdr). Als trouw vertegenwoordiger van de belangen van de financiële wereld gaf hij, net als zijn vader, de voorkeur aan een herverdeling van de inkomens wat een onvermijdelijk gevolg is van een begrotingstekort. De klasse van de geldschieters: superrijke individuen en financiële instellingen, wil dat deze natie schulden maakt bij haar, precies wat ze ook verlangt van alle andere naties.
Voeg daarbij dat de reactionaire vijanden van de sociale zekerheid allang beweren dat de kassen straks leeg zijn en dus beter geprivatiseerd kunnen worden (we moeten het fonds vernietigen om het te redden!). Maar wanneer de sociale zekerheid overschotten blijft voortbrengen, dan vervalt dit argument natuurlijk. Door de kassen van de sociale zekerheid te plunderen - hetzij door privatisering, hetzij door het gat in de begroting nog te doen toenemen - bereikt Bush een hoofddoel van de reactionairen.
Ik denk terug aan die andere president Bush, George de eerste, die begin 1991 nog 93 procent bijval kende, plus een slijmerige resolutie van het Congres dat zijn onfeilbaar leiderschap loofde. Maar een jaar later werd hij roemloos verslagen door een praatzieke gouverneur uit Arkansas. Dus wie gelooft in democratie moet zich niet uit het veld laten slaan, maar blijven overtuigen, organiseren en actie voeren. Het is in elk geval altijd beter tegen de stroom in te zwemmen dan zich te laten meevoeren door de waterval.
(*) Michael Parenti is auteur van o.a. "Zwarthemden & Roden. Rationeel fascisme en de omverwerping van het communism" (EPO, 2001).