Argentinië, of de globalisering in crisis

 

 

Door Bert de Belder

In Argentinië is de crisis onbeheersbaar geworden. De torenhoge buitenlandse schuld en de besparingen opgelegd door het Internationaal Monetair Fonds (IMF) hebben het volk in de grootste ellende gestort. In het land van runderen en graan zijn er steenrijken, die zich vermaken met de andere uitbuiters op de aarde, terwijl miljoenen mensen hongerlijden die het niet langer nemen. Maar wat we hier beweren is natuurlijk ook maar een mening.


Interview met Sergio Ortiz, algemeen secretaris van de Partij van de Bevrijding van Argentinië. (deel 1 van 2)

Volksopstand volgde op acht algemene stakingen en 1.800 wegblokkades

Door Bert De Belder

De Partij van de Bevrijding van Argentinië (1), een marxistisch-leninistische partij, is erg actief in de Argentijnse volksopstand. Algemeen secretaris Sergio Ortiz vond de tijd voor een interview.(2)

Wat zijn de belangrijkste oorzaken van de Argentijnse crisis en van de volksopstand, de zogenaamde 'Argentinazo' (letterlijk: de Argentijnse 'slag' of 'explosie')?

Sergio Ortiz. De grondoorzaak is de politiek van honger en werkloosheid, van voortdurende besparingen en afhankelijkheid. Die werd eerst toegepast door de regering van Carlos Menem (1989-1999) en dan door Fernando De la Rúa (1999-2001).

De economische politiek van de regering had de werkloosheid doen toenemen van 6 tot 18,4 procent. Als je de deeltijdbanen meerekent is meer dan 30 procent van de Argentijnse actieve bevolking werkloos, zo'n 4,5 miljoen mensen. En wie het geluk had zijn job te houden, ontving telkens lagere lonen door de neoliberale maatregelen, de flexibilisering van de arbeid en de neerwaartse loondruk door het 'werklozenleger', dat nog toenam door de privatiseringen. Zeventig procent van de loontrekkenden verdient minder dan 500 peso per maand (tot voor kort was een peso ongeveer een dollar waard), terwijl het bestaansminimum, voor een gezin van vier, 1.500 peso bedraagt.

Deze voortschrijdende sociale afbraak leidde tot honger voor miljoenen mensen. En dat in een land van runderen en graan, met vorig jaar nog een recordoogst van 60 miljoen ton graan. Ondanks al deze besparingen bedroeg de buitenlandse schuld toch nog 147 miljard dollar.

In augustus bereikte de regering een akkoord met het Internationaal Monetair Fonds, op advies van de regering-Bush. Het IMF zou in schijfjes een 'hulp' van 8 miljard dollar 'geven' om de schuld te helpen afbetalen. Maar met de verscherping van de interne crisis en de gebeurtenissen van 11 september, besliste het IMF om de schijf voor december, van 1,26 miljard dollar, in te houden. Daardoor kon het land zijn buitenlandse schuld niet langer aflossen, waarop president De la Rúa en zijn economieminister Cavallo overgingen tot de confiscatie van alle banktegoeden en spaargelden. Dit joeg een verontwaardigde middenklasse de straat op voor een potten- en pannenconcert en voor meer gewelddadige protesten.

Deze protesten kwamen bovenop de revolte van de onderdrukte klassen. Tussen 1997 en 2001 werden 1.858 wegblokkades genoteerd, alle opgericht door werklozen. De laatste twee jaar waren er acht algemene stakingen. Om maar aan te geven dat de Argentinazo van december voorafgegaan werd door een hele periode van opbouw van strijd en politiek bewustzijn, die met sprongen vooruitging bij elke repressie tegen de stakers of de piqueteros (werklozendie de weg blokkeren). Daarbij vielen ook doden: buiten de 31 doden van de Argentinazo in december lieten nog acht anderen het leven in de sociale strijd tijdens de regering De la Rúa.

Kort samengevat: de honger, het verlies aan prestige van de pro-imperialistische regeringen en het geleidelijk groeiend geloof in de eigen kracht en in de massastrijd vormden de voedingsbodem van de opstand.

Hoe spontaan was die opstand? Welke rol speelden de linkse partijen?

Sergio Ortiz. De Argentinazo was de bekroning van de opkomst van een massastrijd die in essentie een spontaan karakter had. Met alles erop en eraan: heldendom van de massa's maar beperkingen in zijn politieke oriëntatie. Dit laatste kan je natuurlijk de massa's niet verwijten. Algemeen gesproken is het de schuld van die organisaties die beweren links te zijn. Die zijn in het merendeel van de gevallen en zeker wat hun leiding betreft, ziek en slapen in hetzelfde bedje als het reformisme, met hun parlementarisme en hun sociaal-democratische neigingen.

Met de snelle opeenvolging van presidenten lijkt het alsof het imperialisme en de nationale bourgeoisie geen uitweg meer vinden uit de Argentijnse crisis.

Sergio Ortiz. Op 20 december werd De la Rúa door het volk verjaagd. Op 2 januari nam Eduardo Duhalde het roer over. In die dertien dagen passeerden zes presidenten de revue: De la Rúa, Ramón Puerta (vice-voorzitter van de Senaat), Adolfo Rodríguez Saá (gouverneur van San Luis), opnieuw Puerta, Eduardo Camaño (voorzitter van de Kamer) en tenslotte Duhalde (senator en voormalig vice-president). Een mooie illustratie van de crisis waarin de grote bourgeoisie zich bevindt, die verbonden is met het imperialisme en sinds het einde van de militaire dictatuur in 1983 ononderbroken aan de macht is.

Deze zwakte van de heersende klassen werd extra blootgelegd door de Argentinazo. De enige die een schijn van burgerlijk nationalisme kon ophouden was Rodríguez Saá, een peronist met een voorgeschiedenis van corruptie en machtsmisbruik. Onder druk van de volksopstand kondigde de man het niet langer aflossen van de buitenlandse schuld af en een plan om een miljoen banen te scheppen in de openbare sector. Hij stelde dat de sociale kwestie de meest prangende was om op te lossen. Op de eerste dag van zijn bewind ontving hij de Moeders van de Plaza de Mayo. Die vroegen hem iedereen vrij te laten die tijdens de opstand was gearresteerd, een vraag waar de president op inging.

Maar zelfs al ging Rodríguez Saá op zijn minst in de richting van het burgerlijk nationalisme, zoals het historisch peronisme (3), toch is het zo dat de tendensen van de grote burgerij in de meerderheid waren binnen zijn peronistische partij en in het parlement. Daarom duurde zijn bewind slechts zeven dagen. Met Duhalde kon de grote burgerij een politieke tegen-coup plegen en de regering heroveren. Ze installeerde een kabinet op brede basis, met alle burgerlijke partijen.

Maar omdat het volk zal blijven vechten, durft niemand er iets op te verwedden dat Duhalde op zijn post kan blijven tot december 2003, wanneer zijn ambtstermijn afloopt.

Deze volksopstand en de instabiliteit zint de Verenigde Staten zeker niet. Bestaat het gevaar van een VS-interventie?

Sergio Ortiz. De politieke interventie van de VS is al een feit. President Bush spoorde Rodríguez Saá aan 'orde te scheppen'. Hij liet Duhalde weten dat de 'hulp' van het Internationaal Monetair Fonds hervat kon worden op voorwaarde dat de schuldaflossing geherprogrammeerd zou worden volgens een 'duurzaam plan'. Met andere woorden, dezelfde politiek als De la Rúa: aflossing van de buitenlandse schuld en een begrotingstekort van nul, tenkoste van besparingen in de sociale uitgaven.

De VS komen ook tussenbeide in militaire zaken. In september hielden ze nog gezamenlijke militaire oefeningen, 'Cabañas II' genaamd, in de provincie Salta. Met duizenden soldaten uit de VS, Argentinië en andere Latijns-Amerikaanse landen. Zulke oefeningen dienen om het Argentijnse leger voor te bereiden op repressie tegen protestacties, opstanden of een plattelandsguerrilla. Maar ook om de verschillende legers van de regio te coördineren met het oog op een interventie in Colombia. Washington heeft de FARC en het ELN van Colombia immers gebrandmerkt als 'terroristen'. Het is mogelijk dat dat etiket uitgebreid wordt tot bepaalde Argentijnse organisaties. Maar wij zouden dat veeleer zien als een onderscheiding, een medaille.

Het Witte Huis is vooral verontrust door de volksstrijd. Het vreest voor de toekomst van de VS-investeringen in de regio. Maar op korte termijn zijn ze ook zeer ongerust over het geruzie tussen de verschillende partijen van het regime. De korte regeerperiode van Rodríguez Saá deed hen al vrezen voor een nieuwe Chávez (de nationalistische president van Venezuela, nvdr). En ook de regering Duhalde voldoet voor de VS niet honderd procent. Want deze sector van de grote burgerij wil afpingelen op de buitenlandse schuld.

Washington is ook ongerust over het feit dat Duhalde eerder pro-Europa is. Als gouverneur van Buenos Aires sloot hij contracten met de Spaanse Banco de Santander. Zijn grootste politieke steun en toeverlaat en huidige gouverneur van Buenos Aires, Carlos Ruckauf, smeedde nauwe banden met de Italiaanse zakenwereld toen hij ambassadeur was in Italië. Een van de monopolies die het meeste te zeggen zal hebben in deze regering, het staalbedrijf Techint, heeft kruisinvesteringen met het Italiaanse Dalmine-Siderca.

De Amerikanen moeten dus vechten op twee fronten tegelijk: met het volk dat zo goed als in opstand is, en op het terrein van de tegenstellingen tussen de imperialistische grootmachten zoals ze te vinden zijn in de regering Duhalde, waar de pro-Amerikaanse strekking minder vertegenwoordigd en verzwakt is.
(volgende keer slot)