Het gedetailleerde artikel in de Amerikaanse krant laat zien, hoe de richting van de strijd in de Amerikaanse regering zich verder toespitst, hoe de oorlog tegen de terreur verder voortgezet zal worden. Derhalve heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken met ex-generaal Colin Powell aan het hoofd, ondersteuning tegen die oorlogsfractie in VS administratie gekregen, die liever vandaag dan morgen hele "staten willen oplossen", zoals de plaatsvervanger van de minister van Defensie, Paul Wolfowitz, onlangs geformuleerd had.
Voor de schietgragen in de VS-regering met voorop de chef van het Pentagon Donald Rumsfeld en zijn vervanger Wolfowitz, de nationale veiligheidsadviseur Condoleezza Rice evenals de bijzondere raadgever voor veiligheidszaken Richard Perle, worden minstens voor een deel de grond, waarop zij tot nu toe in het verleden hun oorlogsplannen tegen Bagdad gerechtvaardigd hadden, onder hun voeten weggehaald.
Verwonderlijk is dat niet, want bij dergelijke kritische situaties in het verleden stemden de taxaties over de situatie van de analytici van de CIA meer overeen met de taxatie van de minister van Buitenlandse Zaken dan met het Pentagon. Anders dan de planners van militaire zaken in het corps diplomatique is het ministerie van Buitenlandse Zaken van de VS op zijn minst bezig met de politieke planning om aan de gecompliceerde samenhang wereldwijd recht te doen. Daarom heeft men in Powell's ministerie allang onderkend, welke immense en duurzame schade de voortzetting van de huidige VS oorlogspolitiek wereldwijd zelfs bij de traditionele met Washington verbonden staten zou veroorzaken.
De directeur van de CIA, George J. Tenet zou op woensdag voor de uitwisseling van de geheime dienst met de Senaat inlichtingen geven over de globale bedreiging van de VS. Reeds voor het begin van zijn verklaring hadden hoge medewerkers van de geheime dienst naar de New York Times opzettelijk de huidige stand van kennis met betrekking tot Irak laten uitlekken. Duidelijk ook met de bedoeling de chef van de geheime dienst op de binnen de organisatie en wellicht met de minister van Buitenlandse Zaken afgesproken lijn vast te pinnen.
Met een beroep op de CIA schreef de New York Times: "Dat het plan om president Bush senior bij gelegenheid van zijn bezoek in 1993 in Koeweit te vermoorden, de laatste terroristische operatie van Irak tegen de VS geweest is."
"Het zogenaamde moordcomplot", zei de CIA, "was tijdig ontdekt." Geen aanslag had plaatsgevonden. Sindsdien is echter de Irakese president Saddam Hoessein uit vrees voor ontdekking niet meer genegen een terreuroperatie tegen de VS in de waagschaal te stellen. De ten gevolge van de terreuraanslag op 11 september wijd verbreide speculatie over een mogelijke verbinding steunend op omvangrijke berichten over een zogenaamd treffen vanvermoedelijke zelfmoordpiloot Mohammed Atta met de Irakese verbindingsofficier Ahmed Khalil Ibrahim Samir al-Ani in Praag, is heel intensief onderzocht door de Amerikaanse geheime dienst.
De meningen over de betekenis van het treffen en of het in samenhang met de aanslag op het Wold Trade Center stond, lijken ongetwijfeld uiteen te lopen. Enige van de door de New York Times geciteerde CIA-medewerkers twijfelen zelfs of dat treffen heeft plaatsgevonden. Maar zelfs als het plaatsgevonden heeft, is het hoogst onwaarschijnlijk dat Irak iets met de aanslag in New York van doen zou hebben. Hoessein zou zo'n hoogst gevaarlijke en gevoelige opdracht nooit aan een officier van de geheime dienst in zo'n lage rang toevertrouwd hebben.