Want de Iraanse regering, onder leiding van de gematigde president Khatami, heeft tegenover Washington al een verbazingwekkende bereidwilligheid tot samenwerking aan de dag gelegd. Al voor de Amerikaanse aanvallen op Afghanistan hadden hoge vertegenwoordigers van de regeringen van beide zijden elkaar ontmoet, waarbij Washington Teheran wilde overhalen om gezamenlijk tegen de Taliban te strijden.
Het uitgangspunt hierbij was dat er drie jaar eerder al bijna een oorlog tussen Iran en Afghanistan was uitgebroken. De regering van het merendeels sjiïtische Iran had al 200.000 gevechtsklare soldaten naar de grens met Afghanistan gestuurd, nadat fanatieke Taliban-strijders een bloedbad onder de sjiïtische Afghaanse minderheid hadden aangericht. De Taliban hadden de Iraanse ambassade bestormd en negen diplomaten vermoord. Daarom moest het, volgens het ministerie van Buitenlandse Zaken in Washington, mogelijk zijn om een gemeenschappelijke basis te vinden voor een ondersteuning door Teheran van de Amerikaanse operaties.
Inderdaad toonden de Iraanse machthebbers zich bereid tot een beperkte samenwerking, b.v. bij het zoeken naar en de redding van neergestorte piloten van de VS. Teheran stond ook toe dat Amerikaanse schepen hun voor Afghanistan bestemde lading in Iraanse havens losten, van waar de goederen per vrachtwagen dwars door Iran naar Afghanistan werden vervoerd.
Een veelomvattende samenwerking of gezamenlijke militaire operaties tegen de Taliban of Al-Qaeda liepen echter stuk op de tegenstand van de in Iran nog altijd zeer sterke fractie, die de VS nog steeds als de 'grote Satan' beschouwt. Toch had één week voordat Bush zijn rede, 'State of the Union' uitsprak de minister van Buitenlandse Zaken Powell de 'constructieve rol' van Iran publiekelijk geprezen.
Het corps diplomatique van het VS-ministerie van Buitenlandse Zaken, dat in elk geval zijn best doet om bij zijn politieke planning te beantwoorden aan de gecompliceerde context van de reëel bestaande wereld, maakte echter geen kans tegen de categorische zwart-wit opstelling van de door geweld bezeten fundamentalisten in de regering Bush. Terwijl Powell Iran nog prees, beschuldigde de veiligheidsadviseur van de president, Condoleezza Rice, op een andere plek in Washington vrijwel gelijktijdig, Iran van terrorisme. Volgens de Washington Post Service verklaarde zij: "De directe ondersteuning van het regionale en globale terrorisme door Iran en zijn agressieve inzet om massavernietigingswapens aan te schaffen, logenstraffen de onmiddellijk na 11 september aan de dag gelegde goede voornemens."
Als reden voor dit hardere standpunt noemt de regering Bush o.a. het door Israël in de Rode Zee opgebrachte, uit Iran afkomstige schip dat volgestouwd was met wapens voor de Palestijnen. Bush had Teheran echter al eerder gewaarschuwd voor pogingen om afbreuk te doen aan de overgangsregering in Kaboel: Teheran zou anders daarvoor door de VS worden bestraft. Zo werd dus ultimatief van Iran geëist dat het zijn traditionele invloed op de sjiïtische stammen langs de gemeenschappelijke grens zou opgeven. Omdat dit tot nu toe niet tot tevredenheid van Washington gebeurde, wordt Teheran er sindsdien van beschuldigd, in Afghanistan bevriende krijgsheren van wapens, geld en materieel te voorzien teneinde hen tegen de centrale regering inKaboel op te hitsen, die aan de VS onderhorig is.
Nog zwaarder weegt echter voor Washington dat, ondanks intensieve inspanningen, de Amerikaanse veiligheidsdiensten al meer dan een maand geleden het spoor van Bin Laden en zijn mensen zijn kwijtgeraakt. Omdat iemand anders voor dit falen verantwoordelijk moet zijn, heeft de Amerikaanse minister van Defensie, Rumsfeld, de regering in Iran als de schuldige aangewezen. Volgens het AFP staat het voor hem vast dat Al-Qaeda in Iran zijn toevluchtsoord heeft gevonden en zijn de VS vastbesloten "alle staten te verhinderen de terroristen hulp te bieden. Daartoe kunnen veel wegen worden bewandeld".
(Vertaling: Corry van Dijk)