"Zij zijn slachtoffers van Albanese terreur in Kosovo, voor en na de komst van burgerlijke en militaire missies", vertelde Ilija Simic van de groep die verantwoordelijk is voor het verzamelen van bewijzen van misdaden tegen de menselijkheid, tijdens een persconferentie. Volgens zijn zeggen werden 1.835 mensen gedood en worden er 1.441 vermist. Daaronder vallen etnische Albanezen die zich verzetten tegen hun landgenoten in de militie van het Kosovo's Bevrijdings Leger of weigerden bij hen ingedeeld te worden.
Een bestuur van de Verenigde Naties en een door de NAVO geleide vredesmissie arriveerden in juni 1999 in de zuidelijke provincie van Servië, nadat de NAVO tussenbeide gekomen was tegen Joegoslavië om ex-president Milosevic te dwingen zijn veiligheidstroepen terug te trekken.
Simic, die het team leidde dat gegevens verzamelde over de voorafgaande drie jaar, zei dat de meerderheid van de Serviërs, Montenegrijnen en andere niet-Albanezen - 1.154 - sindsdien verdwenen zijn.
Het onderzoek resulteerde in een boekwerk van 500 pagina's, waarin 360 samenvattingen van getuigenissen, die verstuurd zijn naar het VN-tribunaal over oorlogsmisdaden in Den Haag.