Sinds enige jaren is het bedrijfsleven betrokken bij het opstellen van de eindtermen (dit zijn de vaardigheden en kennis die een afgestudeerde absoluut moet hebben om een diploma te krijgen) voor het Middelbaar en Hoger onderwijs. Met name voor de VMBO's (de samenvoeging van de oude LBO en MAVO) en MBO is de inbreng van het bedrijfsleven groot. Deze grote inbreng wordt dan gerechtvaardigd met de opmerking dat het VMBO en het MBO er ook zijn voor het opleiden naar de arbeidsmarkt en dus het bedrijfsleven, de publieke sector als mogelijke werkgever is namelijk allang uit beeld. Hoe verhoudt zich dat echter met de kwaliteit?
De eindtermen laten in de praktijk geen enkele ruimte voor afwijkende meningen of eigen interpretaties. Ik geef U een voorbeeld. Dit jaar en het volgende jaar staan bij het vak geschiedenis op HAVO en VWO totalitaire systemen centraal. Het zal U vast niet verbazen dat volgens ons ministerie van Onderwijs het communisme daar ook onder valt. Dat is nog niet zo erg als de docent maar de ruimte zou hebben om uitleg te geven over het onderwerp en zou mogen aangeven dat hij het met het ministerie oneens is. Helaas alles is vastgelegd in eindtermen, een flinke reeks. Zo ben je als docent verplicht uit te leggen waarom Lenin erger was dan Hitler, want dat is de huidige visie van het ministerie en het bedrijfsleven. Ook de leerling mag hier geen eigen mening over hebben. Volgens de door het bedrijfsleven opgestelde eindtermen mag de leerling tijdens toetsen zijn/haar eigen mening namelijk niet geven (althans volgens de toetstermen van de ECABO). U begrijpt nu vast wel waarom ik als docent geschiedenis al enige jaren geleden gestopt ben met het geven van les in mijn eigen vak.
Maar de eindtermen laten nog meer steken vallen. Zoals ik al zei is de invloed van het bedrijfsleven op de MBO's nog veel groter dan op het VMBO, het HAVO of het VWO. Voor de MBO's worden de eindtermen namelijk geheel gemaakt door het bedrijfsleven. Daarbij kiest het bedrijfsleven voor allerlei vaardigheden die voor henzelf van belang zijn. Aan zelfontplooiing komt de leerling niet meer toe. Ik geef U opnieuw een voorbeeld. Veel mensen zullen het met mij eens zijn dat het triest gesteld is met het niveau van algemene kennis van onze jongeren vooral als het jongeren zijn die op een VMBO of MBO zitten. Je zou bijna denken dat de jongeren dommer worden of geen interesse meer hebben in kennis, maar dat is natuurlijk absoluut niet het geval. Het bedrijfsleven heeft echter bepaald dat algemene kennis geen meerwaarde heeft voor potentiële werknemers. Het vak Maatschappelijke en Culturele Vorming is daarom op veel MBO's komen te vervallen (met name bij de afdelingen Techniek). Gevolg is dat er geen vak meer is waar de leerling inzicht kan krijgen in zichzelf, de maatschappij en hoe hij/zij zelf staat in die maatschappij.
Ook met het foutloos schrijven is veel mis. Maar ja, het bedrijfsleven is niet geïnteresseerd in iemand die foutloos kan schrijven want we hebben tegenwoordig computers met spellingscontroles, dat die niet alles eruit halen is alleen maar spijtig. Gevolg, het foutloos schrijven is geen eindterm meer bij het vak Nederlands. In plaats daarvan is het vak Nederlands een kruising geworden tussen zakelijke communicatie en marketing. Hetzelfdegeldt voor de andere talen. Verder worden er alleen nog maar praktijkvakken gegeven zoals sleutelen aan een auto of boekhouden (afhankelijk van de gekozen richting) omdat de leerlingen, volgens het bedrijfsleven, de opleiding anders te saai vinden en dus zouden afhaken. De praktijk leert echter dat er nu meer leerlingen afhaken dan voorheen omdat veel studenten de meerwaarde van een praktijkles zonder docent (de docent is steeds vaker afwezig bij praktijklessen en dient op het MBO eigenlijk alleen nog als vraagbaak en examinator), terecht, niet inzien. Dat kunnen ze thuis immers ook wel.
Natuurlijk willen al die bedrijven graag dat de kwaliteit van het onderwijs ook goed is. Daarom zijn er diverse organisaties opgericht die erop moeten toezien dat de scholen de eindtermen op de juiste manier aanbieden en toetsen. Gebeurt dit niet dan verliest de school zijn erkenning en dus het recht op het uitgeven van rechtsgeldige diploma's.
Nu is er helemaal niets mis met het controleren van de kwaliteit als het dat ook maar was, maar daar zit nu het probleem. Dat is het niet. Ik geef U opnieuw een voorbeeld. De school waar ik werk wordt gecontroleerd door de ECABO. Voor het opstellen van de toetsen heeft de ECABO een hele waslijst aan voorwaarden. Helaas gaan geen van die voorwaarden over de eigenlijke toets zelf, de inhoud dus. Alle voorwaarden hebben betrekking op de papieren rompslomp om de toets heen. Vorig jaar werd er een toets bij ons afgekeurd. Waarom? Niet omdat de toets kwalitatief slecht was, maar omdat er op de toets stond dat het toetsnummer 2 was terwijl dat volgens nummering van de ECABO nummer 1 had moeten zijn. Dat nummer verandert de inhoud van de toets niet, maar was wel reden om de toets af te keuren. De toets zelf is verder niet beoordeeld.
Het probleem is dat de hele waslijst aan voorwaarden het ontwikkelen van een toets tot een enorme taak maakt. Elke toets moet namelijk voorzien zijn van een voorblad, officieel goedgekeurd papier, een toetsformulier, een toetsmatrijs (waarin de docent uitlegt waarom hij denkt dat de toets een bepaalde eindterm afdekt) en een door de studenten ondertekende deelnemerslijst en daarnaast natuurlijk nog de altijd al gebruikelijke antwoordmodellen en goedkeuringen van de examencommissie. Met andere woorden een enorme bureaucratische rompslomp die de kwaliteit van een toets totaal niet verbetert. Sterker nog, doordat je als docent al die dingen nog moet invullen heb je minder tijd om een goede toets te maken. In plaats van betere leidt dit dus tot slechtere toetsen, omdat je minder tijd hebt!
Verarming van het MBO dus. Maar, denk je als docent, dan kan ik in ieder geval de bedrijven toch wel aanspreken op hun eigen verantwoordelijkheid t.a.v. de opleidingen van hun toekomstige werknemers. Stageplaatsen vinden mag dus geen probleem zijn; ze hebben zelf als eindterm bedacht dat studenten 20 procent van hun opleiding aan stage moeten besteden. Maar helaas ook hier geeft het bedrijfsleven niet thuis. Elk jaar wordt het tekort aan stageplaatsen groter. Zelf heb ik 210 leerlingen, hiervan zouden dit jaar 151 op stage moeten. Na veel bellen en bedelen bij bedrijven is het ons gelukt om 50 stageplaatsen te vinden. Ruim 100 leerlingen zijn dus teleurgesteld, want voor hen is er geen stageplaats en dus ook geen mogelijkheid hun opleiding af te ronden. Meestal zijn dat de leerlingen die het het hardst nodig hebben.
Dat is dus de praktijk van de kwaliteitsverbetering van het onderwijs met behulp van het bedrijfsleven. Hoe zou het gaan als het bedrijfsleven straks echt het onderwijs overneemt?