Koloniale marktgewassen verwoestten de bodem, reduceerden grote gebieden tot woestijn en semi-woestijn. Miljoenen hectaren werden weggevaagd, de grond van haar fundamentele voeding berovend.
Exportgewassen zoals katoen, pinda's en tabak, namen grote hoeveelheden voedingsstoffen van de grond in beslag. Na elke jaaroogst werd de grond kaal en onbeschermd achtergelaten wat tot versnelde erosie leidde. Toen meer land voor marktoogsten werd gebruikt, werden kleine boeren meer en meer naar ondergeschikt land gedreven, waar het nauwelijks regent en hun bekwaamheid voor het produceren van voedsel afneemt. Het is deze onfortuinlijke en onvermijdelijke situatie die de schaarste door droogte heeft bevorderd.
Terwijl het beste land voor export-landbouw werd gebruikt ontaardde het milieu en verarmde de plattelandsbevolking. Velen werden gedwongen om op de plantages te gaan werken of trokken naar de steden op zoek naar werk. De eigenaren van de plantages en andere commerciële belanghebbenden ontwikkelden een grote beroepsbevolking die lage lonen betaald kreeg, waardoor ze verzekerd waren van hoge winsten.
Povere regenval en andere milieurisico's zijn inderdaad lastig voor boeren over de hele wereld, zij veroorzaken voedselschaarste. Alhoewel boeren en geestelijke leiders kwetsbaar zijn gemaakt door economische en politieke structuren die velen arm maken en enkelen rijk.
Afrika is niet dichtbevolkt. Er leven 23,7 personen per vierkante kilometer, in Europa 108,6 en 122,9 in Azië. Maar van alle continenten komt Afrika op de laatste plaats wat betreft het gebruik van irrigatie, bemesting en tractoren. Het probleem is niet een tekort aan land, maar een tekort aan geld, opleiding en een passende technologie om het land te ontwikkelen. Afrikanen gebruiken een erg klein percentage van de bodemrijkdommen in de wereld. Bijvoorbeeld: de 600 miljoen tellende bevolking van Afrika (11,3 procent van de wereldbevolking) consumeert net 2,4 procent van 's werelds commerciële energie, terwijl de 260 miljoen tellende bevolking van Amerika (4,9 procent van de wereldbevolking) 25,1 procent consumeert.
Het is waar dat de Afrikaanse bevolkingsgroei, naar schatting 3 procent per jaar, hoger is dan die van elk ander continent.
Maar het is belangrijk, hoe dan ook, voor ons om de werkelijke relatie te begrijpen tussen de geschatte hoge bevolkingsgroei en honger. Hoge bevolkingsgroei veroorzaakt geen honger. Beide zijn eerder logische gevolgen van sociale onrechtvaardigheid. Van de arme meerderheid - vooral vrouwen - is de zekerheid en economische vooruitgang, die noodzakelijk is om de keuze te kunnen maken om minder kinderen te krijgen, afgenomen.
Grote families hebben is een logische reactie op de armoede waaronder de meeste Afrikanen leven. Op de kleine familieboerderijen die het meeste Afrikaanse voedsel produceren, is de samenwerking van het gezin het belangrijkste. Het hoge geboortegetal is gedeeltelijk een antwoord van ouders op de noodzaak voor arbeidskrachten op de boerderij.
's Werelds hoogste kindersterfte, van nul tot vier jaar, leidt in Afrika tot een zelfs groter aantal geboortes ter compensatie. Voor sommige moeders is de belasting van nog een kind grootbrengen onder moeilijke omstandigheden zwaarwegender dan het eventuele voordeel van nog een arbeider in de familie.
Uit gegevens blijkt dat er een nauwe band bestaat tussen een verbeterde levensstandaard en dalende geboortegetallen. Als Afrikaanse ouders er zeker van waren dat hun kinderen zouden overleven, zouden zij het niet nodig vinden er zoveel te maken. Als ouders genoeg konden verdienen met hun arbeid en verzekerd waren van een oudedagsvoorziening, zouden zij in hun eigen belang het aantal geboortes beperken. En als vrouwen de kansen geboden werden om gelijke leden van de samenleving te worden, zouden zij in staat zijn om een beter gebruik van de gezinsplanningstechnologie te maken. De kern is niet dat er teveel mensen zijn, maar teveel ongelijkheid.
Het feit dat beleid gemaakt wordt door mannen, terwijl het meeste voedsel (80 procent) geproduceerd wordt door vrouwen, helpt bovendien de lage prioriteit die gegeven wordt aan voedseloogsten, goed te praten. Het meeste landbouwonderwijs en ontwikkelingshulp is gericht op mannen, vrouwen worden veronachtzaamd. Bijvoorbeeld: landbouwverbeteringsdiensten worden traditiegetrouw door mannelijk personeel geleid, voor mannen. Een recente studie van de Voedsel en Landbouw Organisatie (FAO) constateerde dat slechts minder dan 11 procent van de mensen, werkzaam in de landbouwontwikkeling, vrouwen zijn. (wordt vervolgd)