De Enron-Cheney-Taliban Connectie?

Door Ron Callari

Het Enronschandaal is zo enorm dat het moeilijk te bevatten is. Het is geen gewone financiële ramp, maar meer een puzzel van in elkaar grijpende schandalen, elk op zichzelf al buitensporig. (deel 1)

Er is het Enron Wall Street bedrog, waar de boekhouders met handige goocheltrucs gedurende vier jaar gestadig verlies ombogen in prachtige winst. Er is Enron als omgekeerde Robin Hood, stelend van de eigen werknemers terwijl het topmanagement de miljoenen door de achterdeur versleepte. Er is Enron's 'koningsmaker', Ken Lay, die de frauduleuze weelde gebruikte om verkiezingen te kopen en beleid naar zijn inzicht bij te schaven. En er zijn de Enron doofpotten waarin documenten versnipperd worden en het Witte Huis details verbergt over besprekingen tussen Enron en vice-president Cheney.

Die doofpotten zijn nog een mysterie, welke documenten werden er precies vernietigd, zelfs nadat de onderneming het bankroet afkondigde? Wat verdedigt het Witte Huis zo sterk, dat het de moeite neemt om bevoegdheden van leidinggevenden te herzien en zelfs de eerste rechtszaak van het Congres tegen een president te starten? Zouden de consequenties van vrijgeven van de documenten schadelijker zijn dan ze te vernietigen?

Zou het Grote Geheim zijn dat de topmensen van de regering Bush al in de zomer van 2001 wisten dat het grootste faillissement in de geschiedenis eraan kwam? Of was het dat Enron en het Witte Huis nauw samenwerkten met de Taliban - inclusief Osama bin Laden - tot enkele weken voor de aanvallen van 11 september? Was de Afghanistan-deal een wanhopige laatste poging om Enron uit de nesten te halen? Een tip voor de onderzoekscommissie van het Congres: begin met een onderzoek van het India Akkoord, grondig.

Enron had een investering van 3 miljard dollar in de Dabhol elektriciteitscentrale, nabij Bombay aan India's westkust. Het project begon in 1992, en de met vloeibaar gas aangedreven centrale zou energiehongerig India moeten voorzien van ongeveer eenvijfde van haar energiebehoefte in 1997. Het was een van Enron's grootste ontwikkelingsprojecten ooit (en de grootste afzonderlijke buitenlandse investering in de geschiedenis van India). De onderneming had een belang van 65 procent in Dabhol, de andere partners waren Bechtel, General Electric en de Staats Energie Commissie.

Het addertje onder het gras was echter dat de Indiase consument de energie die geproduceerd moest gaan worden niet kan betalen. De Wereldbank had in het begin al gewaarschuwd dat de energie die geproduceerd ging worden te duur zou zijn, en Enron bewees hun gelijk. De elektriciteit uit die centrale zou 700% duurder zijn dan die uit andere bronnen.

Enron beloofde India dat de Dabhol-energie betaalbaar zou worden zodra de volgende fase van het project voltooid was. Maar om kosten te sparen moest Enron goedkoop gas vinden om de centrale te voorzien. Ze begonnen met het kopen van Nafta en hadden plannen om de centrale om te bouwen zodra vloeibaar gas beschikbaar zou zijn.

Oorspronkelijk was Enron van plan om het vloeibare natuurlijke gas (LNG) uit Qatar te halen, waar Enron een joint-venture was aangegaan met het staatsbedrijf Qatar Gas en Leiding Bedrijf. Sterker nog, het project in Qatar was een van de redenen om de Dabhol-centrale in India te gaan bouwen:ze moesten zeker zijn dat het in Qatar gewonnen gas niet onverkocht bleef. In april 1999 werd dat project gestaakt vanwege de internationale olie- en gasoverschotten. Nu Qatar uit het zicht was, was Enron terug bij af in het zoeken naar een goedkope leverancier van LNG.

Zo komen we bij de Afghaanse connectie

 

Werd de "Great Game" in Afghanistan ooit gespeeld door Tsaren en gedelegeerden op zoek naar toegang tot de warmwaterhavens in de Perzische Golf, vandaag gaat het om het leggen van olie- en gasleidingen vanuit de nog onontgonnen reserves in Midden-Azië. Een regio gedomineerd door de vroegere Sovjet-Unie, met sterke invloeden van Iran en Pakistan. Studies schatten de totale waarde van de olie- en gasreserves in de Centraal Aziatische Republieken in tussen de 3 en 6 miljard dollar.

Wie heeft toegang tot deze enorme plas olie? Op dit moment leiden de enige exportroutes uit het Kaspische bekken door Rusland. Amerikaanse oliemaatschappijen dromen allang van eigen pijpleidingen op routes die hen controle geven over de olie- en gasbronnen van de Kaspische Zee. De Amerikaanse overheid heeft net zo goed een belang bij het domineren van de Centraal Aziatische olie om de afhankelijkheid van de voorraad in de Perzisch/Arabische Golf, die het niet kan controleren, te verminderen. Vandaar dat de Verenigde Staten in een nieuw evenwicht komen in de uitdaging aan de Russische overheersing in een nieuwe versie van "The Great Game".

De aanleg van pijpleidingen voor olie en natuurlijk gas door Afghanistan werd onder de regering Clinton serieus overwogen. In 1996 won Unocal - een van de wereldwijde leiders in de projectontwikkeling van energiebronnen - een concessie om een 1.600 kilometer lange oliepijpleiding te bouwen om de enorme Turkmeense natuurlijke gasvelden in Deletabad te exploiteren. Deze pijpleiding zou zich uitstrekken via Afghanistan en Pakistan, en uitkomen in Multan, nabij de Indiase grens.

Multan was ook het eindpunt van een andere voorgestelde pijpleiding, ditmaal vanuit Iran. Dit project kwam echter nooit van de tekentafels; het zou veel langer (meer dan 2.400 kilometer) en duurder zijn. Alhoewel, de route werd nog serieus in overweging genomen tot in voorjaar 2001, en verhoogde de kansen dat er ergens anders vandaan gas naar Multan zou stromen.

Unocal was niet de enige energiemaatschappij die pijpleidingen aanlegde. In 1997 kondigde Enron aan dat het 1 miljard dollar uit zou geven aan het bouwen en verbeteren van verbindingen tussen de Dabhol-centrale en India's netwerk van gasleidingen. Kijk maar eens op de kaart: als de voorgestelde 650 kilometer verlenging van Multan in Pakistan naar New Delhi in India eenmaal klaar was en je het traject naar Bombay volgt, Bingo! Een overvloedige stroom spotgoedkoop LNG dat de Enron-centrale in India voor decennia of langer kon voorzien.

Behalve de route naar Multan kon een ander voorgesteld traject van de pijpleiding aan de Pakistaanse kust eindigen, waar naar schatting 1 miljoen vaten LNG per dag verscheept konden worden naar markten in Japan en Korea, de grootste consumenten van LNG ter wereld. Voor Enron zat er ook een voordeel aan. Het binnendringen van de Zuid-Aziatische markt, die groot groeipotentieel biedt, kon Enron goed in de wereldmarkt plaatsen en enige compensatie bieden voor hun verliezen op andere markten.

Er was wel een probleem: het leek erop dat de trans-Afghaanse sectie van depijpleiding nooit gebouwd ging worden. Afghanistan werd gecontroleerd door religieuze fanaten die niet wilden meewerken.

Dat brengt ons bij de Taliban

Van 1997 tot laat in augustus 2001 werd er door de Amerikaanse regering onderhandeld met de Taliban, op zoek naar een stabiliserende factor die het Amerikaanse olie-ondernemingen mogelijk moest maken om door te gaan met het project zonder storing. Om dit te bereiken nodigde Unocal in december 1997 een Taliban-delegatie uit om in Texas te onderhandelen over bescherming tijdens de bouw van de pijpleiding. Aan het einde van hun verblijf werden de Afghaanse bezoekers uitgenodigd om kennis te maken met overheidsvertegenwoordigers van de regering Clinton.

Maar in augustus 1998 lieten terroristen, geassocieerd met Osama bin Laden, in twee Amerikaanse ambassades in Oost-Afrika bommen exploderen. Na een paar kruisraketten, afgevuurd op Afghanistan, pochte het Pentagon dat het Bin Laden's terroristennetwerk had vernietigd, en kondigde Unocal aan dat ze hun plannen voor een route door dat land lieten varen.

Maar was dit mogelijkerwijs zeer lucratieve handeltje werkelijk dood?

Niet werkelijk. Hoewel Unocal het grootste aandeel had, bestond het "Centraal Aziatische Gas Pijpleiding" (CentGas) consortium uit nog 6 partners, waaronder Saoedi-Arabië's Delta Olie Maatschappij - de op een na grootste aandeelhouder met 15 procent van de stemmen - en groepen in Japan, Korea, Indonesië, Pakistan en Turkmenistan. Zij beloofden het project voort te zetten, en hadden er grote nationale belangen bij dat de Afghaanse pijpleiding gebouwd zou worden.

De VS keken naar andere opties, en de Handels en Ontwikkelings Commissie gaf opdracht voor een onderzoek naar de haalbaarheid van een onwaarschijnlijke oost-westroute die over de Kaukasus zou gaan om te eindigen in een Turkse haven aan de Middellandse Zee. Het bedrijf dat die studie uitvoerde was Enron. Als die pijpleiding door zou gaan, zou Turkmenistan een overeenkomst tekenen met Bechtel en GE Capital Services, diezelfde Amerikaanse bedrijven waarmee Enron zakenpartner was in de Dabholenergie-centrale.

Welke kant het Centraal-Aziatische gas uiteindelijk ook op zou gaan, Enron zou profiteren. Indien het naar het zuiden zou gaan naar schepen aan de Pakistaanse kust, is het nog maar een paar honderd kilometer over zee naar Dabhol. De reis vanuit de Middellandse Zee zou langer zijn (en dus was het kopen van gas duurder voor Enron), maar het was ook de meest onwaarschijnlijke route. De geschatte kosten waren 1 miljard dollar hoger dan voor de route door Afghanistan, en het uitwerken van de bouwplannen was nog niet eens begonnen. Nee, de enige praktische route voor het gas uit de Kaspische Zee was door Afghanistan en Pakistan naar de grens met India. Het enige dat ontbrak was de politieke wil om het te laten gebeuren.

En zo komen we bij George W. Bush

De jarenlange persoonlijke band van Bush met de voormalige Enron topman Kenneth Lay is nu welbekend, net zoals de genereuze bijdrage van 600.000 dollar voor de verdere ontwikkeling van de politieke carrière van de man die nu het Witte Huis bewoont. Minder bekend is hoe Bush Enron hielp.

Naar verluidt belde Bush in 1988 met de Argentijnse minister van Publieke Werken om er bij hem op aan te dringen Enron een contract te geven van 300 miljoen dollar net nadat zijn vader de verkiezingen won. Rodolfo Terragno herinnert zich dat de jonge Bush zei dat het geven van het contract aanEnron "zeer voordelig zou zijn voor Argentinië en de relaties met de Verenigde Staten." Terragno wist niet of dit bericht nu van het Witte Huis afkomstig was of dat Bush bezig was met een zakelijke deal voor zichzelf.

Hoewel het onwaarschijnlijk lijkt, is het mogelijk dat Terragno gebeld werd door broer Neil Bush, die later een olieboortransactie wou sluiten in Argentinië. Dit was echter de periode dat Lay een vriendschap aanknoopte met George W. Bush en er is geen relatie bekend tussen Neil Bush en Lay. Dat beide broers Bush verdacht zijn spreekt echter boekdelen over de mate van macht die de familie bezit.

Tegen de tijd dat George W. Bush president werd was het Indiaproject in ernstige problemen. De reputatie van Enron als tiran in India was wijdverspreid. De Human Rights Watch gaf een rapport vrij waarin vergrijpen tegen de rechten van de mens als gevolg van protesten tegen het Dabhol energie project werden opgetekend. Vanaf begin 1996 tot eind 1997 werden leidende Indiase milieuactivisten en werknemersverbanden die oppositie tegen het project organiseerden geregeld vastgezet en niet betaald. Een verslag vertelt het vreselijke verhaal van de politie die huizen bestormde van vrouwen in West-India die een grote protestactie tegen Enron's nieuwe LNG-energiecentrale nabij hun vissersdorp hadden geleid. Volgens Amnesty International werden de vrouwen uit hun huizen gesleept en geslagen door beambten die door Enron betaald werden. (wordt vervolgd)


Bron: Albion Monitor, 28 Februari 2002. Ron Callari is freelance schrijver.
Vertaling: Sicco Jan Bier.