Het belangrijkste doel van Bush

Door Jack A. Smith (*)

 

Terwijl president Bush plannen maakt om zijn militaire avonturen uit te breiden naar verschillende andere landen, is het winnen van de zogenaamde oorlog tegen het terrorisme niet zijn voornaamste doel. (deel 1 van 2)

Het is slechts een middel om zijn belangrijkste doelen te bereiken: het terugwinnen van de controle in de Senaat door de GOP (Grand Old Party, koosnaam voor Republikeinse partij, nvdr), een verdere groei van de Republikeinse meerderheid in het Huis van Afgevaardigden, de verkiezing van meer conservatieve gouverneurs aanstaande november en, bovenal, dat hijzelf (Bush) in 2004 weer herkozen wordt.

Oorlogen zijn gunstig voor de partij die op dat moment aan de macht is en er is nog nooit een president afgezet in oorlogstijd. Dit is een belangrijke reden waarom het Witte Huis vanaf het begin heeft benadrukt dat deze vaag omschreven oorlog tegen terrorisme, met een open einde, vele jaren zal duren. Op zijn minst gedurende de droom van Bush, de realisatie van een presidentschap van twee termijnen, wat zijn vader ontnomen is. En dat is ook de reden dat, als de extreme oorlogshaviken in de omgeving van de president dat kunnen arrangeren, er oorlog gevoerd zal worden tegen Irak later dit jaar, met de verkiezingen in zicht.

George Bush heeft in zijn eerste jaar als president een aantal verbluffende overwinningen behaald voor de conservatieven. Zoals de enorme belastingverlaging voor de rijken, het verbreken van het ABM-verdrag (Anti-Ballistic Missile) en het laten sneuvelen van de akkoorden van Kyoto om het broeikaseffect te verminderen. En hij heeft zijn tegenaanval, zogenaamd gericht op een relatief kleine organisatie van fundamentalistische terroristen, kunnen uitvoeren tegen een aantal landen die niet schuldig waren aan betrokkenheid bij de gebeurtenissen op 11 september. Ook heeft hij van het volgzame Congres goedkeuring gekregen voor zijn schandalige verhoging van 48 miljard dollar op de uitgaven van het Pentagon. Terwijl hij bezuinigt op de sociale programma's voor de werkende bevolking.

Nu propageert hij het gebruik van kernwapens tegen landen die zelf geen kernwapens bezitten en lijkt zijn eerste-aanvals-beleid goedgekeurd te zijn, zonder tegenstand van de meegaande Democratische oppositie. Stel je voor wat een conservatieve ideologie zoals die van Bush zou kunnen bewerkstelligen gedurende acht jaar regeren, met zowel de Senaat als het Huis in zijn zak en een angstige meerderheid van het Amerikaanse volk, die hem beschouwen als hun bastion tegen een slechte bende van bebaarde gekken die 'zich ruw een weg banen door onze goudgele graanvelden'.

We blijven sceptisch tegenover komplottheorieën, die medeplichtigheid van de regering suggereren bij de gebeurtenissen op 11 september. Maar objectief gesproken is Osama bin Laden een godsgeschenk geworden voor de ultra-conservatieve zaak in Amerika. Op 10 september strompelde een stuntelende Bush (met een goedkeuringspercentage van net boven de 50 procent, nadat hij met een minderheid van stemmen de ontaarde verkiezingen had gewonnen), naar een falend presidentsschap van één termijn. Op 12 september was Bush de opperbevelhebber met de ijzeren wil, terwijl de hele natie, inclusief vrijwel elke Democratische politicus en alle burgerlijke media, zich verenigde rond de presidentiële vlag, juichend bij elke chauvinistische uitspatting van de regering.

Natuurlijk is Bin Laden de afgelopen tijd afgeschilderd als 'geheimzinnig',door het propagandateam van het Witte Huis. Want de aandacht van het publiek vestigen op zijn voortdurende onwil om gevangen genomen te worden of te sterven (een vervelend trekje dat hij gemeen heeft met de grote meerderheid van de leiding van Al-Queda en het merendeel van het internationale netwerk), zou de opschepperij van Washington over de grote overwinning van het Pentagon op het arme, gehavende Afghanistan ondermijnen.

Tot nu toe heeft geen enkele vooraanstaande Democratische politicus zich uitgesproken tegen de 'oorlog tegen het terrorisme'. De meest extreme kritiek van een top-Democraat met betrekking tot de manier waarop Bush de oorlog voert kwam van Tom Daschle, de leider van de meerderheid in de Senaat, toen hij onlangs het volgende verklaarde: "Ik denk niet dat het iemand ook maar enig goed zou doen als we achteraf bekritiseren wat er tot op heden is gedaan. Ik denk dat dat succesvol geweest is"... "Maar ik denk dat de beoordelaars van toekomstige successen al klaar staan"..."Het is duidelijk, we moeten de (Taliban-leider) Muhammad Omar vinden, we moeten Osama bin Laden vinden, en we moeten andere belangrijke leiders van het Al-Queda-netwerk vinden, anders hebben we gefaald"... "Voordat we verplichtingen aangaan over de inzet van middelen, denk ik dat we een beter inzicht moeten hebben over welke kant het nu uitgaat."

Zelfs deze aarzelende, vage kritiek veroorzaakte een zware verbale represaille van de leider van de Republikeinse vertegenwoordiging in de Senaat, Trennt Lott. Hij ging als volgt tekeer: "Hoe durft Senator Daschle president Bush te bekritiseren terwijl we onze oorlog tegen het terrorisme voeren, en zeker als onze troepen zich op het slagveld bevinden! Hij moet niet proberen ons land te verdelen terwijl we verenigd zijn." En daar heb je de Republikeinse toonzetting voor de tussentijdse verkiezingen, aangenomen dat het Witte Huis erin slaagt om het land in staat van oorlog te houden, zoals gepland. Slechts een handjevol Democratische politici zal een dergelijke retoriek durven te trotseren. (wordt vervolgd)


(*) Mid-Hudson Activist Newsletter op 1 april. Vertaling: J. Bernaven.