De Enron-Cheney-Taliban Connectie?

Door Ron Callari

Het Enronschandaal is zo enorm dat het moeilijk is om het te bevatten. Het is geen gewone financiële ramp, maar meer een puzzel van in elkaar grijpende schandalen, elk op zichzelf al buitensporig. (deel 3 en slot)

Uit alle documentatie blijkt echter dat de relaties gespannen waren. De Taliban eisten van de VS dat ze de Afghaanse infrastructuur zouden herstellen en dat de pijpleiding ook voor eigen gebruik geschikt zou zijn. De Verenigde Staten daarentegen waren alleen geïnteresseerd in een gesloten pijpleiding enkel voor de doorvoer van gas en niet in het wederopbouwen van het land.

Op hun beurt bedreigden de VS de Taliban gedurende de onderhandelingen. De richtlijn "we zullen jullie platgooien met goud of we gooien jullie plat met bommen" werd breed uitgemeten in de pers om de opkomende daadkracht van de VS te onderstrepen.

Tot, ergens eind augustus, blijkbaar de hele zaak misliep

Enron kon nog maar één kaart uitspelen, het verkopen van de Dabhol-centrale voor snel geld, als het kon. Als Enron de vraagprijs van 2,3 miljard dollar kon krijgen zouden ze misschien het bedrijf op kunnen trekken uit de duikvlucht, oftewel bankroet.

Eind augustus leek Lay India te bedreigen in een artikel in de London Financial Times. Hij waarschuwde dat ze de volle prijs voor de centrale verwachtten; ontvingen ze minder, dan zou er een reactie komen: "Er zijn wetten die de regering van Amerika kunnen beletten enige hulp of assistentie te verlenen aan India als ze eigendommen van Amerikaanse bedrijven onteigent." Toen Indiase ambtenaren deze dreigementen "gewelddadige tactieken noemden, claimde een verklaring van Enron dat Lay "slechts refereerde aan Amerikaanse wetten." Lay leek India weer te bedreigen in een brief aan de Premier van 14 september, volhoudend dat de 2,3 miljard dollar redelijk was omdat er een "wettelijke claim" lag van ruim 5 miljard dollar.

Maar het kaartenhuis stortte op dramatische wijze in elkaar op 8 november, toen Enron onthuldde dat het de opbrengsten had overschat met bijna 600 miljoen dollar sinds 1997. Op diezelfde dag waarschuwde een e-mail ("belang: hoog") zonder vermelding van verzender of ontvanger dat "president Bush niet kan praten over Dabhol zoals al aangekondigd." De memo vermeldde ook nog dat Bush' economisch adviseur Lawrence Lindsay ook niet over Enron kon spreken. Lindsey was een adviseur van Enron.

Het einde kwam in december 2001, toen Enron 300 overgebleven medewerkers van de centrale ontsloeg. Enron legde ook een claim neer van 200 miljoen dollar bij de Overseas Private Investment Corporation (een Amerikaanse overheidsdienst, opgericht als een door belastingbetalers betaald verzekeringsfonds voor Amerikaanse bedrijven overzee), in een poging om verliezen van de Dabhol Power Corporation terug te halen.

Op de laatste dag van het jaar stelde president Bush Zalmay Khalilzad aan als zijn speciale afgevaardigde voor Afghanistan. Hij is een voormalig Unocal-adviseur, wiens positie in Afghanistan veranderde met de verandering van Unocal zelf. Toen het erop leek dat de pijpleiding gebouwd ging worden in 1996, adviseerde Khalilzad dat de regering van de VS samen zou werken met gematigde kringen in de Taliban. In 2000 was Unocal inmiddels uit hetproject en adviseerde Khalilzad de Taliban te ondermijnen.

Het is duidelijk dat de "Great Game" weer bezig is, nu de Taliban verdreven zijn. Vandaag is Khalilzad de Speciale Assistent van de President en als lid van de Nationale Veiligheids Raad (NSC) verantwoordelijk voor het opzetten van het post-Taliban "Pro-Unocal"-regime in Afghanistan. Internationale oliemagnaten noemen het project de nieuwe "Zijderoute". Op 8 februari kwamen Afghanistan's interim-president Hamid Karzai en de Pakistaanse president overeen om de plannen voor de trans-Afghaanse route voor Iraans gas te hervatten. De volgende dag liet Turkmenistan doorschemeren te verwachten dat hun trans-Afghaanse route snel gebouwd gaat worden. Het is vrijwel zeker dat ergens vandaan gas naar Multan zal stromen en naar de Dabhol-centrale daarachter.

Voor investeerders moet Dabhol een bittere les zijn. Enron was een bedrijf dat bekend stond om zijn overmoed en wil om te snel veel te willen bereiken. Bovendien ging het los om met de financiële realiteit. Uiteindelijk ondervond Enron dat haar verstrekkende doel niet langer om de elementaire regels van de economie heen kon, of dat het kon rekenen op de spelers die het aan de macht hielpen.

Tot er een volledig onderzoek is geweest zullen er vragen blijven tot hoe ver het team Bush ging om hun vriendjes bij Enron te redden. Vice-president Dick Cheney's weigering om details over zijn april-ontmoeting met Lay vrij te geven is verdacht. Het is al bekend dat Cheney zeven van de acht aanbevelingen van Lay voor het nationale energiebeleid accepteerde; dus wat proberen ze zo halsstarrig geheim te houden?

Wat kan er verdachter zijn dan dat?

Op 22 februari dagvaardde de GAO Cheney, die heeft gezegd dat het Witte Huis naar de rechter zal gaan om het vrijgeven van documenten te bestrijden. (John W. Dean, voormalig lid van Nixon's staf en getuige in het Watergateschandaal, heeft echter al gezegd dat de immuniteit van de president zich niet uitstrekt over de vice-president.) Met de recente ontdekking van een "Dabhol Werk Groep" van de regering Bush, lijkt het erop dat er nog veel meer boven water gaat komen.

Probeert het Witte Huis te verhullen dat het het buitenlandse beleid zowel als haar energiebeleid vorm gaf om Enron te beschermen? Wist de regering Bush dat Enron's instorten al eind augustus plaats zou vinden? Als dat waar is zal het grootste bankroet in de Amerikaanse historie zeer waarschijnlijk verbonden zijn aan het grootste politieke schandaal in de Amerikaanse historie.


Bron: Albion Monitor, 28 Februari 2002. Ron Callari is freelance schrijver. Vertaling: Sicco Jan Bier.