Al met al gaven de bijdragen, in combinatie met het TNO-rapport, een goed overzicht van de fase waarin de WAO-discussie verkeert.
Op deze en de drie volgende pagina's volgt een eerste overzicht van de volgens Manifest relevante delen van de discussie en het TNO-rapport (waar nodig voorzien van commentaar), in het volgende nummer van Manifest de bijdrage van FNV-zijde en een eindconclusie. Ook worden de internetadressen vermeld waarop u de volledige bijdragen en het TNO-rapport kunt lezen.
De WAO zal nog slechts toegankelijk zijn voor diegenen die als gevolg van ziekte en handicap duurzaam niet meer over enige arbeidscapaciteit beschikken. Wel zou deze groep blijvend recht krijgen op een loongerelateerde uitkering, het WAO-hiaat wordt gedicht.
De Sociaal-Economische Raad (SER) is op 22 maart 2002 eveneens met een advies over de WAO gekomen. De voorstellen van de raad sluiten aan op de hoofdlijnen van het rapport van de Adviescommissie en liggen voor een deel in het verlengde daarvan.
Een belangrijk verschil is dat de SER geen tweedeling in de WAO (óf volledig arbeidsongeschikt óf volledig arbeidsgeschikt) voorstelt maar een driedeling.
Werknemers die onvermijdelijk, duurzaam en volledig arbeidsongeschikt (80-100 procent) zijn krijgen blijvend een uitkering van 75% van het laatstverdiende loon.
Werknemers die gedeeltelijk (35 tot 80 procent) arbeidsongeschikt zijn vallen in de eerste twee jaren van ziekte onder de wettelijk verplichte loondoorbetaling. Na afloop daarvan komen zij in aanmerking voor een wettelijke loonaanvulling door een particuliere verzekeraar, mits betrokkene inkomen uit arbeid heeft. Is dat laatste niet het geval dan resteert een WW- of bijstandsuitkering. Werknemers met minder dan 35% arbeidsongeschiktheid hebben geen recht op een uitkering. Voor werkgevers wordt in het voorstel van de SER de premiedifferentiatie (Pemba) afgeschaft.
Half april 2002 werd ook het kabinetsstandpunt inzake de WAO bekend. Het kabinet Kok sloot zich aan bij het advies van de SER, maar bracht enkele belangrijke wijzigingen daarin aan. Zo werden de verhoogde uitkeringen voor de volledig duurzaam arbeidsongeschikten naar 75 procent en de afschaffing van Pemba (vooralsnog) niet door de politiek overgenomen. Ook wilde hetkabinet dat de loonaanvullingsuitkering voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten een publieke uitkering is en niet een particuliere uitkering van verzekeraars. Daarnaast was het kabinet voorstander van een 'partnertoets' waarbij de uitkering op bijstandsniveau wordt gekort als de partner inkomen heeft.
Op dit moment (eind mei) is de WAO onderwerp van gesprek in de kabinetsformatie. Voor CDA en LPF is het SER-advies het uitgangspunt: alleen volledig of bijna volledig arbeidsongeschikten krijgen WAO, de rest aangepast werk of WW. De VVD is tegen de verhoging van de uitkeringen, zoals in het advies staat. De partij vindt daarnaast dat alleen werknemers die ten minste vijf jaar hebben gewerkt WAO mogen krijgen (de referte-eis, nvdr).
Na dit beperkte TNO-overzicht van de verschillende posities die ingenomen worden in de WAO-discussie, die overigens in het rapport verder uitgewerkt zijn, de hoofdkenmerken uit de bijdrage van Ynske Jansen. De volledige tekst is beschikbaar op internet (1)
De genoemde plannen hebben één ding gemeenschappelijk: niet het ontstaan van arbeidsongeschiktheid wordt bestreden, niet het gebrek aan aangepaste arbeidsplaatsen wordt bestreden, maar de inkomenszekerheid van arbeidsongeschikten. De kern van de plannen is namelijk dat het aantal arbeidsongeschikten dat recht heeft op een WAO-uitkering drastisch wordt beperkt. Net als de commissie Donner gunnen ook SER en regering Kok alleen nog een WAO-uitkering aan de zogenaamde 'echte' arbeidsongeschikten. Dat klinkt heel rechtvaardig, maar dat is het niet. Het keurmerk 'echte' arbeidsongeschikte wordt namelijk gebruikt om grote groepen mensen die wel degelijk arbeidsongeschikt zijn uit te sluiten van de WAO.
Om de groep 'erkende echte arbeidsongeschikten' zo klein mogelijk te maken hebben de plannenmakers in vijf stappen een groot deel van de arbeidsongeschikten van de WAO uitgesloten, todat er nog maar heel weinig WAO-gerechtigden zijn overgebleven.
Veel mensen die arbeidsongeschikt zijn geworden door een chronische ziekte zullen hier toch echt niet toe in staat zijn. De beginperiode van een chronische ziekte is namelijk vaak extra zwaar. Behalve de pijn, moeheid en beperkingen die de ziekte met zich meebrengt is er vooral in het begin ook veel onzekerheid:
Een werknemer die chronisch ziek wordt heeft dus veel aandacht en energie nodig voor verwerking en aanpassing. Wanneer hier bij de beoordeling of hij wel genoeg zijn best doet om het werk te hervatten niet genoeg rekening mee wordt gehouden dreigt ontslag, zonder recht op een WAO-uitkering en zonder recht op WW. Met dit ontslag is de eerste groep arbeidsongeschikten al uit de WAO weggewerkt.
Stap twee ter vermindering van het aantal WAO-ers is afschaffing van het recht op een WAO-uitkering voor alle gedeeltelijk arbeidsongeschikten (minder dan 80 procent arbeidsongeschikt). Zij moeten in de eerste twee ziektejaren alles op alles zetten om aan het werk te blijven of te komen, of bij hun eigen werkgever of bij een nieuwe. De eigen werkgever moet hieraan meewerken. Hij mag wel het loon verlagen.
Wanneer deze reïntegratie lukt krijgen werknemers die meer dan 34 procent, oftewel 'substantieel', arbeidsongeschikt zijn een aanvulling op hun loon die ongeveer even hoog is als de huidige WAO-uitkering voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten. Lukt de reïntegratie niet dan is er sprake van werkloosheid en moet een beroep gedaan worden op een WW-uitkering. Wanneer de WW-uitkering afloopt, of je hebt te kort gewerkt om er recht op te hebben, dan is voor gewone werklozen de bijstand het laatste vangnet. Werklozen die meer dan 34 procent arbeidsongeschikt zijn krijgen in dat geval een uitkering op hetzelfde minimumniveau als de bijstand, met arbeidsplicht en dus sollicitatieplicht. Er is één gunstig verschil met de bijstand: eigen vermogen, bijvoorbeeld in een eigen huis, is niet van invloed op het recht op uitkering. De SER stelde nog voor om daarnaast ook geen rekening te houden met het inkomen van een partner, maar dat vond het Kabinet Kok veel te royaal.
Werknemers die minder dan 35 procent, oftewel 'licht', arbeidsongeschikt zijn hebben geen enkel recht op een loonaanvulling als ze werken. Wanneer zij een beroep doen op de bijstand wordt zowel hun vermogen als het inkomen van hun partner meegerekend.
Met deze stap is weer een groep beroofd van de bovenminimale inkomensbescherming die de WAO nu nog biedt. Aangepast werk wordt er niet door gecreëerd.
De demissionaire regering Kok wil bij de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage niet meer kijken naar het oorspronkelijke salaris, maar naar het maximumdagloon, natuurlijk alleen wanneer dat lager is. Dat levert niet meer aangepaste banen, maar wel minder volledig arbeidsongeschikten op. Zo valt er weer een groep buiten de boot van de WAO.
Dus kwam de regering Kok met het lumineuze idee om bij de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage niet alleen meer te kijken naar wat iemand op de reguliere arbeidsmarkt zou kunnen verdienen, maar ook naar wat iemand zou kunnen verdienen in functies voor mensen met een extreem lage productiviteit. Maar waar vind je in hemelsnaam dergelijke functies, waarin geen of weinig eisen aan de productiviteit worden gesteld? Volgens de plannenmakers in gesubsidieerd werk. De ervaring leert echter dat in zogenaamde WIW- en ID- banen wel degelijk eisen aan de productiviteit worden gesteld. Relatief veel mensen die dergelijk werk doen worden zelfs arbeidsongeschikt. Bovendien wil een aantal partijen, waaronder de VVD, de gesubidieerde banen nu juist afschaffen. En wie minder dan 20 uur per week kan werken komt er bij veel sociale werkplaatsen niet eens in. Dit plan is het zoveelste bewijs dat het bij de WAO-plannen in de eerste plaats gaat om bezuinigen op sociale zekerheid en niet om arbeidsongeschikten te helpen aan aangepast werk. Het plan gaat immers niet gepaard met een concreet plan om ook daadwerkelijk functies te creëren waarin geen of zeer lage productiviteitseisen worden gesteld.
De commissie Donner stelde voor om voor de beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid gebruik te maken van standaardprognoses en lijsten met beperkingen per ziekte die er zouden zijn. Ik ben op zoek gegaan naar die lijsten maar die bleken in Nederland helemaal niet te bestaan en ook niet in het buitenland. De commissie Donner bleek een handboek van Amerikaanse verzekeringsconcerns op het oog te hebben. Maar volgens wetenschappers kan dit handboek niet zomaar worden toegepast op de Nederlandse situatie.
De SER kwam er ook achter dat de lijsten niet bestaan. Maar geen nood, een'deskundige' die precies datgene beweert wat in het straatje van de opdrachtgever past is snel gevonden. In dit geval was dat de heer Knepper, vooraanstaand verzekeringsarts bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV, voorheen LISV). Die schudde, niet gehinderd door wetenschappelijke, professionele of morele scrupules, zo een lijstje van ziektes uit zijn mouw die volgens hem in ieder geval niet leiden tot 'echte arbeidsongeschiktheid'. Volgens Knepper zijn dit ME, burn-out, RSI, het post-whiplash-syndroom, bekkeninstabiliteit en fibromyalgie. In 'De Volkskrant' zegt hij hierover:
"Ik zeg niet dat mensen die aan deze kwalen lijden in werkelijkheid niets mankeren. Meestal hebben ze wel een serieus probleem, het is alleen de vraag of dat probleem rechtvaardigt dat ze arbeidsongeschikt zijn. In de regel komt het erop neer dat iemand gewoon overspannen is.' Even verder zegt hij: "Ik ben eens bij zo'n lezing van een patiëntenvereniging geweest waar kerngezonde vrouwen in rolstoelen slachtoffer zaten te wezen, moeizaam een kopje koffie optillend, de mannen zorgzaam ernaast." ('Het Volkskrant magazine' 20 april 2002). Tot zover voorlopig de wijsheid van de heer Knepper.
We weten zo langzamerhand wel dat als het over de WAO gaat het onbenul bij veel politici en journalisten regeert, helaas. Maar iemand met de opleiding, ervaring en toegang tot informatie die de heer Knepper heeft moet wel een heel sterke gedrevenheid kennen om dergelijke botte en domme ideeën te propageren. Zijn motief? Dat lijkt me voer voor psychiaters! Waar ik zo verschrikkelijk boos en bedroefd om kan worden is dat dergelijke ongefundeerde vooroordelen er bij de SER blijkbaar zijn ingegaan als koek.
Van de voorzitter van de SER, de CDA-er Wijffels kon je dat trouwens wel verwachten. In het mei-nummer van 'Opzij' onthult hij dat hij zelf geen WAO-ers kent. "In dat soort circuits vertoef ik niet; in mijn hele familie- en kennissenkring komt het niet voor", aldus Wijffels. Hij denkt dat dat niet komt doordat de mensen waar hij mee omgaat gezonder zijn, maar gewoon doordat ze weerbaarder zijn (Opzij, mei 2002).
Ik kan u op grond van eigen ervaring verzekeren dat weerbaarheid helaas geen bescherming biedt tegen ziekte en arbeidsongeschiktheid. Wijffels' afkeer van, zoals hij het noemt 'circuits' van chronisch zieken en arbeidsongeschikten is blijkbaar zo sterk dat hij vandaag hier niet aanwezig wilde zijn.
Ik ben zelf vakbondslid vanaf het moment dat ik ben gaan werken en ik ben vooral woedend op de vakbondsvertegenwoordigers binnen de SER. Van hen had je toch minstens een kritische opstelling mogen verwachten, in het belang van de huidige en toekomstige arbeidsongeschikten. Maar nee, ze zijn meegegaan met de stemmingmakerij van mensen als Knepper. Met het steunen van het SER-advies heeft de vakbeweging naar mijn mening een grote fout gemaakt, die leidt tot een verwijdering van de mensen waar ze juist voor op zouden moeten komen.
Investeren in het ontwikkelen van dergelijke lijsten is zinloos. Het is niet voor niets dat dergelijke gegevens tot nu toe geen rol spelen bij WAO-keuringen. Op het eerste gezicht mag het misschien heel objectief lijken om uit te gaan van statistieken over de ernst en duur van ziektes en beperkingen. Maar dit is een schijnobjectiviteit, die ten koste gaat van derechtvaardigheid en professionaliteit.
Daarvoor wil ik drie argumenten noemen.
Het tweede argument tegen een witte lijst is dat een beoordeling die gebaseerd is op diagnoses en statistieken in plaats van op het werkelijke ziekteverloop en de werkelijke beperkingen van het individu vaak de plank misslaan. Daar helpen geen handboeken van Amerikaanse commerciële verzekeraars bij. Vreemd trouwens dat het Nederlandse handboek 'Arbeid en belastbaarheid' onder redactie van professor Willems (overigens de enige hoogleraar verzekeringsgeneeskunde in Nederland) bij de plannenmakers niet bekend was. Of kenden ze het wel maar kwam de inhoud hen niet zo goed uit?
Dat waren twee argumenten tegen een witte lijst. Het derde argument vind ik het belangrijkste. En dat is dat het verschrikkelijk onrechtvaardig is dat iemand met een ziekte die niet op die witte lijst staat vrijwel zeker wordt uitgesloten van een arbeidsongeschiktheidsuitkering, hoe ziek en gehandicapt hij ook is. Zelfs wie erkend volledig arbeidsongeschikt is en na vijf jaar kan aantonen dat de arbeidsongeschiktheid nog steeds voortbestaat heeft geen recht om alsnog een WAO-uitkering aan te vragen als zijn ziekte niet op de witte lijst staat. Dit is naar mijn mening wel het meest a-sociale onderdeel van de WAO-plannen: mensen die door ziekte of gebreken niet kunnen werken tot levenslange armoede veroordelen.
Maar het blijft niet bij een witte lijst. De demissionaire regering Kok heeft het idee van de witte lijst met ziektes die wel recht geven op een WAO-uitkering overgenomen en stelt dat het UWV, het instituut van de heer Knepper dus, dit verder uit moet werken. Dat kan wel even duren maar geen nood, een zwarte lijst van ziektes die in ieder geval geen recht geven op een WAO-uitkering kan en moet er al op korte termijn komen.
Nog voordat de deskundigen zijn aangewezen en hun werk hebben gedaan weet de SER, in navolging van Knepper, namelijk al precies te rapporteren welke psychische en lichamelijke ziektes niet tot 'echte' arbeidsongeschiktheid leiden, namelijk aanpassingstoornissen zoals overspannenheid en burn-out, minder ernstige affectieve stoornissen, persoonlijkheidsstoornissen, verslavingen, somatoforme stoornissen, lage rugklachten en bepaalde vormen van reuma. En dit zijn volgens de SER alleen nog maar voorbeelden. De zwarte lijst moet nog veel langer worden. Mist u misschien nog de door Knepper genoemde ziektes RSI, ME, post-whiplash-syndroom, bekkeninstabiliteit en fibromyalgie? Dat komt waarschijnlijk omdat de SER daarvoor heel slim een psychiatrische vermomming heeft bedacht, namelijk het begrip 'somatoforme stoornissen'.
Maar inmiddels is ook de positie van de huidige WAO-ers niet meer zeker. In het plan van de demissionaire regering Kok wordt gekozen voor rechtsgelijkheid boven rechtszekerheid, zoals het zo mooi heet. Geen woord over het traumatisch verloop dat de TBA-herkeuringen na 1993 voor veel WAO-ershebben gehad en die geleid hebben tot grote verborgen arbeidsongeschiktheid in de bijstand. Het paarse kabinet stelt met een tevreden terugblik naar die herkeuringen dat nieuwe wijzigingen in het arbeidsongeschiktheidscriterium ook voor de huidige WAO-ers toegepast moeten worden. Dat betekent dat de zwarte en witte lijst ook voor hen zullen gelden en velen dus hun uitkering zullen verliezen.
Al is het nog niet zover, de ervaring leert dat alleen al de publiciteit en stemmingmakerij over de ziektes op de zwarte lijst invloed heeft op de WAO-keuringen die nu plaatsvinden. Mensen krijgen weer steeds vaker van de keuringsarts te horen: ME? Fibromyalgie? Maar dat is geen enkele reden voor arbeidsongeschiktheid!
Het echte probleem is de uitsluiting van grote groepen mensen met gezondheidsproblemen buiten het arbeidsproces. Toch staat nu in de plannen tegenover een keiharde aanpak van arbeidsongeschikte werknemers slechts een vaag omschreven verplichting van werkgevers tot herplaatsing. In het voorkomen van arbeidsongeschiktheid voorzien de plannen al helemaal niet.
Solidariteit van gezonden met zieken. Wat de oorzaak van de ziekte is en of deze lichamelijk is of psychisch mag daarbij niet uitmaken...
Solidariteit betekent ook dat gedeeltelijk arbeidsongeschikten voor wat betreft hun arbeidsongeschiktheid net zo behandeld moeten worden als volledig arbeidsongeschikten. Solidariteit betekent ook dat er geen groepen op grond van een diagnose bij voorbaat worden uitgesloten van het recht op een WAO-uitkering. Dat is in een beschaafd en rijk land als Nederland toch niet teveel gevraagd?
Toch zal het onder de huidige politieke verhoudingen zeer moeilijk zijn om de aanval op de arbeidsongeschikten te keren. Ik hoop dat deze bijeenkomst en de petitie het begin vormen van een krachtig verzet van de organisaties van chronisch zieken, gehandicapten en arbeidsongeschikten. Maar er is meer nodig.
Ik wil daarom afsluiten met een dringend beroep op de vakbonden en op Agnes Jongerius van de FNV, die straks het woord voert in het bijzonder, om eerlijk toe te geven dat de steun aan de SER-plannen een misser was en vanaf nu alle macht van de vakbeweging in te zetten ter verdediging van debelangen van de huidige én toekomstige arbeidsongeschikten.
(wordt vervolgd)