Waar staan wij? Wij zijn een kleine partij. Maar voor onze tegenstanders daarom nog niet ongevaarlijk. Van belang hierbij is wat eens Lenin zei bij de oprichting van de krant Iskra, wat 'vonk' betekent. "Uit deze vonk zal eens een vlam ontstaan". Dat is gebeurd, in 1917. (deel 2, slot)
Het is goed om in dit verband de congresresolutie van het eerste reguliere congres van de NCPN in herinnering te roepen. Opmerkelijk is ook dat de bekende Rotterdamse PvdA-er Kombrink zijn woorden weer moest inslikken toen hij een verband had gelegd met de opkomst van de NSB in de jaren dertig van de twintigste eeuw.
Er is op dit moment sprake van een massale openbare boetedoening bij de journalistiek. Het lijkt wel een rechtse coming-out hoe men zich in deze kringen verdringt om hun linkse denkbeelden - zo ze die wel hadden - af te zweren. Hun zogenaamde linkse denkbeelden, want die denkbeelden waren voor het overgrote deel gematigd rechts en voor de rest anarchistisch of trotskistisch. Want, anticommunisten waren ze al....
Fortuyn heeft jarenlang in de politieke wachtkamer gezeten. Zie onze krant Manifest van het begin van de jaren negentig. Waarschijnlijk is nu het klimaat rijp voor de geldzakken en de daaraan onderhorige journalistiek. Maar ook als het hen nu niet lukt, dan is dat politieke potentieel niet verdwenen. In dat geval zal een poging tot rechtse machtsvorming en liquidatie van links op een ander moment plaatsvinden. Daar moeten we rekening mee houden. Alleen al hierom is er een communistische partij nodig!
Een politieke ruk naar rechts in de verst ontwikkelde kapitalistische landen van Europa is niet denkbeeldig. Hierbij moeten we de ontwikkeling van de arbeidsdeling zoals die mondiaal plaatsvindt in het oog houden. Wat wij doorgaans het gewone werk noemen - het productiewerk onder andere - wordt steeds meer in arme kapitalistisch onderontwikkelde landen gedaan. Mondialisering betekent óók: dáár het werk laten doen waar de arbeidskracht het goedkoopste is, daar waar de mensen letterlijk tot op de botten uitgebuit kunnen worden.
In landen zoals Nederland is daardoor ruimte voor groei van de middenklasse, dus ook voor groei van rechts denken. Wij moeten rekening houden met een voorlopig nog doorgaande verrechtsing in de verst ontwikkelde kapitalistische landen, in de moderne roofstaten. In landen die een ontwikkeling doormaken naar voornamelijk regelcentra ten behoeve van te behalen winsten overal ter wereld, moet wel een groei ontstaan van bepaalde typen beambten, die een bovengemiddelde welstand genieten en waar het individualistisch denken ruim baan krijgt. Er ontstaat dan ook een arbeidersaristocratie. De toegenomen macht van de kapitaalsgroepen is de oorzaak en heeft de toenemende uitbuiting van de arme landen tot voorwaarde.
Daarom wordt van communistische partijen in de moderne roofstaten een hoge communistische moraal gevraagd! Waarschijnlijk zullen we voorlopig niet spectaculair kunnen groeien. Misschien zullen we voorlopig een kleine partij blijven, waarbij behoud van de partij en stabiliteit de prioriteiten zijn. Een grote kennis van de toestand in de wereld is nodig om op te kunnen komen voor de dreigende verliezers in ons eigen land.
Het aanklagen, en dat zeker in de gemeenteraden, zal een belangrijk strijdmiddel zijn. Ook in verband met de om ons heen grijpende geldsmijterij, de overwaardering van luxe, de minachting voor het gewone, terwijl de verloedering op terreinen waar ons land een sociaal voorbeeld was voor andere landen, hand over hand toeneemt. Als het om gemeenteraadswerk gaat, dan staat voor communisten de partijorganisatie voorop. Raadszetels zijn daar een afgeleide van. Maar het is wel zo: daar waar we raadszetels hebben, daar hebben we invloed, daar is er een collectief vertrouwen in communisten, in communistische politiek. Dáár is dus ook een communistische brandhaard, daar ziet rechts een gevaar.
Elke onvolkomenheid, elke publieke verdeeldheid, ja, zelfs elke kleinburgerlijke afwijking zal communisten aangerekend worden en journalistieke belangstelling krijgen. Dat is zeker al een reden om vaker bijeenkomsten als deze te houden en voor voortdurende aandacht in het partijbestuur. Het is nodig dat we alert en scherp zijn als het gaat om intriges en provocaties. De eenheid in de organisatie en die tussen de organisatie en raadsoptreden is van het allergrootste belang!
De tegenstander met behulp van de BVD zal van alles proberen om communistische brandhaarden te vernietigen. We hebben hiervan de voorbeelden in Oost-Groningen en in Lemsterland. Ze zullen zeker gebruik maken van onze zwakheden. Onze grootste kracht zal echter moeten zijn: altijd uitgaan van de communistische principes en ons niet laten verleiden tot de waan van de dag!
Vraagstukken die nauw verbonden zijn met de wereldontwikkeling spelen ook in gemeenten, zoals onder andere het vraagstuk van de asielzoekers. Het communistisch motto en tevens principe moet zijn: dat asielzoekers hier naar toekomen is niet het probleem (ook al geeft dat soms problemen); dat asielzoekers hun land verlaten, dát is het probleem!
Dat hoort het uitgangspunt te zijn als communisten standpunten in gemeenteraden moeten innemen als het over asielzoekers gaat! Zo'n discussie moet op een hoog politiek niveau gevoerd worden. Dat willen de anderen liever niet, want dan moet het over het door hen bejubelde kapitalisme gaan, over de gevolgen ervan voor de mensheid, voor de mensenrechten op wereldniveau en dat het vraagstuk van asielzoekers en migratie daar alles mee te maken heeft.
Communisten horen als de besten op te treden voor de mensen die het nodig hebben. Optreden voor en het niet in de steek laten van het autochtone deel van de arbeidersklasse (zoals de sociaal-democratie wel doet), is de beste voorwaarde om met de arbeidersbevolking te discussiëren over de kapitalistische wereldproblematiek. Over migratie, over vluchtelingen, over arbeidsdeling, over ongelijkheid, over schrijnende armoede en uitzichtloosheid.
Wij hoeven niet de mensen in alles naar de mond te praten, wel duidelijk zijn over communistische principes, onmisbaar bij het opkomen voor en verdedigen van de belangen van de arbeidersbevolking. Wij zijn niet verslagen, ook al schreef een krant op 5 maart "ook in Oost-Groningen dooft langzaam de rode gloed". Ze zullen het niet kunnen verkroppen dat we ons gehandhaafd hebben, dat we zelfs vooruit zijn gegaan. We moeten nu zien hoe we deze ervaringen deel kunnen laten worden van de partij, als basis voor vooruitgang.