Olie altijd bovenaan op buitenlandse politieke agenda van Bush

Van redactie buitenland
 

Demonstratie, begin oktober in New York, tegen oorlogsplannen Bush.

Nu de VS zich voorbereiden op een oorlog tegen Irak, is een rapport te voorschijn gekomen waartoe eerder, tijdens het presidentschap van George Bush, opdracht is gegeven waarin aangetoond wordt dat de VS wisten dat er een tekort aan olie zou ontstaan en waarin de noodzaak van militaire interventie werd voorzien om de aanvoer zeker te stellen.

Het rapport voorspelt een einde aan goedkope olie in overvloed, en "het begin van capaciteitsbeperkingen" voor de energie-industrie. Samengesteld door de invloedrijke in Washington gevestigde Raad voor Buitenlandse Zaken en het James A. Baker III Instituut voor Staatspolitiek, wordt er in het rapport bij de regering van Bush op aangedrongen "deze angstaanjagende waarheden aan het Amerikaanse volk" toe te geven.

'Uitdagingen voor een Strategische Energie Politiek voor de 21ste eeuw' (Strategic Energy Policy Challenges for the 21st Century), dat begin vorig jaar werd geschreven, was een politiek document dat gebruikt werd om de nieuwe energiepolitiek van de regering vorm te geven.

Het rapport juichte het opzetten toe van de energie taakgroep van vice-president Dick Cheney, die zich moet toeleggen op het samenstellen van gerichte energie-plannen en stelde voor om ook te overwegen vertegenwoordigers van het ministerie van Defensie op te nemen.

Amerikaanse energiecrisis

Terwijl het opmerkt dat "er geen alternatief is" en "er geen tijd te verliezen is" voorziet het document perioden van omhoogschietende energieprijzen, economische recessie en sociale onrust in de VS, tenzij oplossingen worden gevonden.

Het oppert dat er een minimumtijd van drie tot vijf jaar nodig is om een oplossing te vinden, en zegt dat een "herwaardering van de rol van energie in de Amerikaanse buitenlandse politiek" noodzakelijk is, waarbij toegang tot olie herhaaldelijk wordt aangegeven als "hoogste gebod voor veiligheid".

De betrokkenheid van de Raad voor Buitenlandse Zaken bij de voorbereiding van het rapport voegt extra gewicht toe aan de bevindingen. De Raad neemt een plaats in onder de meest invloedrijke groepen in de politieke kringen van de VS, met leden als Mr. Cheney en de vroegere ministers van Buitenlandse Zaken, Henry Kissinger en James Baker.

Het rapport blaast ook de mythe op dat de VS niet bij de problemen met de olievoorziening uit het Midden-Oosten zullen worden betrokken, omdat ze het grootste deel van hun olie betrekken van minder wispelturige bronnen buiten het Golfgebied. Het stelt dat de prijs- en voorzieningentrends van het Midden-Oosten "zonder uitzondering de energiekosten over de gehele wereld zullen benvloeden".

Het omschrijft nauwkeurig een alternatieve grondslag voor de Amerikaanse "oorlog tegen het terrorisme", als ook de duidelijke grondslag voor veel van de huidige buitenlandse politiek van de regering Bush, de zogenaamde olie-agenda.

De regering heeft actief het verlenen van olievergunningen doorgezet met Venezuela, Colombia, West-Afrika, het Kaspische Zeegebied en Indonesië. En in de tijd van de druk op de VN-resoluties en de Palestijns-Israëlische spanning, bracht de minister van Buitenlandse Zaken, Colin Powell, onlangs een bezoek aan West-Afrika.

Afghaanse oliebelangen

Eén van de "dringende maatregelen" waar het (rapport) naar vroeg, was een onderzoek naar de mogelijkheid van verandering van de VS-politiek om de beschikbaarheid van olie uit het Kaspische Zee-bekken te bespoedigen, waarmee de al oude beschuldigingen dat energie-aangelegenheden deel uitmaakten van de agenda van de VS in Afghanistan, werden ondersteund.

De Franse schrijvers Jean-Charles Brisard en Guillaume Dasquie hebben verklaard dat de oliebelangen van de VS de Bush-regering hebben aangemoedigd om onderzoek naar het terrorisme te blokkeren en met de Taliban te onderhandelen, vermeldde een rapport van de Inter Press Service (IPS) vorig jaar november. Er is herhaaldelijk gezegd dat de doelstelling van de VS is om pijpleidingen door Afghanistan aan te leggen, waardoor toegang verkregen wordt tot olie en gas in het Kaspische Zeegebied.

Volgens deze schrijvers en een artikel in Le Monde Diplomatique van januari, gingen Amerikaanse pogingen tot omkoping en bedreigingen tegen de Taliban vooraf aan de gebeurtenissen van 11 september. Opmerkelijk is de aanhaling van de Franse schrijvers in het IPS-artikel dat, toen de VS geconfronteerd werden met de weigering van de Taliban om mee te werken, de logica van de zekerstelling van olie veranderde in een militaire optie, een weergave van wat het rapport als juist beschouwde.

Bij het vraagstuk van de militaire bedreigingen van de VS stond een voetnoot van de General Accounting Office, de onderzoeksdienst van het Congres van de VS, met de eis aan Mr. Cheney om bijzonderheden van zijn taakgroep- bijeenkomsten te vermelden. Milieugroeperingen speculeerden dat de eis wordt aangevochten om het aandeel dat de ingestorte energiereus Enron in de taakgroep had, te verbergen.

Alleen oog voor militaire optie

Voor de opdoemende oliecrisis legt het rapport schoorvoetend de schuld bij de deregulatie van de energiemarkten, een gemis aan een samenhangende energiepolitiek van de VS en het vermijden van oliebeheermaatregelen.

Het stelt ook diplomatieke alternatieven voor, maar de politiek blijkt na de aanvallen van 11 september alleen oog te hebben voor de optie van een militaire interventie. Ideeën als: het gevaarlijke karakter van het Arabisch-Israëlische conflict verkleinen, verlichting van de sancties tegen Irak en "de beperkingen op olie-investeringen binnen Irak verminderen", staan op slechte voet met de politieke doeleinden die de regering nastreeft.

Terwijl de VS nu de "regime-verandering" in Irak benadrukken, legde het rapport 18 maanden geleden herhaaldelijk de nadruk op het belang van Irak als olieproducent en de noodzaak de Iraakse olieproductie zo spoedig mogelijk uit te breiden om tegemoet te komen aan de voorziene olietekorten. Tekorten, stelde het, konden alleen worden vermeden door hogere productie en beheer in de nabije toekomst.

Drie redenen: Olie, olie en olie

In wezen ziet het rapport de aard van de politiek ten aanzien van het Perzische Golfgebied als een belangrijke bedreiging en hindernis bij het vergroten van de energievoorziening. De grote zorg van de Golf-bondgenoten, "dat hun binnenlandse en buitenlandse belangen steeds meer in strijd komen met de strategische overwegingen van de VS" en dat "er aanwijzingen zijn die erop duiden dat investeringen niet tijdig worden gedaan" om tegemoet te komen aan mondiale behoeften, is de kern van wat nu een bijna openlijke vijandige positie is geworden.

Tijdens de zomer op het noordelijk halfrond, begonnen nieuwsverslagen Saoedi-Arabië af te schilderen als tegenstander van de VS. De retoriek betreffende Irak is ook voortdurend opgevoerd, leidend tot een-aantijging-per-dag-scenario.

Militaire kringen van de VS zorgden ervoor dat Irak de 'tactische spil' werd, Saoedi-Arabië het 'strategische draaipunt' en een agenda van "niet alleen een nieuw regime in Irak" maar een "nieuw-Midden-Oosten" in toenemende mate werd besproken.

Bron: Sydney Morning Herald, 7-10-2002, vertaling Cas Hilvers.