De NCPN bestaat in november 10 jaar en organiseert dan in dat kader een tweedaagse openbare conferentie (Gebouw EMLEMO, 2de Oosterparkstraat 77, Amsterdam). Op zondag 17 november is het thema 'Irak, Midden-Oosten en olie'. Inleider op deze bijeenkomst is Harpal Brar, bekend communistisch wetenschapper uit Engeland. Zijn inleiding zal in het Nederlands op een scherm te lezen zijn. Hij publiceerde kortgeleden zijn nieuwste boek: "Imperialism in the Middle East". Manifest zal de komende periode stukken uit het boek publiceren. We beginnen met een bijlage over de drie zusters, de grootste oliemaatschappijen. (deel 2)
Vervolg van tekst:
Deze laatste ronde in de monopolisering van de imperialistische olie-industrie heeft een opvallende omslag bewerkstelligd. Niet alleen is het aantal oliemaatschappijen drastisch gedaald, resulterend in het ontstaan van een supertop van slechts drie oliemaatschappijen (vier, als we TotalFina meetellen) met enorme voorraden, financiële slagkracht en reserves tot hun beschikking, maar ook hun respectievelijke plaats in de toptien van oliemaatschappijen heeft een opmerkelijke verandering ondergaan. Terwijl BP van de tweede divisie omhoogschoot naar de supertop van de drie zusters, verschoof Koninklijke Olie/Shell, afhankelijk van het jaar, van de eerste naar de tweede of derde plaats in de pikorde in termen van omzet, winst en marktwaarde.
De respectievelijke plaatsen die de belangrijkste oliemaatschappijen vóór de bovengenoemde consolidatieronde innamen zijn gegeven in onderstaande tabel met daarin hun inkomsten aan het eind van 1997.
Tabel 1: 's werelds grootste oliemaatschappijen
Oliemaatschappij | Inkomsten in miljard |
Koninklijke Olie/Shell | 128,2 |
Exxon | 120,3 |
BP-Amoco | 107,0 |
Mobil | 65,9 |
Texaco | 45,2 |
Elf Aquitane | 43,6 |
Chevron | 40,6 |
ENI | 37,0 |
Total | 32,8 |
Atlantic Richfield | 19,3 |
[Bron: Financial Times, 12 augustus 1998]
Een jaar later is het plaatje drastisch veranderd door de overnames van Amoco en Arco door BP en Mobil door Exxon. Dit wordt duidelijk in tabel 2 hieronder, die de plaats van de toptien in marktwaarde (op 26 maart 1999) laat zien. (Dit is weliswaar een andere maatstaf als in tabel 1, maar geeft evenwel een goed inzicht).
Maatschappij | Marktwaarde in miljard £ | Winst in miljard £ | Omzet in miljard £ | Personeelskosten |
Exxon-Mobil | 149 | 12 | 111 | 130.000 |
Amoco-Arco | 119 | 5 | 53 | 115.000 |
Shell | 112 | 9 | 88 | 102.000 |
Chevron | 35 | 3 | 22 | 43.000 |
ENI | 32 | 3 | 31 | 81.000 |
Total/Petrofina | 29 | 2 | 32 | 69.100 |
Elf | 32 | 2 | 26 | 85.000 |
Texaco | 19 | 2 | 28 | 28.000 |
[Bron: Sunday Times, 4 april 1999]
In het jaar 2000 stegen de winsten van de topvijf van oliemaatschappijen - Exxon, Shell, BP, Chevron/Texaco en TotalFina - tot de enorme som van 56 miljard dollar; het dubbele van 1999. De winsten van de drie zusters, die in 2000 gezamenlijk 42,3 miljard dollar bedroegen, zijn weergegeven in tabel 4.
Maatschappij | Bedrijfswinst miljard $ | Toename in % t.o.v. 1999 |
Exxon-Mobil | 17,70 | 124 |
Royal Dutch/Shell | 12,70 | 48 |
BP Amoco | 11,90 | 54 |
De winstcijfers voor 2001 zullen waarschijnlijk nog hoger zijn. In het eerste kwartaal van 2001 waren de winsten van de drie zusters al: 5,05 miljard $ (Exxon), 3,85 miljard $ (Shell) en 4,126 miljard $.
Direct na de bovengenoemde golf van bedrijfsovernames startte een tweede slag - dit maal voor de volledige suprematie binnen de top drie. Over de winstcijfers van Shell en BP in het tweede kwartaal van 2000 schreef Robert Corzine in Financial Times:
"De bel heeft geklonken in het gevecht voor dominantie tussen de drie zwaargewichten die nu de top van de olie-industrie vormen - Exxon Mobil, Koninklijke Olie/Shell en BP Amoco".
"Maar de directies gaven toe dat de resultaten [winstcijfers per kwartaal] in toenemende mate het gevoel zullen geven van een schoonheidswedstrijd waarbij ieder probeert de ander te overtreffen" (Oil giants vow to punch their weight, 8 augustus 2000).
Nauwelijks was de inkt van de bovengenoemde deals droog toen, op 18 november 2001, de Amerikaanse bedrijven Conoco en Phillips een fusie ter waarde van 35 miljard dollar aankondigden, die vooral voor Phillips voordelig was. Deze grootste deal is een voortzetting van de trend naar consolidatie in de olie- en gasindustrie.
Archie Dunham, voorzitter en directeur van Conoco heeft tijdens de recente consolidatie van de olie-industrie benadrukt dat de omvang van een bedrijf onbelangrijk is; het komt aan op sluwheid, snelheid en agressiviteit. Zijn daden echter spreken meer dan zijn woorden.
Na recentelijk Gulf Canadia over te hebben genomen voor 6,2 miljard dollar (de grootste olie- en gasdeal in de geschiedenis van Canada) haastte Conoco zich om samen te gaan met Phillips. Bedrijfsomvang doet er wel degelijk toe en de middelgrote oliemaatschappijen zijn zich pijnlijk bewust van dit langetermijn perspectief; zij hebben nieuwe voorraden van olie en gas nodig, hetgeen vereist dat deze bedrijven een zekere omvang nodig hebben om te kunnen concurreren met deze voorraden. (wordt vervolgd)