Achter deze oliereuzen staan hun respectievelijke overheden. In een rapport van de Nationale Veiligheidsraad uit 1953 maakte het ministerie van Buitenlandse Zaken van de VS zich hard voor het steunen van oliemaatschappijen: "Amerikaanse olie-operaties zijn instrumenten voor alle praktische doelen voor ons buitenlands beleid ten opzichte van deze landen" want ze "spelen een vitale rol in het voorzien van een van de meest essentiële middelen voor de vrije wereld". (Geciteerd in The seven sisters, door Anthony Sampson, Hodder en Stoughton, 1975).
Verderop in hetzelfde boek waar bovenstaand citaat uit komt, beschrijft Sampson de macht van de gigantische oliemaatschappijen als volgt:
"Toen Rockefeller en Standard Oil in de negentiende eeuw groter waren geworden dan individuele staten in de Unie [de VS, vert.], waren deze gigantische bedrijven groter geworden dan de meeste nationale regeringen. ..." (ibid, p.188)
Op hun beurt zijn de oliemaatschappijen zich maar al te bewust van hun macht. Dit zijn de megalomane woorden waarin BP haar logo beschrijft:
"Ons nieuwe beeldmerk lijkt op een dynamische uitbarsting van energie; helder wit in de kern met stralen van geel en groen licht. De in elkaar grijpende delen van ons beeldmerk representeren de diversiteit van onze mensen, producten en diensten".
"Zijn helderheid is een dagelijkse herinnering aan onze aspiraties en doel. We noemen het het Heliosbeeldmerk, naar de zonnegod in het oude Griekenland." "Iedere dag stuurde Helios z'n wagen door de lucht, waarmee hij licht en kracht bracht naar de aarde".
"In honderd landen in de wereld brengen honderdduizend BP-medewerkers de wereldenergie in de vorm van licht, warmte en mobiliteit." (Geciteerd in de Financial Times, 25 juli 2001)
De werkelijkheid is dat, in tegenstelling tot de Helios uit de Griekse mythologie, vooral oliemonopolies duisternis, dood, vernietiging, ellende en oorlog brengen. De volkeren van het Midden-Oosten, de Balkan, evenals die van Afghanistan, Nigeria, Colombia en Iran, zullen dit direct beamen.
Het kan ook niet anders want "imperialisme is het tijdperk van financierskapitaal en monopolies die overal het streven naar overheersing introduceren, niet naar vrede. Ongeacht het politieke systeem is het resultaat van deze tendensen overal reactie ..." want "financierskapitaal wil geen vrijheid, het wil dominantie", want "overheersing en geweld zijn ermee verbonden, dit zijn relaties die typisch zijn voor de laatste fase van de ontwikkeling van het kapitalisme".(Lenin, Het imperialisme als hoogste stadium van het Kapitalisme, p113-114, engelstalige uitgave).
Voordat we onze korte verkenning van de recente consolidatie in de olie-industrie afsluiten, willen we nog reageren op de "personele unie" tussen enerzijds monopoliekapitaal en anderzijds de overheid. Hierbij worden zetels in de bestuursraden van de grote banken en industriële ondernemingen aangeboden aan voormalige topambtenaren, legerofficieren, ministers, parlementariërs en andere invloedrijke personen "die in staat zijn veel te doen om de relaties met autoriteiten te faciliteren [!]". (Lenin, Het imperialisme als hoogste stadium van het Kapitalisme, p41,engelstalige uitgave) Omgekeerd worden afgevaardigden van grote banken en industrie invloedrijke regeringsposten aangeboden, die ze gebruiken om direct de specifieke zakenbelangen te dienen van het bedrijf waarmee ze verbonden zijn of van het financierskapitaal in zijn geheel.
Dit heeft nu schandalige proporties aangenomen, met name voor de olie-industrie, die op haar beurt door wederzijds aandelenbezit en verstrengelde directeursschappen onlosmakelijk verbonden is met de grote banken en de wapenindustrie. Nu de VS en Groot-Brittannië de thuisbasis zijn van de drie grooste oliemaatschappijen kan het nauwelijks een verassing zijn dat deze oliegiganten zo'n sterke invloed op het overheidsbeleid hebben. De huidige regering Bush is volgepropt met voormalige topmensen uit de olie-industrie. President Gorge W. Bush, zijn vice-president Dick Cheney, Commerce Secretary Don Evans, National Security Advisor Condoleezza Rice, en vele anderen, hebben lange en goede connecties met de olie-industrie gehad.
Ook in Groot-Brittannië sieren de topmensen uit de olie-industrie de overheid op elk belangrijk niveau op.
Binnen enkele weken nadat de regering Blair was geïnstalleerd werd Lord Simpson, voormalig hoofd van BP, een post gegeven in de regering als minister van Europese Handel en Concurrentie. Vanaf dat moment is een groot aantal topmensen van BP en Shell doorgedrongen tot invloedrijke overheidsinstellingen en verschillende ministeries, waaronder de DTI, de Foreign Office en de Treasury, met als taak te helpen bij de formulering van het overheidsbeleid. Het zou lachwekkend zijn als het niet zo misselijkmakend en schandalig was, dat vertegenwoordigers van de olie-industrie, één van de grootste milieuvervuilers, zijn benoemd in regeringscommissies voor het milieu. Chris Fay, voormalig topman van Shell, is bijvoorbeeld benoemd tot voorzitter van het Advisory Committee on Business and the Environment van de Britse regering.
David Blunkett benoemde tijdens zijn voormalige aanstelling als Home Secretary de voormalige regionaal financieel directeur van Shell, Stella Shaw, bij de Funding Agency for Schools. De eerste klas schoft Charles Clarke (momenteel voorzitter van de Labour Party) lanceerde tijdens zijn periode bij het Home Office een Esso-schoolpakket met als doel de studenten een begrip bij te brengen voor "de verantwoordelijkheden van bedrijven in de maatschappij". En ga zo maar verder.
De olie-industrie van de VS en Groot-Brittannië levert, zelfs meer dan elke andere industrie, het bewijs van de correctheid van Lenin's volgende observatie: "Financierskapitaal heeft een tijdperk van monopolies geschapen, en monopolies introduceren overal monopolistische principes: het gebruikmaken van 'connecties' voor de winstgevende transacties neemt de plaats in van concurrentie op de vrije markt" (ibid. p.63)
In de wereldwijde top 15 van bedrijven qua marktwaarde staan drie oliemaatschappijen. Exxon Mobil, Koningklijke Olie/shell en BP hebben een gecombineerde marktwaarde van 417,5 miljard dollar. Hieruit blijkt dat de olie-industrie de kern van het Amerikaanse en Britse imperialisme vormt. Het is het domein van een kleine kliek van bankiers, industriëlen, voormaligemilitairen, topambtenaren en politici, die met groot gemak naar de directiekamers van de grote monopolies en ministeriële departementen huppelen. Dit zijn de mensen die beslissen over kwesties van leven en dood, van oorlog en vrede; zij zijn het die achter de oorlogen in Irak, de Balkan en Afghanistan zitten. Zij zijn het levende bewijs van Lenin's observatie dat: "Een monopolie, wanneer het is gevormd en duizenden miljoenen beheert, onvermijdelijk doordringt in elk aspect van het leven, ongeacht de overheidsvorm en andere 'details' (ibid., p.56).