Terwijl Pilin Leon, een voormalige Miss Venezuela, afgelopen zaterdag druk doende was met de jurering tijdens de Miss World-verkiezing in Londen, werd de olietanker die haar naam draagt, en die illegaal voor anker was gegaan in Lake Maracaibo (de voornaamste Venezolaanse oliebron) geënterd door
Venezolaanse mariniers. Het 'einde van de geschiedenis' zou een eind gemaakt hebben aan de klassenstrijd, maar het huidige politieke conflict in
Venezuela doet vermoeden dat deze strijd nog springlevend is.
Toen de kapitein van de Pilin Leon de ankers liet zakken, drukte hij daarmee zijn solidariteit uit met de staking tegen de regering in Carácas. De bemanning van de tanker keerde zich echter tegen de staking en de piratenactie van hun kapitein. Toen de mariniers aan boord kwamen, op gezag van de geplaagde president Hugo Chávez, hoefde alleen de kapitein te worden vervangen.
Al langer dan een jaar demonstreren Venezuela's hogere- en middenklasse, die gekant zijn tegen de regering van Chávez in de welvarende nieuwe wijken van Carácas, terwijl de armen (de overgrote meerderheid van de bevolking) hun sloppenwijken verlaten en demonstreren om 'hun' president te verdedigen.
Het afgelopen weekend vierde Chávez zijn overweldigende verkiezingsoverwinning van vier jaar geleden, aan het eind van een week van oproer en stakingen, die georganiseerd waren om hem tot aftreden te dwingen. Tot dusver heeft Chávez Houdini-achtige gaven tentoongespreid om uit de penibelste situaties te ontsnappen. In april leidde een gelijkaardig scenario tot een kortstondige staatsgreep, waaruit hij gered werd door een verbond tussen de armen en het leger, en ditmaal, zo zegt de president, zal hij zich niet door de situatie laten verrassen.
De oppositie hoopte in december voor elkaar te krijgen wat in april mislukte, maar de situatie heeft zich gewijzigd. Het leger staat nu nog eensgezinder dan eerst achter de president. De meest conservatieve generaals voeren het hoogste bevel niet meer; zij die betrokken waren bij de coup van april zijn met pensioen gestuurd.
Ook de internationale toestand is veranderd. De staatsgreep van april werd met vreugde onthaald door de VS, maar ditmaal, met belangrijker problemen elders, stelt Washington zich behoedzamer op. Amerika heeft zich publiekelijk uitgesproken voor de onderhandelingen die geleid worden door Cesar Gaviria, de vroegere Colombiaanse president die de Organisatie van Amerikaanse Staten leidt.
Van nog grotere betekenis dan de veranderde houding van het leger en van de VS is wellicht het feit dat de armen nu nog meer gemobiliseerd zijn, zozeer zelfs dat er sprake is van een mogelijke burgeroorlog. Tot de staatsgreep van april hadden de armen al herhaaldelijk voor Chávez gekozen, maar zijn revolutionaire programma werd van bovenaf opgelegd, zonder dat de bevolking er echt aan deelnam.
Na de coup echter, waarbij onthuld werd dat de oppositie ernaar streefde om een bewind à la Pinochet te installeren, realiseerde het volk zich dat het een regering had die het verdedigen moest. De protestmarsen van de oppositie hebben nu een fenomeen opgeroepen dat de meeste vertegenwoordigers van de hoge- en middenklasse het liefst lieten voor wat het was, namelijk het spook van een klassen- en rassenstrijd.
Vertegenwoordigers van de oppositie beklagen zich erover dat Chávez een linkse radicaal is die het land in de economische chaos stort, maar de onderliggende angst van de blanke elite van het land is het feit geconfronteerd te worden met de gemobiliseerde massa's van de bevolking die bestaat uit zwarten, indianen en mestiezen.
Dit racisme, dat vijf eeuwen teruggaat, tot aan dat van de Europese kolonisten ten opzichte van hun Afrikaanse slaven en de inheemse bevolking, verklaart de omvang van de haat die ontstaan is. Chávez, die meer zwart en indiaans is dan blank, en die er geen geheim van maakt dat hij de president van de armen wil zijn, is het mikpunt van deze racistische woede.
De troefkaart van de oppositie, zowel in april als in december was de staatsoliemaatschappij Petroleos de Venezuela, vaak de vijfde olie-exporteur ter wereld genoemd, en een belangrijke leverancier voor de VS. Het bedrijf werd meer dan 25 jaar geleden genationaliseerd, en de opbrengsten kwamen alleen maar ten goede aan zijn medewerkers en managers. De winsten werden overal behalve in Venezuela geïnvesteerd.
Voor het aantreden van Chávez werd het bedrijf voorbereid voor privatisering, zeer naar de wens van de ingenieurs en de leidinggevenden die daarvan geprofiteerd zouden hebben. Nadat de nieuwe Venezolaanse grondwet privatiseringen een halt toeriep hebben de middenkaders en de rijke elite van het bedrijf zich graag laten gebruiken door de leiders van de Pinochet-achtige oppositie, en zij probeerden hun hele industrie lam te leggen.
Het is voor Chávez van primair belang om de oliemaatschappij onder regeringscontrole te plaatsen, waarbij het conservatieve management vervangen wordt door de radicale leidinggevenden die tijdens eerdere interne verwikkelingen het veld moesten ruimen. Als hij de bemanningen op tankers als de Pilin Leon, die trouw zijn aan de regering wil steunen, kan het nodig zijn dat hij de noodtoestand moet uitroepen om de overhand te krijgen.
Bron, The Guardian, 10 december 2002
Richard Gott is de auteur van 'In the Shadow of the Liberator: Hugo Chávez and the Transformation of Venezuela.'
vertaling: Frans Willems