Hieronder een deel van een onderzoek dat gepubliceerd werd in 1992, ruim tien jaar oud dus, maar meer dan ooit relevant, nu de man waar het in het onderzoek om ging de president van de VS is geworden en veel van zijn zakenbroeders de macht met hem delen. (deel 1)
In 1991 reageerde de toenmalige president Bush nogal nijdig na een stroom van berichten waarin vraagtekens gezet werden bij de zakelijke gedragsnormen van zijn drie zonen. "De media zouden zich moeten schamen voor hun optreden", klaagde Bush sr. "Ze (de jongens) hebben het recht op hun broodwinning, en hun betrekkingen zijn geoorloofd", voegde een woordvoerder van het Witte Huis er in juni 1992 aan toe.
Aangezien de familie Bush de 'familiewaarden' herhaaldelijk tot onderwerp gemaakt heeft in hun campagnes, lijkt het terecht om eens een kijkje te nemen binnen hun eigen familie.
Een zoektocht met behulp van de computer leverde op dat er tussen 1987 en 1992 regelmatig berichten opdoken die bij elkaar een kroniek vormen van de kluchtige avonturen van elk van Bush' zonen in het zakenleven, waarbij ze zich alledrie gemakkelijk door het leven heen slaan, in het kielzog van de groeiende macht en invloed van hun vader.
Hoewel een handvol goede verslaggevers van de New York Times, de LA Times, Village Voice en de Wall Street Journal maandenlang in de archiefstukken van bedrijven gespit hebben, ontbrak er telkens iets: een overzicht dat de losse eindjes van de talloze uitgevoerde transacties aan elkaar knoopt, en dat duidelijk maakt dat het profiteren van de politieke invloed een kenmerkend gedragspatroon is voor de presidentiële familie.
Een jaar geleden (1991) zat ik aan een bureau tegenover een agent van de Secret Service die toegevoegd was aan de veiligheidsdienst van de familie Bush. Ik somde de namen op van een half dozijn dubieuze figuren die in het zakenleven aan de weg timmerden met behulp van de Bush-jongens. Hoe was het mogelijk dat deze individuen ook maar in de buurt konden komen van de zonen van de president?
De agent zakte onderuit in zijn stoel en zuchtte eens diep: "We waarschuwen hen...", gaf hij fluisterend toe, "maar meer kunnen we niet doen. We kunnen de jongens er niet van weerhouden met iemand om te gaan voor wie zij kiezen. Nadat we ze gewaarschuwd hebben kunnen we hun bezoekers alleen nog maar onderzoeken met een metaaldetector."
Veel oliemaatschappijen legden in die tijd het loodje. Spectrum beschikte echter over een bedrijfsmiddel waar de anderen het zonder moesten stellen, de zoon van de vice-president. In 1986 kwam de redding in de vorm van Harken Energy, net op het nippertje. Harken nam Spectrum over en bij dezetransactie ontving Junior een aandelenpakket Harken ter waarde van 600.000 dollar in plaats van zijn aandelen Spectrum. Ook bemachtigde hij een lucratief contract als adviseur en ontving hij vette premies. Al bij al zou het handeltje hem gedurende de komende vijf jaar 1 miljoen dollar opleveren, terwijl Harken zelf miljoenen verloor.
Harken Energy werd in 1973 opgericht door twee olieboeren die profiteerden van een succesvolle en geheime operatie om de Australische Labour-regering (die geprobeerd had buitenlandse oliemaatschappijen te weren) te destabiliseren. Tien jaar later werd Harken verkocht aan een nieuwe investeringsgroep met aan het hoofd Alan G. Quasha, een van de partners in de firma Quasha, Wessely en Schneider. Quasha's vader, een invloedrijke advocaat op de Filippijnen was een fervent voorstander van de toenmalige president Ferdinand Marcos. William Quasha had ook juridisch advies gegeven aan twee topfiguren van de beruchte Nuhan Hand Bank in Australië, die een onderdeel van een CIA-operatie vormde.
Na de verkoop van Harken Energy in 1983 werd Alan Quasha directeur en voorzitter van de raad van bestuur. Onder Quasha nam Harken in 1986 plotseling het in moeilijkheden verkerende Spectrum 7 van Bush Jr. over. De fusie bezorgde Junior de hoorn des overvloeds en zijn geluk keerde zich ten goede. Maar, net zoals zijn broer Jeb, leek Junior zich geen zorgen te maken over de reputatie van zijn weldoeners. De transactie waarbij hem voor 25 miljoen dollar aandelen Harken aangeboden werd, werd bijvoorbeeld ondertekend door een makelaarskantoor uit Little Rock, Arkansas, Stephens Inc., dat het aanbod van aandelen Harken onderbracht bij de Londense dochteronderneming van de Union Bank. Een bank die in de publiciteit gekomen was tijdens het schandaal dat de ondergang van de Australische Labour-regering in 1976 tot gevolg had, en later het schandaal rondom de Nugan Hand Bank veroorzaakte. (Volgens hoorzittingen door het Congres over internationale geldwitwasserij was het ook de Union Bank die de nu beruchte Bank of Credit and Commerce International hielp om de Panamese antiwitwaswetten te omzeilen met behulp van privé-vliegtuigen die de contanten het land uitvlogen, en die ook door Ferdinand Marcos gebruikt werden om 325 ton aan Filippijns goud weg te werken over de hele wereld.)
Stephens Inc. was ook medeverantwoordelijk voor de verspreiding van het BCCI-virus in het Amerikaanse bankwezen toen het bedrijf de verkoop organiseerde van Bert Lance's National Bank of Georgia aan BCCI-kopstuk Ghaith Pharoan. (De baas van Stephens Inc., Jackson Stephens, was lid van president Bush' exclusieve 'Team 100', een groep van 249 kapitaalkrachtige figuren die elk minstens 100.000 dollar bijdroegen aan de presidentscampagne van de Republikeinse partij.
Als sommige van deze connecties al vragen opwierpen bij George Bush Jr., dan werd hij er blijkbaar niet toe aangespoord ze aan de grote klok te hangen. Los van het feit dat hij door de transactie aandelen Harken verwierf, ontving hij jaarlijks 80.000 dollar als adviseur (tot 1989, toen zijn loon verhoogd werd tot 120.000 dollar; recentelijk werd het teruggebracht naar 45.000 dollar). Ook mocht hij 180.375 dollar van het bedrijf lenen tegen zeer lage rentetarieven. Volgens de dossiers van de Securities and Exchange Commissie van het bedrijf 'vergaf' Harken voor 341.000 dollar aan uitstaande leningen aan zijn leidinggevenden. Daarenboven maakte Junior gebruik van het extreem liberale aandelenverwervingsplan voor leidinggevenden, dat hem in staat stelde aandelen Harken aan te kopen voor een prijs die 40 procent beneden de marktwaarde lag.
Een dergelijke vrijgevige compensatie voor de bedrijfsleiding doet vermoeden dat het het bedrijf voor de wind gaat. In werkelijkheid draaide het bedrijf echter moeizaam. Een analyst op Wall Street omschreef Harken'skluwen van onderlinge aandelenverkoop en de groeiende schuldenlast als een potje gekonkel van jewelste. Harken verdiende geen cent en zou het niet gered hebben tot 1990, zonder manieren te vinden waarop het banken en investeerders kon overtuigen dat het bedrijf binnenkort veel olie zou vinden.
Plotseling, in januari 1990, werd Harken Energy het gespreksonderwerp van de Texaanse olie-industrie. Het bedrijf, dat geen ervaring had met olieboringen in zee, versloeg het gerenommeerde internationale concern Amoco in het bemachtigen van het exclusieve contract om in veelbelovende olievelden te boren voor de kust van Bahrein in de Perzische Golf. Deze overeenkomst werd voor Harken geregeld door twee voormalige makelaars van Stephens Inc. Een ingewijde in het bedrijf beweert dat de zoon van de president weliswaar niet het initiatief nam tot de deal, maar zegt wel te vermoeden dat de aanwezigheid van Bush Jr. bijdroeg aan de goedkeuring van Bahrein. "Verdorie, daarvoor zit hij toch ook in onze raad van bestuur", aldus deze ingewijde. "Bij een deal zeg je gewoon: 'Tussen twee haakjes, de zoon van de president zit in onze raad.' Daar maak je gebruik van, daar is niks mis mee." (wordt vervolgd)
September/oktober 1992, vertaling Frans Willems