De grote financiële instellingen bulken, ondanks tegenslagen, van het geld. Werknemers, die op een of andere manier een onderpand hebben, barsten van de schulden. Dat onderpand kan bestaan uit een eigen woning, andersoortige kostbaarheden, of stomweg de eigen arbeidskracht die geleverd moet worden om te overleven. Sociale voorzieningen, waar de arbeidersklasse hard voor moest knokken, verzachten in een aantal landen enigszins de daaruit feitelijke loonslavernij, maar worden momenteel rigoureus afgebroken. Die afbraak werd mogelijk door het verdwijnen van het reëel bestaande socialistische perspectief en de (onvermijdelijke periodiek terugkerende) economische crisis als gevolg van overproductie/onderconsumptie. Nu zelfs op wereldniveau.
Alhoewel oorlog voeren het kapitalisme niet vreemd is, vormt de huidige wereldcrisis een extra reden voor oorlog. De kaarten moeten opnieuw geschud worden in het macro-economische pokerspel. Wie wint het meest, wie gaan er verliezen en wie betaalt? Degene met het meeste geld, macht en invloed, heeft de grootste kans om uiteindelijk te overleven. Een stel maffiose pokeraars spelen om elkaars geld en klanten, omdat de markt verzadigd is en de winst niet verder opgevoerd kan worden.
De andere twee machtscentra, de VS en Europa, beseffen heel goed dat China en Japan zelf over weinig grondstoffen beschikken. Wie de controle over de grondstoffen heeft, kan deze landen en de andere imperialistische blokken economisch aan zich onderwerpen. Met name de olievoorziening speelt daarin een grote rol.