Nederlaag bazen olie-industrie Venezuela
Revolutionair proces verdiept
Door Jorge Martin
Op donderdag 20 februari 2003, middernacht, arresteerde de Venezolaanse politie de voorzitter van de werkgeversorganisatie Fedecamaras, Carlos Fernandez, beschuldigd van vijf verschillende aanklachten: verraad aan het vaderland, rebellie, aanzetten tot misdaad, samenspanning tot het begaan van misdaden, en vernietiging. Carlos Fernandez en de leider van de vakbondsfederatie CTV, Carlos Ortega, (tegen wie ook een arrestatiebevel is uitgevaardigd) waren samen de belangrijkste in de openbaarheid tredende gezichten van de sluiting en de sabotage van de olie-industrie door de bazen in december en januari, waarmee de Venezolaanse heersende klasse de regering Chávez probeerde omver te werpen. (deel 3/slot)
De ervaringen met fabrieksbezettingen in Argentinië hebben ongetwijfeld een belangrijke invloed. Op een onlangs gehouden meeting van 350 vakbondsleiders vanuit het hele land, bijeengeroepen door de "Trade Union Autonomy", ging de algemene discussie over dit onderwerp op basis van een document waarin opgeroepen werd tot "de bezetting van alle maatschappijen die verlaten zijn, bankroet verklaard, gesloten zijn of op halve kracht draaien, om de vorming van arbeiderscomités af te dwingen, zodat de productie onder arbeidersbestuur geplaatst wordt." De Workers Mole-vakvereniging in Lara eist openlijk dat "geconfronteerd met de kapitalistische crisis de regering de industrie moet reactiveren, waarbij het principe van fabriek wel of niet sluiten onder arbeidersbestuur moet worden toegepast." Er vinden zelfs met het ministerie van Arbeid besprekingen plaats over arbeidersbestuur en hoe fabrieksbezettingen, die plaatsvinden, kunnen worden gelegaliseerd.
Een ander belangrijk vraagstuk is dat van de controle over de financiële sector. Samen met de maatregelen die al genomen zijn in verband met de geldhandel, moet er een offensief plaatsvinden tegen de particuliere banksector. De banken namen een duidelijk standpunt van steun aan de sabotage door de oppositie in en zouden daarvoor moeten worden ontdaan van de middelen om dat nog eens te doen. Het is waar dat de regering al een deel van haar middelen uit particuliere banken heeft teruggetrokken, maar dit is niet genoeg. De nationalisatie van banken (die in het algemeen middelen gebruiken die aan de staat behoren) zou de regering in staat stellen over grote hoeveelheden geld te beschikken, die aangewend zouden kunnen worden om de economische crisis te verlichten door een uitgebreid programma van openbare werken en die de uitbetaling van lonen aan de ambtenaren en het normaal functioneren van de openbare diensten, zoals gezondheidszorg en onderwijs, die nu steeds bedreigd worden door het gebrek aan middelen, zouden garanderen. De nationalisatie van de banken zou het de regering dus mogelijk maken het beheer over bezette fabrieken te financieren.
Een nieuwe vakbondsfederatie
Als onderdeel van het arbeidersoffensief zijn er discussies gevoerd over de instelling van een nieuwe vakbondsfederatie om de reactionaire leiders van het CFV te vervangen. Dit proces is echter vanaf het begin sterk bekritiseerd door vakbondsactivisten wegens de methodes die zijn toegepast. Het voorstel is afkomstig van een aantal vakbondsleiders die nauw verbonden zijn met de regering, die het plan van bovenaf hebben ingebracht, zonder echter de gewone leden te hebben geraadpleegd en zonder in de bestaande vakbonden een campagne te organiseren. Het lijkt erop dat voor hen het belangrijkste is om een datum voor de oprichting van de nieuwe vakbondscentrale te bepalen (15 maart) en te beslissen wie deel uit zal gaan maken vande leiding. Dit zijn duidelijk verkeerde methodes. Om te komen tot een werkelijke heroprichting van de vakbondsbeweging in Venezuela moet een serieuze campagne van uitleg, discussie en strijd worden opgezet om de steun te verwerven van de overgrote meerderheid van de arbeiders, die nog steeds lid zijn van vakbonden die verbonden zijn met het CTV, en om iedereen te organiseren die dat nu nog niet is. De praktijk- ervaring van de laatste maanden en weken toont duidelijk aan dat de CTV-leiders (die zichzelf hebben benoemd aan het eind van een gemanipuleerd verkiezingsproces) totaal in diskrediet zijn geraakt in de ogen van hun eigen leden. Het politieke moment is gunstig. Zo'n campagne uitmondend in een landelijke arbeiders-oprichtingsvergadering voor een nieuwe vakbondsfederatie, gebaseerd op de principes van klassenstrijd en democratische en strijdvaardige vakbonden, zou een enorme uitwerking hebben. Een van de zwakheden van de revolutie is nog steeds het ontbreken van een landelijke coördinatie van alle revolutionaire comités en organisaties die de laatste jaren zijn opgezet. Alle Bolivariaanse kringen (momenteel 300.000), democratische verenigingen, plattelandscomités, studentenorganisaties, comités ter verdediging van het recht op onderwijs, enz., zouden samenwerkingsverbanden moeten instellen op wijk, lokaal, gewestelijk en nationaal niveau door democratische verkiezingen van afgevaardigden met het recht om op elk moment het mandaat in te trekken. Dit zou de beweging enorm versterken en zou het een democratische leiding geven, wat zou bijdragen tot het veralgemeniseren van de ervaringen en vooruitgang in de politieke conclusies.
Socialisme, de enige weg vooruit
Tenslotte is het ook tijd om de balans op te maken van de politieke vooruitzichten van de revolutie. Hugo Chávez' project, dat de deur open zette voor dit proces van mobilisatie van de massa's en volksorganisatie was gebaseerd op de ontwikkeling van de productieve krachten van het land, verdediging van de nationale onafhankelijkheid en het opzetten van een aantal maatregelen ten gunste van de onderdrukte massa's. Maar dit project stelde nooit het verdergaan dan de grenzen van het kapitalistische systeem ter discussie. Bij gelegenheid heeft Chávez gesproken over een 'humaan kapitalisme'. Vanaf het eerste begin hebben wij gewaarschuwd dat in het tijdperk van imperialistische overheersing er geen onafhankelijke, nationale kapitalistische ontwikkeling in een land mogelijk is. Het tijdperk van de burgerlijke revoluties ligt meer dan 200 jaar achter ons. De laatste vier jaar van het revolutionaire proces in Venezuela hebben duidelijk aangetoond dat de doorslaggevende sectoren van de Venezolaanse bourgeoisie totaal zijn verbonden met het imperialisme en niet in staat zijn ook maar de geringste progressieve rol te spelen. De bourgeoisie zal de regering geen adempauze geven. De enige mogelijkheid om tot overeenstemming met de werkgevers te komen is op basis van het laten opdraaien van de arbeiders voor de crisis en dit zou een beslissende weerstand uitlokken van een arbeidersbeweging, die nu vol zelfvertrouwen is. De nederlaag van de (bedrijfs)sluiting door de bazen heeft daarentegen de centrale rol van de arbeidersklasse in een kapitalistisch land aangetoond. Er is geen andere manier om de revolutie te verdedigen en uit te breiden dan door de grondvesten van het kapitalistische systeem zelf aan te vallen; door de productiemiddelen, de distributie en uitwisseling in de handen van de arbeiders en het volk te plaatsen, en ze te exploiteren in het belang van de meerderheid van de bevolking. Alleen op basis van een socialistisch systeem van democratische planning van de economie zou het mogelijk zijn de productieve krachten van het land tot ontwikkeling te brengen en om de enorme rijkdom van het land te gebruiken voor de verbetering van de leefomstandigheden van de overgrote meerderheid van het volk en niet om de banktegoeden in Miami van een minderheid van rijke nietsnutten aan te vullen. Een socialistische revolutie in Venezuela zou een machtig lichtbaken zijn, dat richting zou geven aan destrijd van de arbeiders en boeren in heel Latijns-Amerika, en zou een basis geven aan de vervulling van de droom van Simon Bolivar van een verenigd Amerika, een Socialistische Federatie van Latijns-Amerika.
Arbeidersbestuur in PDVSA en nationale ondernemingen.
Iedere gesloten fabriek is een geopende fabriek onder arbeidersbestuur.
Nationalisatie van de banken.
Onteigening van de bazen die betrokken waren bij de coup.
Op naar het socialisme.
Carácas, 26 februari 2003
Vertaling: Cas Hilvers