Op 26 juli 1953, dit jaar dus 50 jaar geleden, kwam er een groep Cubanen, bestaande uit 150 studenten, activisten, arbeiders, leraren, artiesten enz., voor het eerst in verzet tegen het dictatoriale bewind van Fulgencio Batista. Hun leider was een 26-jarige advocaat die, vier dagen na de staatsgreep van Batista, bij het Cubaanse Hooggerechtshof erop aandrong dat de dictator gearresteerd zou worden. Zijn naam was Fidel Castro en onder zijn leiding werd de eerste verzetsdaad gepleegd tegen de dictator. Manifest plaatst deze beschrijving in drie delen, geschreven door een 17-jarige vluchteling uit Iran. (deel 3)
Wanneer men Cuba vergelijkt met andere Latijns-Amerikaanse landen zoals: Haïti, Peru, Paraguay, Argentinië enz., komt men al snel tot de conclusie dat het op Cuba beter is dan in deze landen. Houd dan ook nog in het achterhoofd dat er een blokkade is van de VS tegen Cuba en dat dit niet het geval is met de hier voorgenoemde landen. Met hun kapitalistische economische systemen hebben deze landen niets dan ellende gebracht voor de lokale bevolkingen terwijl het socialistische systeem op Cuba zoveel mogelijk aan de bevolking geeft. Hoewel de huizen niet prachtig zijn heeft toch iedereen in het land een dak boven zijn hoofd. De klaslokalen zijn niet zo mooi als in Nederland maar toch krijgt iedereen gratis onderwijs. De supermarkten hebben geen mooie rekken maar toch heerst er geen hongersnood in het land.
Uit deze vergelijkingen blijkt ook de superioriteit van het socialistische systeem aan het kapitalistische. Waar in een kapitalistisch land het geld het allerbelangrijkste is, is in een socialistisch land de bevolking het belangrijkste. Dat blijkt ook uit het hoge levensverwachtingscijfer dat Cuba heeft. Hoewel het socialisme op Cuba superieur is aan het kapitalisme in de rest van Latijns-Amerika, begint het systeem barsten te vertonen. Barsten die de regering overigens nog goed in handen heeft weten te houden.
Naast de nodige problemen bracht de toelating van privé-kapitaal ook nog wat positiefs mee voor de Cubaanse economie. In 1993 was 1 Amerikaansedollar 100 Cubaanse peso waard. In 1994 liep dit zelfs op tot 140 peso. Maar Cuba wist dit heel snel terug te brengen want in 1995 was 1 Amerikaanse dollar nog maar 32 peso waard.(24) Ook het bruto binnenlands product (BBP) steeg aanzienlijk, nadat het een vrije val had meegemaakt. In 1992 daalde het BBP met 11,6 procent t.o.v. 1980. In 1993 ging het nog verder de min in want toen daalde het BBP met 14,9 procent t.o.v. 1980. Maar door het op kleine schaal toelaten van privé-kapitaal steeg in 1994 het BBP gigantisch, nl.met 0,7 procent t.o.v.1980.
Uit deze cijfers zullen de antisocialisten maar al te graag willen concluderen dat door het kapitalisme de Cubaanse economie er weer bovenop is gekomen maar schijn bedriegt, zo is het helemaal niet. De Cubaanse economie maakt geen bloei mee omdat het de markt zijn gang laat gaan. Integendeel zelfs, de Cubaanse economie maakt een bloei mee omdat het de markt zoveel mogelijk weet te controleren, want Cuba weet zelf ook dat de buitenlandse bedrijven de problemen niet zullen oplossen. Dat moeten de Cubanen zelf doen.
Er moet overigens niet te vroeg gejuicht worden, want de vraag blijft of een socialistisch eiland kan overleven naast een kapitalistisch monster. Om die vraag te beantwoorden moeten we kijken of Cuba in de toekomst handelsrelaties met zijn buurlanden kan opbouwen en of het steun zal krijgen van andere landen in de regio. Wat dat laatste betreft ziet het er voor Cuba gunstig uit. Het Venezuela van Hugo Chávez, het Brazilië van Lula en het Ecuador van Lucio Gutierrez hebben allemaal de progressieve richting gekozen en komen er allemaal openlijk voor uit aanhangers te zijn van het Cubaanse systeem.
Maar aan de andere kant moeten we de woorden van Che Guevara niet vergeten: "Waar men de waardewet toepast wordt het kapitalisme binnengesmokkeld."(25) Vandaag de dag heeft Cuba buitenlandse bedrijven op haar grondgebied, het heeft investeringen gedaan op de wereldmarkt en is op grote schaal afhankelijk van het toerisme. Deze afhankelijkheid zal ertoe kunnen leiden dat haar economische politiek steeds meer en meer bepaald zal worden door een handvol rijke kapitalisten die alleen maar dollartekens in hun ogen hebben. Maar zowel de regering en de bevolking weten dit en doen er alles aan om het te voorkomen. Zelfs The Financial Times moet dat toegeven. Op 26 september 1995 schreef Stephen Fidler: "De overheid heeft niet de bedoeling de krachten van de markt vrij spel te geven, maar probeert ze te beperken." (26)
Als Cuba de hoop wil blijven van de miljoenen uitgebuite mensen in LatijnsAmerika, Azië, Afrika en Europa dan zal het er alles aan moeten doen om de slogan "Cuba Socialista" te behouden. Vandaag in 2003, 50 jaar na Moncada, ben ik ervan overtuigd dat het Cuba zal lukken om haar soevereine, democratische en socialistische systeem te behouden. (slot)