United Press International, UPI, heeft bijna een dozijn voormalige Amerikaanse diplomaten, Britse wetenschappers en oudleden van de Amerikaanse inlichtingendienst geïnterviewd en daaruit het volgende verslag samengesteld. De CIA weigert commentaar op het rapport te geven.
Terwijl velen dachten dat Saddam pas bij de Amerikaanse inlichtingendienst werd betrokken aan het begin van de oorlog tussen Iran en Irak in september 1980, blijkt zijn eerste contact met Amerikaanse agenten al te dateren van 1959, toen hij lid was van een door de CIA gesanctioneerde groep van zes personen, die als opdracht had de Iraakse premier generaal Abd al-Karim Qasim te vermoorden.
In juli 1958 had Qasim de Iraakse monarchie omvergeworpen, in wat een voormalige Amerikaanse diplomaat, die anoniem wenst te blijven, omschreef als een "vreselijke orgie van bloedvergieten".
Volgens huidige en vroegere Amerikaanse leidinggevende figuren, die onder voorwaarde van anonimiteit verklaringen aflegden, werd Irak in die tijd gezien als een belangrijke buffer en van strategische waarde in de Koude Oorlog met de Sovjet-Unie. In het midden van de vijftiger jaren was Irak er bijvoorbeeld snel bij om zich aan te melden bij het Anti-Sovjet Bagdad Pact, dat als doel had de regio te beschermen en waarvan o.a. Turkije, Groot-Brittannië, Iran en Pakistan lid waren.
Er werd weinig aandacht besteed aan Qasim's bloedige samenzweerdersregime, totdat hij plotseling in 1959 besloot zich uit het Pact terug te trekken. Een stap die "bij iedereen grote opwinding veroorzaakte", volgens een voormalige regeringstopfunctionaris bij het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken.
Washington hield met ontzetting alles in de gaten toen Qasim wapens bij de Sovjet-Unie begon te kopen en Iraakse communisten op regeringsposten met echte invloed benoemde, volgens deze functionaris.
De interne instabiliteit van het land bracht de CIA-directeur, Allan Dulles, ertoe openlijk de uitspraak te doen dat Irak "de gevaarlijkste plaats op aarde" was.
"In het midden van de tachtiger jaren", vertelde Miles Copeland, een voormalig CIA-agent, aan UPI, "kon de CIA zich verheugen over de 'nauwe banden' met de heersende Baath Partij van Qasim, net zoals hij nauwe betrekkingen onderhield met de geheime dienst van de Egyptische leider Gamal Abd-el Nasser." In een recente publieke verklaring bevestigde Roger Morris, een staffunctionaris uit de zeventiger jaren van de National Security Council (de nationale veiligheidsraad), deze bewering met de uitspraak dat de CIA de autoritaire en anticommunistische Baath Partij tot werktuig had gekozen.
Volgens een andere voormalige functionaris van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken, werd Saddam, hoewel net iets ouder dan 20 jaar, deel van een Amerikaanse samenzwering om Qasim op te ruimen. Volgens deze bron werd Saddam ondergebracht in een appartement in Bagdad in de Al-Rashid straat, recht tegenover het kantoor van Qasim in het Iraakse ministerie van Defensie, om het doen en laten van Qasim in de gaten te houden.
Adel Darwish, Midden-Oosten-expert en auteur van 'Unholy Babylon', zei dat deze stap werd ondernomen met "volledige kennis van de CIA" en dat de CIA-coach van Saddam een Iraakse tandarts was, die voor de CIA en de Egyptische geheime dienst werkte. Amerikaanse functionarissen bevestigden dit onafhankelijk van elkaar.
Darwish verklaarde dat de betaalmeester van Saddam kapitein Abdel Maquid Farid was, de assistent-militaire attaché van de Egyptische ambassade, die het appartement van zijn privérekening betaalde. Drie vroegere Amerikaanse functionarissen hebben bevestigd dat dit juist is.
De moordaanslag was gepland op 7 oktober 1959, maar werd een volledige puinhoop. De verslagen ervan lopen wat uiteen. Een van de Amerikanen vertelde dat de 22 jaar oude Saddam last van zijn zenuwen kreeg en te vroeg begon te schieten, waarbij hij de chauffeur van Qasim doodde, maar Qasim slechts aan een schouder en arm verwondde. Darwish verklaarde tegenover UPI dat een van de moordenaars kogels had die niet bij zijn wapen pasten en dat bij een ander een handgranaat in de voering van zijn jas vast kwam te zitten.
"Het had iets van een klucht", zei een voormalige Amerikaanse topfunctionaris van de geheime dienst. "Qasim, die zich op de vloer van de auto in dekking hield, ontkwam aan de dood en Saddam, die door een schampschot afgevuurd door een van de andere zogenaamde moordenaars, aan een kuit werd geraakt, kon naar Tikrit ontsnappen, dankzij agenten van de CIA en van de Egyptische geheime dienst", verklaarden verscheidene Amerikaanse regeringsfunctionarissen.
Saddam stak daarna de grens naar Syrië over en werd door mensen van de Egyptische geheime dienst naar Beiroet gebracht. Tijdens zijn verblijf in Beiroet betaalde de CIA zijn appartement en kreeg hij een korte trainingscursus. "De CIA zorgde er daarna voor dat Saddam naar Caïro kon gaan", zeiden Darwish en anderen.
Een van de vroegere Amerikaanse regeringsfunctionarissen, die Saddam in die tijd kende, zei dat Saddam toen al "erom bekend stond dat hij geen 'klasse' had". Hij was een bandiet en een 'halsafsnijder'. In Caïro werd Saddam in een appartement in de exclusieve wijk 'Dukki' geïnstalleerd en bracht hij zijn tijd door met dominospelen in het Indiana Café, onder toezicht van agenten van de CIA en van de Egyptische geheime dienst.
Een voormalige Amerikaanse functionaris vertelde: "Ik ging in Caïro vaak naar het Groppie Café in de Emad Eldine Pashastraat, dat heel chique en voornaam was. Saddam zou daar geheel uit de toon zijn gevallen. Het Indiana was in wezen een dievenhol.
Maar gedurende deze tijd bezocht Saddam vaak de Amerikaanse ambassade waar CIA-specialisten als Miles Copeland en de plaatselijke chef van de CIA, Jim Eichelberger, hun kantoor hadden en Saddam kenden, verklaarden vroegere geheime dienstagenten.
De Amerikaanse coaches van Saddam drongen er bij hem opaan ervoor te zorgen dat zijn Egyptische begeleiders zijn maandelijkse toelage zouden verhogen; "een geste die door de Egyptische functionarissen niet op prijs werd gesteld, omdat zij op de hoogte waren van Saddams Amerikaanse connecties", vertelde Darwish. Zijn verklaring wordt bevestigd door vroegere Amerikaanse diplomaten, die toen in Egypte waren.
In februari 1963 werd Qasim gedood bij een coup van de Baath Partij. Morris beweerde onlangs dat de CIA achter de coup zat, die de instemming van President John F. Kennedy had, maar een voormalige zeer hoge CIA functionaris ontkent dit ten stelligste. "Wij waren absoluut verbijsterd. Er renden lieden bij ons rond die maar steeds vroegen wat er 'voor de duivel' toch gebeurd was?", zei deze CIA-man.
Maar de CIA kwam snel in actie. Toen bleek dat de Baath Partij Iraakse communisten aan het opsporen was, voorzag de CIA de met machinegeweren uitgeruste Iraakse nationale Garde van lijsten met namen van vermoedelijke communisten, die daarna gevangengenomen en verhoord werden en zonder vorm van proces werden neergeschoten. Dit volgens voormalige Amerikaanse mensen van de geheime dienst, die op de hoogte waren van de executies.
Veel van communisme verdachte mensen werden direct vermoord. Darwish zei tegen UPI dat de massamoorden onder leiding van Saddam, plaatsvonden bij Qasr al-Nehayat, wat letterlijk: 'Paleis van het Einde' betekent.
"We waren eerlijk gezegd blij dat ze (de communisten) opgeruimd werden. U vraagt of ze een eerlijk proces hebben gekregen? U moet een grapje maken. Dit waren serieuze zaken!", zei een voormalige topfunctionaris van Buitenlandse Zaken.
Een CIA-topman zei: "Het leek enigszins op de geheimzinnige moorden op de communisten in Iran, kort nadat Ayatollah Khomeini in 1979 aan de macht kwam. Al 'zijn' 4000 communisten werden plotseling vermoord."
De Engelse geleerde Con Coughlin, auteur van 'Saddam, Koning van de Angst', haalde Jim Critchfield aan, in die tijd een topfunctionaris van het Midden-Oostendepartement, die zegt dat de moord op Qasim en de communisten als "een grote overwinning" werd beschouwd.
Een vroegere agent van de geheime dienst, die lange tijd undercover heeft gewerkt en een vriend was van Critchfield, vertelde: "Jim was een oude Midden-Oostendeskundige. Het speet hem totaal niet dat de communisten er van langs kregen. Het was geen kinderspel hoor!"
Intussen werd Saddam hoofd van de al-Jihaz a-Khas, de geheime dienst-afdeling van de Baath Partij.
De CIA/DIA (Defence Intelligence Agency)-relatie met Saddam werd aangehaald na het begin van de oorlog tussen Iran en Irak in september 1980. Tijdens de oorlog stuurde de CIA regelmatig een groep mensen naar Saddam om gegevens over de slagvelden, die verkregen waren met behulp van de AWAC-spionagevliegtuigen van Saoedi-Arabië, te verstrekken, om op die manier bij te dragen aan de effectiviteit van de strijdkrachten van Irak. Dit werd verklaard door een voormalige DIA-functionaris en lid van de Amerikaanse overkoepelende geheime dienst.
Deze man vertelde ook dat hij persoonlijk een document had ondertekend, waarin Amerikaanse satellietgegevens aan zowel Iran als Irak werden meegedeeld in een poging een militaire patstelling tot stand te brengen. "Toen ik het tekende, dacht ik dat ik mijn verstand was kwijtgeraakt", zei hij tegen UPI.
Volgens een vroegere CIA-agent had Saddam een topteam van drie hoge officieren van de Estikhbarat, de Iraakse inlichtingendienst, gevormd om contact te onderhouden met de Amerikanen.
Volgens Darwish verleende de CIA en DIA militaire steun tijdens de verwoede aanval in februari 1988 op de Iraanse posities op het schiereiland al-Fao door ervoor te zorgen dat de Iraanse radarapparatuur drie dagen geblokkeerd werd.
De goed te gebruiken verbintenis tussen de inlichtingendiensten van Saddam en Amerika eindigde op 2 augustus 1990 om 2 uur 's nachts, toen 100.000 Iraakse manschappen ondersteund door 300 tanks, het naburige Koeweit binnenvielen. De bondgenoot van weleer werd de ergste vijand van Amerika. (Het valt nog te bezien of de echte breuk niet van recentere datum is, nvdr)
Richard Sale is UPI-correspondent
Vertaling: Casper Hilvers