Het Indonesische Volkscongres zal het uit 1966 daterende verbod van de communistische partij niet ongedaan maken. De grootste fractie in het Volkscongres, de nationalistische PDI-P, heeft een voorstel daartoe gisteren ingetrokken. De partij zag namelijk aankomen dat ze bij een stemming het onderspit zou delven.
De partijtop is kennelijk tot de slotsom gekomen dat intrekking van het verbod bij het leger, bij Soeharto's gewezen politieke vehikel Golkar en bij islamitische partijen op zoveel weerstand stuit dat vasthouden aan het voorstel coalitievorming na de verkiezingen van volgend jaar ernstig zou bemoeilijken. In 1966, nog geen jaar na de mislukte couppoging van enkele links georiënteerde legerofficieren, vaardigde het Volkscongres een verbod uit op de communistische partij van Indonesië, de PKI, tot dat moment de grootste niet-regerende communistische partij van Azië, en op verspreiding van het marxistisch-leninistische ideeëngoed.
De betrokkenheid van de PKI bij de coup is nooit aangetoond, maar het leger en islamitische massaorganisaties grepen die aan voor een bloedige anti-communistische furie, waarbij zeker een half miljoen mensen het leven liet, vooral op Java en Bali. Generaal Soeharto verdacht zijn voorganger Soekarno van voorkennis van de mislukte machtsgreep en zette hem in 1967 aan de kant. Duizenden linkse intellectuelen en vakbondsactivisten werden verbannen naar het Molukse eiland Buru. Communisten en linkse nationalisten die werden gevangen gezet en ook hun familieleden dragen tot vandaag een stigma.
Kompas, het grootste dagblad van Indonesië, deed afgelopen week een opinieonderzoek en stelde vast dat ruim 45 procent van de Indonesiërs ervan overtuigd is dat voormalige politieke gevangenen - of ze nu wel of niet door een rechtbank zijn veroordeeld - nog steeds worden gediscrimineerd. De PDI-P heeft lang volgehouden dat ze een einde wilde maken aan deze praktijk. Bron: NRC, 4-8-2003.