Rolf Berthold was de ambassadeur van de DDR in China. Hij heeft de breuk met de Sovjet-Unie en de Culturele Revolutie meegemaakt. Na een tussenperiode in Vietnam keerde hij terug naar Beijing waar hij van 1982 tot 1989, als ambassadeur, de eerste hervormingen van nabij kon volgen. Hij beheerst de Chinese taal en heeft sinds het einde van zijn carrière elk jaar een of meer keren de Volksrepubliek bezocht.
Deze diplomaat, zijn hele leven al communist, sprak op 22 augustus in Deurne op de marxistische zomeruniversiteit van de PVDA van België over 'De realiteit van het socialisme en met name in de DDR en in China'. Zijn aanpak bestond uit een korte inleiding en een lange vragenronde. Wij geven hier alleen het 'Chinese' gedeelte weer.
In zijn inleiding bracht Berthold zijn persoonlijke standpunten over China ondubbelzinnig en krachtig naar voren.
China is socialistisch. Anders dan Cuba, maar net zoals dat land levert het een bewijs van het voortbestaan en de levensvatbaarheid van het socialisme, zij het onder een andere vorm dan in de Sovjet-Unie.
Het uitroepen van de Volksrepubliek in 1949 was van groot belang voor Azië en voor de wereld. We mogen nooit vergeten dat we in China tussen 1949 en nu spreken over een kwart tot eenderde van de wereldbevolking. De communistische partij (CPC) heeft tussen 1957 en 1978 fouten gemaakt waardoor ze, in de Culturele Revolutie bijvoorbeeld, bijna al haar verwezenlijkingen verspeelde. De gecorrigeerde koers sinds 1978 bracht daarentegen een voortdurende ontwikkeling met een gemiddelde jaarlijkse groei van negen procent, een steeds stijgend levensniveau. Het land is nu in absolute cijfers de zesde economie met de vijfde grootste buitenlandse handel, wat we natuurlijk moeten relativeren door rekening te houden met de omvang van de bevolking. De spectaculaire groei op gebieden zoals huisvesting en telecommunicatie geeft aansprekende voorbeelden van de toenemende welvaart.
De nieuwe industrieën en de spreiding van het werk moeten een einde maken aan de werkloosheid.
De CPC heeft nu een nieuwe leiding van jongere maar wel ervaren leden, dat leren de biografie en de loopbaanbeschrijving van mensen zoals Hu Jintao, de president en partijvoorzitter en Wen Jiabao, de premier.
Internationaal streeft China naar een vredelievende en stabiele wereld. Op een realistische manier verzet het zich tegen de oorlogszuchtige politiek van de VS. Daarbij heeft het uiteraard in de eerste plaats oog voor de buurlanden.
Krijgt China geen problemen met de infiltratie van buitenlands kapitaal?
Rolf Berthold (RB): De economische eisen die de eerste fase van de weg naar het socialisme stelt dwingen China om (nu voor zowat eenderde van zijn productie) een beroep te doen op kapitalistische bedrijven die ofwel geheel of gedeeltelijk Chinees of buitenlands zijn. Die zorgen voor kapitaal, technologie en werkgelegenheid. Deze ondernemingen staan onder controle en worden op bepaalde strategische terreinen ook niet toegelaten. Deze situatie zal niet eeuwigdurend zijn hoewel men dat niet openlijk verklaart.
Is het niet gevaarlijk om kapitalisten toe te laten tot de CPC?
RB: De Chinezen zien het zo: de nieuwe economische en sociale terreinen die zijn geschapen leveren nieuwe beroepen op, informatici en advocaten bijvoorbeeld. De mensen uit die sectoren moeten ook in de partij vertegenwoordigd zijn. Een (bescheiden) aantal van die nieuwe leden die uit de ondernemersklasse komt mocht, na uitgebreide debatten in de partij (die misschien nog hervat kunnen worden), als lid toetreden. Het was echter wel verplicht de statuten en het programma te onderschrijven die over de afschaffing van de uitbuiting als doelstelling spreken. Men heeft zich dus akkoord verklaard met de uiteindelijke afschaffing van de groep waaruit men is voortgekomen.
Je zou kunnen zeggen dat de reclame wel aan zichtbare, schreeuwerige mobilisatie doet maar dat is geen zaak van de CPC natuurlijk.
Is het overtuigen van de jeugd niet problematisch, net zoals op Cuba?
RB: De partij spant zich in om jongeren te organiseren in de jeugdbond en ze daar marxistisch-leninistisch te scholen. Dat lukt niet altijd goed. Ook hier is de situatie toch weer anders dan op Cuba.
Hoe heeft U als communistisch militant, in China werkzaam in de diplomatie, de polemiek beleefd tussen de Sovjet-Unie en de landen van Oost- en Centraal-Europa enerzijds en China anderzijds?
RB: Het was een periode van een pijnlijke en bittere strijd, die ons ook veel zwaar studiewerk opleverde.
Ik huldigde en verdedigde de standpunten van mijn partij de Sozialistische Einheitspartij (SED) van de DDR. Naderhand hebben wij allen (ook de Chinezen) begrepen hoe schadelijk en overdreven die strijd was. Hij heeft de internationale communistische beweging ernstig verzwakt en is volgens mij een van de factoren geweest die hebben geleid tot de ineenstorting van het socialisme in een groot aantal landen.
Is de rijkdom van de kapitalisten niet provocerend en ontmoedigend?
RB: Er is een verschil tussen oude kapitalisten op wie een hernieuwd beroep wordt gedaan om hun land mee op te bouwen en de nieuwe, die inderdaad de ruimte krijgen om zich te verrijken.
Dit gebeurt echter op een totaal andere wijze dan in Rusland. De nieuwe rijken in China hebben voor hun bezit hard moeten werken en leveren ook een bijdrage aan de opbouw en de werkgelegenheid. In Rusland gaat het veel meer om profiteurs die op parasitair en speculatief kapitaal drijven.
In 1989 verzekerden westerse collega-diplomaten mij in de wandelgangen dat wat er op het Tienanmenplein gebeurde in hun eigen land geen twee dagen getolereerd zou worden.
In 2000 bezocht ik China en mij viel het op dat er in niet één boekenwinkel marxistische werken te vinden waren.
RB: Excuseer me dat ik u zo krachtig moet tegenspreken. Ik kom al jarenlang zeer regelmatig in China. Boekenwinkels zijn mijn favoriete omgeving (ik spreek hierbij niet over kleine zaakjes die hoofdzakelijk tijdschriften en kranten verkopen). Er is er niet een zonder een groot en veelzijdig marxistisch en leninistisch aanbod. Jammer genoeg hoofdzakelijk in het Chinees. De vertalingen van marxistische klassiekers worden nog steeds verbeterd. Onlangs nog is 'Het Kapitaal' opnieuw in het Chinees vertaald, niet vanuit het Russisch, maar vanuit de originele Duitse tekst.
Waarom is in 1989 het socialisme in de DDR gevallen en is het in China overeind gebleven?
RB: In 1989 kende China grote economische problemen, het nieuwe beleid is ook een leerproces. De werkloosheid bedreigde bijvoorbeeld groepen die tot dan alleen voordeel hadden ondervonden van de hervormingen. De VS hebben geprobeerd van de onrust misbruik te maken. Ze deden dat op een opvallende manier: hun zender 'The Voice of America' begeleidde de Tienanmenrellen van dag tot dag met uitzendingen in het Chinees. De CPC en de regering zijn tot de conclusie gekomen dat er een echte contrarevolutionaire opstand werd beraamd. Die is verijdeld. Het oordeel over die affaire is tot vandaag ongewijzigd.
De DDR-leiding heeft fouten gemaakt, maar die hadden niet tot haar valhoeven te leiden. De ineenstorting van de Sovjet-Unie die volop bezig was heeft het voortbestaan van een socialistische DDR de doodsteek gegeven. De SED was passief en verlamd tegenover de gebeurtenissen van 1989, dat heeft meegespeeld. Toen ik aan een hoog kaderlid vroeg of de DDR voorbereid was om zich te verzetten tegen een opstand zoals eerder dat jaar in China, was het antwoord: "Zoiets is hier toch onmogelijk"!
Ikzelf ben van mening dat de aanval op het socialisme in China is gestart, omdat men misschien dacht dat daar de zwakste schakel zat. Toen dat een vergissing bleek werd Oost-Europa aangepakt.
Wat kan de internationale communistische beweging volgens u leren van de hervormingen in China?
RB: In de eerste plaats dringen de Chinezen er zelf opaan dat men hen niet kopieert. Ze benadrukken voortdurend dat elk land en elke partij de eigen situatie goed moet analyseren en daar correct op moet inspelen om de eigen problemen op een manier op te lossen die past bij de concrete situatie.
Wat we hiervan kunnen leren is dus dat we zelfstandig moeten denken. Verder toont China ons dat het mogelijk is successen te behalen en zijn principes trouw te blijven. Keer op keer herhaalt de CPC dat haar werk gebouwd is op vier fundamenten: het socialistische eigendom van de productiemiddelen; de leiding van de communistische partij; een stevige socialistische staat; en de marxistische ideologie. Deze principevastheid staat lijnrecht tegenover de tendens die ik nu in Duitsland meemaak in de 'Partei für den Demokratischen Sozialismus (PDS)'. Daar wil men die principes bij het herschrijven van het programma juist weggooien.
Wordt China niet bedreigd door crisissen van overproductie nu het kapitalistische bedrijven toelaat te bestaan?
RB: De markt hoort de productie en de distributie te regelen en er zo voor te zorgen dat dergelijke crisissen niet optreden. De regering en de staat zijn daarbij waakzaam en krachtig genoeg om er uiteindelijk op toe te zien dat het niet tot een echte crisis komt.
Ook hier zien we weer het fundamentele verschil met het kapitalisme. De socialistische staat China is, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Duitse staat, niet hulpeloos tegenover het bedrijfsleven.