Naast de zeer grote fondsen als het ABP en PGGM, zijn er ook kleinere fondsen die voor een bepaalde bedrijfstak of onderneming zijn opgezet. Pensioenfondsen beheren vaak enorme kapitalen.
Zo wordt in A&O Services het fonds van het schildersbedrijf beheerd ter grootte van zo'n 2,2 miljard euro. Dit is volgens de directeur genoeg om aan de pensioenverplichtingen van de komende zeventig jaar te voldoen (gegevens oktober 2002).
Van een aantal van deze fondsen is de dekkingsgraad de laatste jaren flink gedaald. Bij het bedrijfstakpensioenfonds van het schildersbedrijf is de dekkingsgraad van 1999 tot eind 2002 teruggelopen van 143 naar 115 procent. Bij een groot aantal pensioenfondsen is de dekkingsgraad door de enorme daling van de aandelenkoersen op de beurzen zelfs onder de 100 procent geraakt. Bij het schilderspensioenfonds is er een achteruitgang, maar zijn de problemen niet zo groot als bij die andere fondsen. Dat komt door de investeringen in onroerend goed en het feit dat 50 procent van de beleggingen in vastrentende waarden zijn belegd. De fondsen hebben over het algemeen de hun toevertrouwde kapitalen gebruikt om op verschillende manieren te beleggen zodat er zoveel mogelijk zekerheid en rendement zal worden behaald.
Het rendement, de opbrengst, is over het algemeen bij de laatste beleggingsmogelijkheid het hoogst maar levert ook veel risico's op, zoals de laatste jaren is gebleken. In 1999 bestonden de inkomsten bij het bedrijfstakpensioenfonds van het schildersbedrijf voor zo'n 91 miljoen euro uit premieafdrachten en voor meer dan 318 miljoen euro uit beleggingsopbrengsten. Van het bedrijfspensioenfonds Bouw is het belegd vermogen 5,5 miljard euro, 25 procent daarvan is belegd in vastgoed, zoals woningen, gebouwen en winkelcentra.
De pensioenfondsen worden door de regering via de Pensioen- en Verzekeringskamer, PVK, gecontroleerd. De PVK stelt regels en eisen op voor de fondsen, maar kan niet aan de fondsen zelf komen. Zo moeten de fondsen zorgen voor een bepaalde dekkingsgraad van bijvoorbeeld 115 procent.
Werkgevers zullen op de een of andere manier een bijdrage leveren aan het pensioenfonds, afhankelijk van de opzet van het fonds en de statuten en reglementen ervan. Zo zijn er regelingen waarbij de werkgever het fonds moet aanvullen als het onder een bepaalde dekkingsgraad terechtkomt, terwijl bij andere regelingen de werkgever een vaste premie betaalt. In het eerste geval is er soms de neiging bij werkgevers om bij eventuele overschotten van het fonds de zaak af te romen en de gelden een andere bestemming te geven. In het tweede geval zijn de deelnemers aan het fonds ook de dragers van de beleggingsrisico's en zal de werkgever geen aanspraken op overschotten kunnen laten gelden.
Bij pensioentoezeggingen door de werkgever kan de door hem/haar toegezegde bijdrage aan de pensioenregeling worden beƫindigd of verminderd wanneer er sprake is van bepaalde ingrijpende wijzigingen in (zijn/haar) omstandigheden, bijvoorbeeld financieel onvermogen of fusies. In elk geval hebben de deelnemers aan een pensioenregeling geen andere aanspraken op het fonds en geen andere rechten dan in de pensioenregeling wordt toegezegd.
De vraag uit de titel is dus niet zo eenvoudig te beantwoorden.
Merkwaardig is dat de actieve deelnemers aan de pensioenfondsen geen of nauwelijks invloed kunnen uitoefenen op de beleggingen. Zo kunnen de premiebijdragen van mensen die actief zijn in de vredesbeweging wel belegd worden in de oorlogsindustrie en ondersteunt het ABP, door de beleggingen in Ahold (Albert Heijn) de zakkenvullerij van ingehuurde probleemmanagers als Moberg. De niet actieve deelnemers, de gepensioneerden, hebben over het algemeen al helemaal niets meer in de melk te brokkelen. |