De golf van internationale verontwaardiging dwingt Israël een stap terug te doen in de dreiging om de Palestijnse president Yasser Arafat te vermoorden.
De Israëlische minister van Buitenlandse Zaken, Silvan Shalom, deed maandag een stap terug in het dreigement van de Israëlische regering om Yasser Arafat te vermoorden, door de mededeling dat de formele beslissing daartoe nog niet was genomen en dat het niet de politiek van de regering is.
Op 11 september besloot het Israëlische Veiligheidskabinet in principe Arafat 'te verwijderen', maar zei er niet bij welke actie zou worden ondernomen en wanneer. Zondag 14 september zei vice-premier Ehud Olmert dat het vermoorden van Arafat een van de mogelijkheden was, of verbanning en isolatie. De Israëlische beslissing heeft Arafat's populariteit nieuw leven ingeblazen en heeft opnieuw zijn status als onbetwiste leider en nationaal symbool bevestigd. Duizenden Palestijnen zijn sinds 11 september dagelijks in protest op straat. Activisten van de Fatah-beweging van Yasser Arafat hebben tenten opgezet in het gebombardeerde hoofdkwartier van de president, om als menselijk schild te dienen tegen een mogelijke Israëlische aanval, zoals zij zeggen. De Palestijnen doen ook een dringend beroep op de Verenigde Naties om te eisen dat Israël de veiligheid van Arafat moet garanderen.
De Veiligheidsraad publiceerde in het weekeinde van 13 september een persbericht, waarin werd meegedeeld dat "het standpunt van de verwijdering van voorzitter Arafat geen positieve bijdrage zou leveren en niet zou moeten worden uitgevoerd."
De minister van Buitenlandse zaken van de VS, Colin Powell, zei op 14 september dat Israël de woede zou uitlokken niet alleen van de Palestijnen, maar van moslims overal op de wereld door de verbanning of executie van Arafat. De Veiligheidsraad kwam opnieuw op maandag bijeen om naar een rapport te luisteren van de VN-afgevaardigde voor het Midden-Oosten, Terje Roed-Larsen, waarna een open debat voor alle VN-leden zou volgen.
Bron: RHC, Jerusalem, Israel/Ramallah, West Bank/United Nations, 16 september, vertaling Cas Hilvers.