Eindelijk gaf hij het zelf toe. De president van DNB, Wellink, wist dat de euro veel duurder zou uitvallen dan hij dag en nacht beweerde, zei hij op 31 oktober. Eigenlijk was het de schuld van Zalm, beweerde de 'onafhankelijke' bankbestuurder, want die veegde elke suggestie van stijgende prijzen van tafel.
"We hadden een jaar vóór de invoering van de euro moeten melden dat de prijzen zouden stijgen". Wat een schijnheiligheid. Maar de prijsstijgingen gaan gewoon door. Op een kleine groep 'vrinden' van Zalm en Wellink na, wordt de bevolking geconfronteerd met steeds hogere uitgaven en verlaging van lonen. Een blik op de gemeentelijke lasten.(1)
De prijzen stegen, mede door de invoering van de euro, in de periode 1998-2003 gemiddeld met maar liefst 49 procent. Gemiddeld stegen de prijzen dus met de helft!(2) Alle grote 'publieksvoorlichters' riepen in koor dat het allemaal wel meeviel, in de rug gesteund door het 'onafhankelijke' Centraal Bureau voor de Statistiek. Het zou aan de eenzijdige waarneming van de bevolking liggen. Het zou aan onwennigheid liggen, waardoor er teveel werd uitgegeven. Alsof er geen bodem in een portemonnee zit. Leeg is leeg. Je kunt nog wat op krediet kopen, maar dat weet je elke dag verdomd goed. Zelfs de consumentenbond kraaide in het koor mee en riep dat het allemaal wel meeviel. Ja, voor de hogere inkomens, de leden van dit soort consumentenclubs wel, maar niet voor de meerderheid van de bevolking.
Maar hoe zit het met de prijzen van de overheid zelf? Die blijken intussen een zeer groot aandeel uit te maken van de verlaging van de koopkracht. Manifest wees er keer op keer op. De graaiers zitten niet alleen in het bedrijfsleven, maar evenzeer bij de overheden. Soms kunnen die overheden - vooral in kleinere steden in armere gebieden - niet veel anders. De bezuinigingen van het rijk dwingen heel wat besturen om te bezuinigen, de dienstverlening te verminderen en de prijzen te verhogen. Maar bij nadere beschouwing blijken ook op gemeentelijk niveau de rijken rijker en de armen armer te worden.
De gemeentelijke tarieven zijn de afgelopen vijf jaar schrikbarend gestegen. Volgens een onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen zouden de gemeentelijke woonlasten de afgelopen vijf jaar maar met één procent zijn gestegen. Het onderzoek beperkte zich echter tot onroerendzaakbelasting, reinigingsheffing en rioolrecht. Als meerdere gemeentelijke tarieven worden meegenomen, blijkt echter dat in tien grotere gemeenten de gemeentelijke lasten met 38 procent zijn gestegen! Dat is ruim tweemaal zoveel als de inflatie. In deze tien steden (Almere, Amsterdam, Breda, Den Haag, Eindhoven, Groningen, Nijmegen, Rotterdam. Tilburg (+ 62 procent) en Utrecht) ging de onroerendzaakbelasting gemiddeld met 18 procent omhoog (37,5 euro).
Het is maar één voorbeeld. Wat te denken van de prijs van een parkeervergunning in Almere. Vijf jaar geleden nog gratis en nu liefst 60 euro. De gemeentelijke zakkenklopperij is reusachtig. Voor de tien steden: hondenbelasting 31 procent hoger, rijbewijs 38 procent, rioolrecht 32 procent, ophalen huisvuil 31 procent, gemeentelijk uittreksel 43 procent, parkeervergunningen 16 procent, verklaring goed gedrag 69 procent, begraven 60 procent. Op die manier zorgen de gemeentelijke lasten voor een aanzienlijke aanslag op de portemonnee, in veel gevallen van honderden euro's.
Heeft Lodewijk de Waal daar eigenlijk rekening mee gehouden?
Net zoals in voorgaande maanden zijn de bestedingen aan duurzame goederen (woninginrichting, kleding en huishoudelijke apparaten) het meest teruggelopen, 5,3 procent minder dan een jaar geleden. Huishoudens gaven vooral minder uit aan de horeca, een trend die het hele jaar al zichtbaar is. De uitgaven aan vervoersmiddelen, huisvesting en zorg blijven daarentegen toenemen.
In de eerste acht maanden van dit jaar lag de binnenlandse consumptie bijna 1 procent lager dan in 2002. In zijn raming van september ging het Centraal Planbureau nog uit van een gelijkblijvende consumptie in 2003.(3)
Het is maar de vraag hoelang het najaarsakkoord overeind blijft.