Op dit moment twijfelt niemand aan het feit dat de nieuwe buitenlandse politiek van de regering Bush is gebaseerd op militaire interventie, zonder enig respect, niet voor internationale instanties, noch voor de publieke opinie in de wereld. De strijd tegen het terrorisme is het perfecte excuus gebleken om het voorgaande excuus te vervangen; de dreiging van het communisme tijdens de Koude Oorlog.
Andere, zoals de strijd tegen de drugshandel, zijn minder goede excuses gebleken. De stilte van de VN na de invasie in Irak, de volgzaamheid van de EU, de ijzeren controle die de VS blijven houden op de meeste Arabische staten d.m.v. dictaturen, waarvan de VS de touwtjes in handen hebben, garanderen de straffeloosheid voor de Noordamerikaanse regering.
De VS zijn tamelijk duidelijk over hun volgende militaire doelen. Syrië, Democratische Volks Republiek Korea, Iran en Cuba. Dezelfde strategie als bij Irak werd gebruikt. Samenwerking tegen het internationale terrorisme, de kwalificatie van dictatuur en het schenden van mensenrechten door de bedoelde landen worden als excuus gebruikt bij internationale instanties, vriendschappelijke regeringen en de internationale publieke opinie.
Zonder enige twijfel ontwikkelt deze campagne zich in hoog tempo voor wat betreft Cuba. Laten we eens kijken hoe.
In het jaarverslag "werkgevers van het terrorisme in de wereld"(2) wordt Cuba door de VS op 30 April jl. aan de lijst van landen die het terrorisme op internationaal niveau steunen, toegevoegd, samen met Irak, Iran, Soedan, Lybië en Noord-Korea. Letterlijk wordt er in dit verslag beweerd dat - hoewel Cuba alle 12 internationale conventies en protocollen tegen het terrorisme heeft getekend, Soedan 11 hiervan - beide landen steun blijven verstrekken aan internationale organisaties die als terroristisch zijn aangewezen. Een grote paradox, wanneer men zich herinnert dat Cuba de VS vier keer officieel heeft voorgesteld een bilateraal programma betreffende de strijd tegen het terrorisme te onderschrijven, wat steeds geweigerd is door de Noordamerikaanse buurman.
Laten we ook de verklaringen van vice-president Dick Cheney niet vergeten op de dag van de bezetting van Bagdad, waarin hij bevestigt dat het gebeuren een duidelijke boodschap is voor de landen die het terrorisme in praktijk brengen.(3)
In mei 2002 beschuldigde staatssecretaris John Bolton Cuba van het in bezit hebben van biologische wapens.
Opvallend zijn vele verklaringen van functionarissen van de regering Bush, zoals die van zijn eigen broer Jeb, de regeringsvertegenwoordiger in Florida, die bevestigde dat na het succes in Irak Washington een eind moet maken aan het Cubaanse regime; of de Noordamerikaanse ambassadeur in de Dominicaanse Republiek, Hans Hertell, die verzekerde dat de agressie in Irak een positief signaal is en een goed voorbeeld voor Cuba. Hij voegde eraantoe dat de invasie in het Arabische land slechts het begin was van een kruistocht naar bevrijding die alle landen van de wereld zou gaan omvatten.(4)
De militaire bedoelingen van de VS op Cuba werden duidelijk in publicaties in Military Review, een tijdschrift van de School voor Commando-eenheden en de Generale Staf van het leger van de VS, waar in een artikel (sept-okt-02) van luitenant-kolonel Geoff Demarest(5) in duidelijke bewoordingen de rol van het Noordamerikaanse leger in een vermoedelijke overgang naar een andere regering op Cuba aangesneden wordt. Zelfs zo dat de tweede paragraaf zegt dat de rol van het leger van de VS zich zou kunnen concentreren rondstabiliteitsoperaties, ondersteuning bij het naleven van de wet en/of steun aan hulporganisaties, met verderop een kop met de veelzeggende titel: Een rol voor het leger van de VS?
Hier begint men gedetailleerd alle excuses die gebruikt zijn voor het rechtvaardigen van een militaire interventie op te noemen: De migratie naar en van het eiland, de wapenarsenalen (inclusief duizenden kleine munitiewapens), het enorme electronische centrum van de inlichtingendienst in Lourdes, verklaringen van drugshandel door een deel van leden van het Castro-regime en een verondersteld onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma voor biologische oorlogsvoering. Het zijn maar een paar van de vele onderwerpen waarmee rekening zou moeten worden gehouden en die de overgang naar een andere regering in de weg zouden kunnen staan. De tekst van de luitenant-kolonel eindigt met te zeggen dat de boodschap duidelijk is (...). "Het leger van de VS zou zowel van pas kunnen komen vanwege het potentieel op het gebied van beïnvloeding van Cubaanse militairen, als vanwege zijn vaardigheid in het bedreigen van deze militairen".
Verder in deze tekst zullen we zien dat, als de VS over vrijheid van meningsuiting en dissidente journalisten praten, verwezen wordt naar persbureaus en redacteuren die geleid en betaald worden door de Bush-regering, met als enig doel het verspreiden van argumenten zoals we gezien hebben in de tekst van bovengenoemde militair, en die later gebruikt zullen worden om een interventie te rechtvaardigen.
De komende tekst laat zien dat alle beweringen gebaseerd zijn op journalistieke verslagen van bureaus en personen die door de regering Bush worden gefinancierd (El Nuevo Heraldo, Miami Herald, Hermanos al rescate, Cubanet/Cubanews, Washington Times, Insight Magazine).
In het jaar 2000 doneert USAID, het Internationale Bureau voor Ontwikkeling van de VS, 670.000 dollar aan drie Cubaanse organisaties om te helpen bij de uitgave in het buitenland van het werk van onafhankelijke journalisten van het eiland... en voor de distributie hiervan binnen Cuba. (6)
De fondsen, die USAID bestemt voor de financiering van Cubaanse dissidenten, zijn exceptioneel. Voor het opzetten van onafhankelijke NGO's op Cuba 1.602.000 dollar; voor het plannen van de overgang naar een andere regering op Cuba 2.132.000 dollar; voor het evalueren van het programma 335.000 dollar.
Al dit geld is geïnd door groeperingen uit de VS. Laten we eens kijken welke groeperingen dat zoal zijn. Het Centrum voor een Vrij Cuba ontving 2.300.000 dollar in 2002, met als doel het loskrijgen van informatie van mensenrechtengroeperingen en deze te verspreiden. De werkgroep van de Interne Dissidentie 250.000 dollar; Freedom House, verantwoordelijk voor de strategische kwestie van de overgang naar een andere regering op Cuba, 1.325.000 dollar; groepen die steun verlenen aan de dissidentie 1.200.000 dollar.
Ook andere, zoals het Instituut voor Democratie op Cuba of het Internationaal Republikeins Instituut. Het bureau Cubanet ontving in 2001 243.000dollar en in 2002 nog eens 800.000 dollar; Het Amerikaanse Centrum voor Internationaal Solidariteitswerk, dat als sociaal doel heeft de buitenlandse investeerders te overtuigen niet op Cuba te investeren, 168.575 dollar. Cubaanse Democratische Actie ontving 400.000 dollar in 2002.(7)
Tussen 1997 en 2002 werd door het Amerikaanse Bureau voor Internationale Ontwikkeling 22 miljoen dollar bestemd voor dit doel. Op 2 maart jl. zei de staatssecretaris voor het westelijk halfrond, Curtis Struble, dat 'USAID' dit jaar nog eens 7 miljoen dollar als 'economische steun' op Cuba zal investeren en op 26 maart kondigde Colin Powell in de Senaat aan een bedrag van 26.900.000 dollar te willen besteden aan uitzendingen van Radio en Televisie 'Martí'. (8)
Radio Martí zendt, tegen de internationale regelgeving op dit gebied in, vanuit de VS 1200 uur per week uit met oproepen voor interne ondermijning en het plegen van sabotage, desertie en illegale emigratie.
Het is duidelijk dat achter de zogenoemde dissidenten, journalisten en onafhankelijke bureaus niets anders zit dan geld uit de VS met een duidelijk en concreet doel.
Oud-lid van de Vereniging van Cubaanse Journalisten en Schrijvers, onderging hij een duizelingwekkende verandering: hij werd door de machtige Miami Herald gecontracteerd, het meest conservatieve dagblad in het zuiden van Florida, en maakte een razendsnelle carrière tot vice-president voor het Caraïbisch gebied van de Interamerikaanse Pers Maatschappij (SIP), die de eigenaren van de belangrijkste media uit de VS en Latijns-Amerika organiseert. Het zijn de voormalige samenzweerders uit de tijd van de Koude Oorlog in dienst van Washington.
Een van de bekendste figuren is Carlos Alberto Montaner, in 1961 op Cuba veroordeeld voor deelname aan een terroristische organisatie die explosieven verborg in pakjes sigaretten. Tijdens de raketcrisis uit Cuba gevlucht, waarna hij zich aansloot bij de speciale Cubaanse strijdkrachten van het VS-leger. In de jaren 60 door de CIA gecontracteerd, kwam hij in 1970 in Spanje terecht, waar hij "Editorial Playor" en het persbureau "Firmas Press" oprichtte. Montaner was verantwoordelijk voor hulp aan de terrorist Juan Felipe de la Cruz bij het binnenkomen in Frankrijk, die overleed toen de bom ontplofte die hij transporteerde. Montaner is een van de leidende figuren van de plannen tot inlijving van Cuba bij de VS. In 1990 richtte hij het Cubaans Democratisch Platform op en een jaar later het Democratisch Cubaans Overleg (CDC), een dissidente organisatie op het eiland. Leden van deze organisatie zijn M.S. Cruz Varela, Hubert Matos, Jose Ignacio Rasco en Juan Suárez Rivas. Carlos Alberto Montaner was bovendien een van de oprichters van de Cubaans-Spaanse Vereniging (FHC).(9) (wordt vervolgd)
Een andere dissident die in het buitenland opereert, met name na het ontvangen van de Sajarov-prijs door het Europese Parlement, is Oswaldo Payá. Er wordt beweerd dat hij een massale steun op Cuba ondervindt voor zijn Varela Project dat door 11.000 Cubanen onderschreven is - in een land met 11 miljoen inwoners - en door vijfduizend Europeanen uit zo'n 15 landen. Een project dat, zoals blijkt uit documenten, ondertekend is door CarlosAlberto Montaner, ontstaan op initiatief van buitenlandse regeringen.
James Cason zelf, de leider van het Bureau voor VS-belangen in Havana, gaf toe dat aan de Fundación Nacional Cubano-Americano en de Raad voor de vrijheid van Cuba (Consejo para la Libertad de Cuba), verantwoordelijk voor verschillende aanslagen en doden op Cuba en moordaanslagen op de Cubaanse president (zie noot 6), advies is gevraagd voor het plan van overgang naar een andere regering op Cuba.
Een van de originele ideeën van Payá was: Fidel Castro ervan te beschuldigen dat hij zou instemmen met de schendingen van de mensenrechten in Guantánamo.(10) Verder verklaarde hij in een interview in de wekelijkse bijlage van El País van 9 maart jl., dat tijdens de dictatuur van Batista op Cuba een ongelooflijke persvrijheid bestond. Deze briljante intellectueel, zonder dat bekend is hoe hij aan zijn financiële middelen komt, maakte een toer rond de hele wereld van enige maanden. Carlos Fazio verklaarde heel duidelijk: "De strategie om tot dit soort leiders te komen is eenvoudig en het voorbeeld van Oswaldo Payá is treffend. Men maakt een briefhoofd, creëert een zogenaamde organisatie of een NGO ad hoc (in zijn geval het Project Varela), organiseert bezoeken met veel publiciteit en goed geprogrammeerd, waar men ontvangen wordt door belangrijke persoonlijkheden (Paus Juan Pablo II, de Spaanse regeringsleider José María Aznar, president Vicente Fox, staatssecretaris Colin Powell), en men kent prijzen toe die het personage langzaam bekendmaken (Payá ontving de Sajarov prijs voor mensenrechten van het Europese Parlement en is voorgedragen voor de Nobel prijs). Zo ontstaat langzaam maar zeker een profiel van geloofwaardigheid. Een taak die verder wordt uitgewerkt door propagandisten en 'grote democratische schrijvers' die weer verspreid worden door Amerikaanse en Europese massamedia". (zie noot 8)
Een ander opvallend persoon is Hubert Matos. Hij zat 20 jaar in de gevangenis omdat hij, 10 maanden na de overwinning van de revolutie op Cuba, met zijn regiment in opstand kwam (hij was leider van het leger in Camagüey). Nadat hij de gevangenis en Cuba in 1979 verliet, vormde hij de groep Cuba Independiente y Democrática (CID). De ex-Batista-aanhanger en journalist, Luis Manuel Martínez, zei dat Matos nadat hij Cuba had verlaten "in handen van de CIA" kwam. Hij was directeur van La Voz del CID, een zender op de korte golf die op Cuba uitzond en die gedeeltelijk door de CIA werd betaald, zoals Jeff Whitte, eigenaar van Radio Martí Internacional toegaf. (zie noot 9)
Een bewijs van zijn zogenaamde 'bevrijdersgeest' is het antwoord dat hij gaf aan de journalist Hernando Calvo Ospina, toen deze hem vroeg naar de relaties van de dissidentie met directies van bedrijven die op Cuba willen investeren: "We geven geen zekerheid aan deze investeerders wanneer het regime zou vallen en we zullen ze niet respecteren omdat het medeplichtigen zijn van het regime, dat zal fricties geven. Goed, als ze ons een flinke financiële bijdrage willen geven, kan er onderhandeld worden."(11)
De Estefan-clan (Gloria en Emilio) heeft veel invloed. Het zijn aandeelhouders van Bacardí, en daardoor financierders van de terroristische acties in Nicaragua, Angola en Cuba en medeplichtigen aan de roof van Cubaanse octrooien. Gloria en Emilio Estefan sponsoren andere paraterroristische groeperingen zoals Hermanos al Rescate, die jarenlang het Cubaanse luchtruim met hun vliegtuigen hebben geschonden.
De voormalige ambassadrice voor Cuba bij UNESCO in Parijs, Martha Frayde, werd toen zij deze functie uitoefende, door de CIA gerecruteerd. Samen met Elizardo Sánchez, Gustavo Arcos en Ricardo Bofill, organiseerde zij eencontrarevolutionaire splintergroep die informatie over veronderstelde schendingen van mensenrechten door Cuba toespeelde aan de VS-delegatie in de VN. Ze vertegenwoordigde Gustavo Arcos bij de oprichting van de Fundación Hispano Cubano, Spaans-Cubaanse Stichting (FHC) in Madrid.(zie noot 9)
De laatste tijd is de schrijfster Zoe Valdès erg in de mode. Vrijwel onbekend totdat ze de Premio Planeta (Spaanse boekenprijs van een van de grootste uitgevers Planeta) ontving. Net voor het begin van de oorlog in Irak schreef ze een tekst in het Spaanse dagblad El Mundo (Madrid), waarin ze zegt dat ze hoopt dat die oorlog eindelijk uitbreekt en dat men haar met rust moet laten met handtekeningen tegen die oorlog. In een gesprek in 1985, toen ze nog een onbekend schrijfster was, echtgenote van een hoge functionaris van de Cubaanse ambassade in Parijs en bestuurster van de Communistische Partij, noemt de journalist, Javier Ortiz, Zoe Valdès een walgelijke castrist.(12)
En als laatste twee belangrijke figuren van Cubaanse afkomst, die we niet mogen vergeten. De Fransman Robert Ménard en de Mexicaan Jorge Castareda. Ménard is de algemeen secretaris van Journalisten zonder Grenzen. De openingspagina van de website van deze organisatie werd, een dag na de dood van twee journalisten in Bagdad door een kanonschot van een Noordamerikaanse tank, praktisch helemaal gewijd aan het gebrek aan vrije meningsuiting op Cuba.(13) Toen de journalist Hernando Calvo Ospina hem vroeg waarom er zoveel aandacht aan Cuba werd gegeven, antwoordde hij: "Het is gevaarlijk om journalist in Columbia of Peru te zijn, maar er is persvrijheid. In deze landen worden journalisten vermoord of zitten in de gevangenis, maar familie en collega's kunnen zich tevredenstellen met het doen van aangifte." (zie noot 11)
Op 20 mei jl. werd 'Journalisten zonder Grenzen' gesanctioneerd door het Comité van de VN voor NGO's, met een aanbeveling tot schorsing van hun statuten vanwege acties die in strijd waren met de principes en doelen van het Handvest van de VN.(14)
En Jorge Castareda, de Mexicaanse ex-minister van Buitenlandse Zaken, heeft zich 'verdienstelijk' gemaakt door een einde te maken aan het historische traject van goede relaties tussen Mexico en Cuba. Zijn aftreden als minister, eind 2002, werd eerder door een woordvoerder van het Witte Huis bevestigd dan door president Fox.(15)
Deze wet regelt dat voor, in tegenstelling tot elke andere Latijns-Amerikaanse immigrant, iedere Cubaan die de Noordamerikaanse kust bereikt een visum is gegarandeerd. Als de immigrant bijv. een Haïtiaan zou zijn, zou hij direct naar zijn land teruggestuurd worden, een Cubaan niet.
Na de crisis van de bootvluchtelingen in 1994, toen een golf Cubanen vanuitHavana naar de VS vertrokken zonder dat de Cubaanse regering ze ook maar iets in de weg legde, tekenden beide landen een akkoord om de emigratie te regelen. De VS zou 20.000 visa per jaar aan Cubanen, die hiertoe een verzoek indienden, toekennen. Toch liet de VS in 2002 na om aan 200 van de 20.000 een visum te verstrekken. En in de eerste vijf maanden van dit jaar zijn er slechts 505 toegekend, minder dan in dezelfde periode van het vorige jaar. Op deze manier schenden ze de migratie-akkoorden, wat spanning oproept onder de personen die willen emigreren en aangemoedigd zijn om op legale wijze het land te verlaten. Het komt voor dat Cubanen die geen visum kregen, dit wel krijgen wanneer ze als bootvluchtelingen of als gijzelaars in de VS aankomen, zoals de "ley de Ajuste Cubano" voorschrijft.
Als men goed kijkt is dit precies het tegenovergestelde van wat in Europa wordt toegepast om de illegale immigratie tegen te gaan van Afrikanen en Latijns-Amerikanen. Europa komt tegemoet aan diegenen die op legale wijze via de ambassades binnenkomen en repatrieert of weigert jarenlang een visum aan immigranten, die met bootjes of op andere illegale wijze binnenkomen.
Het doel van de VS, met hun politiek van het niet nakomen van de migratie-akkoorden, is de interne spanning opvoeren en gijzelingen van boten en vliegtuigen bevorderen. Ongetwijfeld zouden de VS weer een excuus voor een interventie gehad hebben als de Cubaanse regering de politiek van 1994 toe zou passen, toen men ongecontroleerd kon emigreren. Ze zouden het als bedreiging voor hun nationale zekerheid, die de grote komst van illegale Cubanen zou betekenen, aanvoeren.
Zo wordt de illegale emigratie uit Cuba enorm gestimuleerd. Binnen zeven maanden voorafgaand aan de processen vonden er zeven gijzelingen van Cubaanse vliegtuigen en boten plaats.
Deze gijzelingsacties, sommigen met wapens en gegijzelden, worden door de internationale wetgeving als terroristische acties beschouwd en gesanctioneerd door internationale conventies. Toch hebben de VS bij vier van deze gijzelingsacties geen enkel proces geopend tegen de gijzelaars die nu op Noord-Amerikaans grondgebied vrij rondlopen.
Zoals Fidel Castro aangaf, werd het plan - de gijzeling van een passagiersvliegtuig dat tussen Nueva Gerona op het Isla de la Juventud en Havana vloog - ten uitvoer gebracht op de dag dat de oorlog tegen Irak begon, ongeveer twee uur vóór de militaire agressie startte. Een gijzelingsactie, tot stand gebracht door zes gewone misdadigers, die dreigden met vergelijkbare messen als die van de gijzelaars van de 11 september-aanval. Het Cubaanse vliegtuig werd gedwongen te landen in Cayo Hueso (...). Een paar dagen later werden de gijzelaars voorlopig in vrijheid gesteld. Zoiets heeft in negen jaar, na het tekenen van de migratie-akkoorden tusen de VS en Cuba, niet plaatsgevonden. En zoiets gebeurt ineens twee uur voordat de oorlog tegen Irak begint.(16) Deze straffeloosheid had gijzelingsacties tot gevolg met tientallen gegijzelden.
De medeplichtigheid van de VS in de terroristische gijzelingsacties is van dien aard, dat een Noord-Amerikaanse rechter op 10 juni jl. de DC-3 in Cayo Hueso, evenals het vliegtuig van Russiche makelij, de AN-24 - dat in april door een man gewapend met granaten werd gegijzeld -(17) in beslag nam en ze openbaar verkocht.
Ze lieten niet alleen na de terroristen, die de burgervliegtuigen gewapend met granaten gijzelden, te straffen, maar namen ook nog de toestellen van de eigenaar, de Cubaanse regering, in beslag en verkochten ze openbaar.
Heel deze strategie volgt een van te voren uitgedacht plan, dat met een golf van gijzelingsacties een migratiecrisis moet provoceren en dan als voorwendsel voor een scheepsblokkade gebruikt wordt, die onvermijdelijk tot een oorlog moet leiden. Zo waarschuwde Kevin Whitaker, chef van het Bureau Cuba van het ministerie van Buitenlandsae Zaken, er, cynisch genoeg, voor dat de gijzelingen van Cubaanse vliegtuigen en boten een bedreiging zijn voor de zekerheid van de VS.
De houding van de Cubaanse regering staat haaks op die van de Noord-Amerikaanse regering. Terwijl tussen 1959 en 2001 vele van de in totaal 51 Cubaanse gegijzelde vliegtuigen door de VS in beslag werden genomen en geen enkele gijzelaar gestraft werd, heeft Cuba 69 verantwoordelijken voor 71 gegijzelde vliegtuigen in de VS, die gedwogen werden naar Cuba te vliegen, veroordeeld en werden er twee ter beschikking van de justitie van de VS gesteld.(18)
Vanaf de poging tot een invasie in de Varkensbaai in 1962 vinden er honderden gewapende acties plaats. Een van de schandaligste acties was de ontploffing van een vliegtuig van Cubana Aviación in volle vlucht in 1976, boven Barbados, waarbij 73 personen om het leven kwamen. Verder de golf van terroristische acties op toeristische installaties in de jaren 90, georganiseerd en betaald door de Fundación Nacional Cubano-Americana (FNCA) die de dood van een Italiaanse toerist tot gevolg had.
Volgens de Cubaanse regering heeft de terroristsiche politiek van de VS het leven van 3.478 Cubanen veroorzaakt en 2.099 mensen gehandicapt, of op andere wijze getroffen, achtergelaten. De regering van de VS heeft getolereerd (en zichzelf daaraan ook schuldig gemaakt) dat er al honderden keren geprobeerd is om een aanslag op Fidel Castro en andere leiders van de Revolutie te plegen. Ze is verantwoordelijk voor de sabotage aan het Franse schip Le Coubre; voor de brand en verwoesting van de winkel El Encanto; organiseerde en steunde de mislukte inval in de Varkensbaai; is verantwoordelijk voor de ontelbare illegale lucht- en scheepsaanvallen en aanvallen op weerloze Cubaanse dorpen en burgerdoelen; gaf steun aan het verbranden van suikerrietplantages en het schieten boven Cubaans grondgebied; is verantwoordelijk voor de aanval op eenvoudige Cubaanse vissers, de moord op mensen van de Nationale Revolutionaire Politie en de Cubaanse kustwacht.
De regering van de VS is verantwoordelijk voor terroristische acties met bommen en explosieven tegen Cubaanse diplomatieke vertegenwoordigingen in Portugal, in andere landen en van de VN, die de dood of zware verwondingen van de diplomatieke vertegenwoordigers tot gevolg hadden. Ze is verantwoordelijk voor de verdwijning van Cubaanse diplomaten in Argentinië en de moord op een andere diplomaat in New York.
Deze acties vinden nog steeds plaats. Een Cubaanse infiltrant in het Comando F-4, Percy Francisco Alvarado, bracht aan het licht dat het plan bestond om op 26 april 2002 een aanval met explosieven op het beroemde 'Cabaret Tropicana' te doen, die het leven van meer dan duizend mensen in gevaar zou brengen.(19) Op 6 april van dit jaar deed de krant Sun Sentinel uit Florida er verslag van hoe de paramilitaire organisatie, Comando F-4, met zwarewapens traint om gewapende acties tegen Cuba te ondernemen en een mogelijke invasie voorbereidt.
De houding van de VS is precies tegengesteld aan die van Cuba voor wat betreft terrorisme. Op Cuba werd op 20 december 2001 een wet aangenomen tegen terroristische acties waarbij zware sancties worden opgelegd aan hen die het Cubaanse grondgebied gebruiken, zelfs voor het organiseren of financieren van acties tegen andere landen, o.a. de VS. In tegenstelling hiermee worden in de VS paramilitaire groepen getraind om acties tegen Cuba te ondernemen.
Nog een bewijs van het cynisme van de VS is de gevangenneming van vijf Cubanen die lange gevangenisstraffen moeten ondergaan, tot zelfs tweemaal levenslang, voor een poging tot het stoppen van terroristische groepen van ultrarechtse bannelingen in Miami die gewelddadige acties tegen Cuba zouden gaan plegen. Deze vijf Cubanen wisten van deze acties en informeerden de autoriteiten van de VS met als antwoord lange gevangenisstraffen omdat ze van spionage worden beschuldigd.
Terwijl ze de kritiek van José Saramago verspreiden, wordt er nagelaten de steun van Adolfo Pérez Esquival, Noam Chomsky, Ernesto Cardenal, Mario Benedetti, Augusto Roa Bastos, Gabriel García Marquez, of Rigoberta Menchu te vermelden. Degenen die de bommen plaatsten in hotels in Havana in 1998 en vliegtuigen en boten gijzelden, worden voorgesteld als dissidenten.
Ze veroordelen de Cubaanse rechterlijke vonnissen opgelegd aan de gijzelaars en zwijgen over de bloedbaden van andere regeringen bij het oplossen van vergelijkbare gijzelingsacties, zoals in het theater van Moskou met zo'n honderd doden onder de gegijzelden en de Tsjetstjeense terroristen of de moord in koelen bloede op de gijzelaars van de Japanse ambassade in Lima, op bevel van Fujimori.
De EU roept de Cubaanse autoriteiten op tot het vermijden van onnodig lijden van gevangenen en het ondergaan van een onmenselijke behandeling, terwijl ze de andere kant opkijken als het gaat om 600 gevangenen, waaronder enigen met een Europese nationaliteit, in het concentratiekamp van Guantánamo, die gemarteld worden zonder recht op justitiële hulp en familiebezoek. Een EU die zwijgt over de duizenden gevangenen in de VS na de aanslagen van 11 september, alleen maar omdat ze moslim zijn, zonder wettelijke garanties, zonder processen en zelfs zonder het vrijgeven van hunnamen.
Diplomatieke strafmaatregelen, het opheffen van handels- en samenwerkingsakkoorden, het afzeggen van bilaterale regeringsbezoeken, vermindering van deelname aan culturele evenementen door Europese Staten, het uitnodigen van dissidente Cubanen in hun ambassades in Havana, opheffing van samenwerkings- en solidaritietsprogramma's met Cuba, zijn de antwoorden van de EU aan een land dat alleen maar vraagt om het Handvest van de VN te respecteren. Een land dat het recht erkent een eigen politiek systeem te kiezen, dat het gelijkheidsprincipe tussen landen en het recht op zelfbeschikkingsrecht van de volkeren erkent.
De scheiding tusen de publieke opinie en de regeringen die de VS volgen is nooit zo duidelijk geworden als in het geval van Cuba. Terwijl de meeste presidenten de politiek, gedicteerd door Bush, toepassen ten aanzien van het eiland, vinden overal waar Cubaanse leiders komen, spontaan demonstraties voor steun en solidariteit plaats. Al deze regeringen, en vooral die van de VS, zouden moeten weten dat hun bevolking de agressie tegen Cuba niet steunt.
Deze bevolking zou een internationale campagne moeten beginnen, gebaseerd op het feit dat een militaire interventie, in naam van de democratie en mensenrechten, alleen maar doden en plunderingen tot gevolg heeft.
Bron: Granma digital, 22 september 2003, overgenomen uit Le Monde Diplomatique. Vertaling Anne Vervoorn.