Langzaam maar zeker is het Stabiliteits- en Groeipact de afgelopen jaren aan zijn einde geholpen. De dood van het eerste pact is het gevolg van de zeer uiteenlopende politieke visies op economisch en monetair beleid.
Afspraak is in de politiek afspraak tot er een nieuwe afspraak wordt gemaakt. Dat is wat politici doen: voortdurend coalities zoeken om nieuwe afspraken te maken. Voor coalities zijn in de democratie machtige partners wezenlijk, vandaar dat Europa wordt geregeerd door enkele grootmachten. Die grootmachten vinden elkaar soms op vreemde gronden. Bovendien zijn arme landen financieel afhankelijk van de structuurfondsen. Deze afhankelijkheid werkt ook vertroebelend in politieke discussies. Wie dat niet begrijpt is, net als Zalm, ziende blind en horende doof.
Het gesjoemel rond het pact kan alleen afnemen als de deelnemende landen een visie delen op economisch en monetair beleid, en dat blijkt gelukkig, in weerwil van de starre excentrieke positie van de Nederlandse neoliberalen, steeds meer plaats te vinden. De Nederlandse bevolking wordt opgezadeld met de negatieve gevolgen van een strikt monetair neoliberaal beleid.
In Nederland pleiten alleen echte socialisten - en die zitten kennelijk ook niet meer in de PvdA, gezien hun steun voor de neoliberaal Zalm - nog voor een investerende overheid die de economische groei kan redden; in veel andere landen daarentegen zijn zelfs rechtse partijen daar nog van overtuigd. Dat een bezuinigende overheid slecht is voor het vertrouwen van consumenten en bedrijven, en dus voor economisch herstel, wil er bij de Nederlandse politici maar niet in.