Marcos Domich, eerste secretaris van de PCB en vakbonden organiseerden protestmarsen op La Paz. |
In de recente volksbeweging, die tot aftreden heeft geleid van president Sánchez de Lozada, werden als belangrijk symbool de Mausergeweren van de volksmilities uit 1952 meegedragen. Om de huidige situatie van Bolivia te begrijpen is het nodig de geschiedenis te kennen. In 1952 leidde een volksbeweging tot een nationale revolutie die een eind maakte aan een quasi-feodaal regiem, dat was ontstaan na de nationale onafhankelijkheid van Spanje in 1825.
De nieuwe, revolutionaire regering voerde als eerste het algemeen kiesrecht in Zuid-Amerika in, nationaliseerde de mijnen, voerde een radicale landhervorming door ten gunste van de kleine boeren en verving voor een jaar het leger door volksmilities. Hoewel ruim 50 jaar geleden, bepaalt deze revolutie nog steeds het zelfbewustzijn van de Boliviaanse werkende bevolking.
Dat bleek ook tijdens de recente volksbeweging. De militaire commandant van La Paz gaf na onderhandelingen, met dynamiet bewapende, demonstrerende mijnwerkers vrij toegang tot de stad en omgeving van regeringsgebouwen, nadat ze een deel van hun dynamietstaven inleverden. Maar andere legeronderdelen hebben overigens niet geaarzeld om tijdens de volksopstand op burgers te schieten. Ruim vijftig dodelijke slachtoffers zijn er te betreuren geweest.
Met de bestuurlijke hervorming werd het hele land opgedeeld in nieuwe bestuurlijke eenheden aan de basis. Aan deze OTB's (Organización Territorial de Base) werden bevoegdheden gedecentraliseerd o.a. het budgetrecht. Vooralvoor het platteland en de afgelegen gemeenschappen in het Amazonegebied betekende deze bestuurlijke maatregel een belangrijke verzelfstandiging. Maar als geheel werd er niet meer geld aan het binnenlands bestuur besteed, waardoor uiteindelijk de invloed van deze bestuurlijke vernieuwing beperkt is gebleven.
Na het privatiseringsbeleid van Lozada ging Banzer over tot de privatisering van drinkwater. Dit ging de Boliviaanse bevolking te ver. In veel dorpen en arme volkswijken hebben de woningen en andere onderkomens geen stromend water. Dit moet worden gehaald bij centrale tappunten in het dorp of een wijk. Bovendien wordt water als eerste levensbehoefte door de nog in hechte gemeenschappen levende indianen, die de meerderheid van de bevolking uitmaken, beschouwd als product van 'moeder aarde', waarvoor niet betaald hoeft te worden. De eerste stappen om drinkwater te privatiseren leidden daarom tot een volksopstand, compleet met barricades, militair geweld en dodelijke slachtoffers. Vooral in de stad Cochabamba werd slag geleverd in deze 'wateroorlog'. De regering moest inbinden, Banzer ging met ziekteverlof en de Amerikaanse bouwgigant Bechtel, die het water had 'gekocht', trok zich terug. Wereldwijd werd dit succes, in het voorkomen van privatisering van een basisbehoefte als drinkwater, begroet. Vooral anti GATS-beweging (General Agreement on Tarifs and Services: het internationale verdrag waarin landen zich verplichten tot het 'op de markt brengen' van overheidsdiensten) heeft veel aandacht en publiciteit gegeven aan dit succes van de Boliviaanse bevolking. Inmiddels probeert Bechtel via een Nederlandse dochtermaatschappij 25 miljoen dollar aan misgelopen winst van de Boliviaanse staat te vorderen. Het bedrijf, dat minder dan een miljoen in het waterproject had geïnvesteerd, beroept zich daarbij op een verdrag tussen Nederland en Bolivia. De Boliviaanse staat heeft echter tegengeworpen dat het Nederlandse bedrijf nooit het Boliviaanse drinkwater heeft beheerd en gedistribueerd.
De tweede regering Sánchez de Lozada ontwikkelt plannen tot de export van aardgas, dat recentelijk in grote hoeveelheden is aangetroffen in de bodem van Bolivia. Het gas zou per pijpleiding naar de kust van Chili worden gebracht en vandaar met tankschepen naar California in de VS. Lozada beloofde dat de gasinkomsten de deplorabele situatie van de Boliviaanse staatshuishouding zouden verbeteren. Een groeiende volksbeweging ontwikkelde zich echter tegen deze plannen van de regering Lozada. De deelnemers daaraan bedienden zich van tal van argumenten: de prijs die voor het gas werd betaald was schaamteloos laag, Bolivia moest zijn bodemschatten niet zonder te bewerken verkopen maar daaromheen juist werkgelegenheid scheppen, de pijpleiding door de Andes zou dorpen passeren die zelf geen gas, elektriciteit noch drinkwater hebben, de enige werkgelegenheid rond de verkoop van het gas zou in de haven van Chili worden gecreëerd, juist op een plek, die door Bolivia wordt betwist als Boliviaans grondgebied. (In de oorlog met Chili van 1883 werd dit gebied dat rijk is aan koper door Chili ingelijfd maar zou naar 100 jaar weer worden teruggegeven.)
De tweede bevolkingsgroep die zich tegen de wet keerde waren de indianen in de dorpen op het hoogplatteland van de Andes, waar de pijpleiding zou worden aangelegd. Zij eisten o.a. via hun regionale radiostation 'Aymara' dat het gas voor de bevolking zelf beschikbaar moest komen door aansluiten van dorpen op distributie van gas.
Beide bevolkingsgroepen geven blijk van een groeiend bewustzijn dat bodemschatten tot het nationaal 'patrimonium' behoren en niet mogen worden verkwanseld. De onrust op het platteland leidde tot het verzoek van de Amerikaanse ambassadeur om een honderdtal toeristen die zich in een cultureel centrum op het hoogplatteland bevonden te evacueren. De regering sluit het radiostation 'Aymara' en zet het leger in om met geweld de toeristen in 'veiligheid' te brengen, hoewel deze toeristen in het geheel niet werden bedreigd en zich ook niet zo voelden. De boerenbevolking, die niet gediend was van de sluiting van haar radiostation en het machtsvertoon van het leger, verzette zich. Tientallen doden waren het gevolg.
Dit gewelddadig optreden van de regering was voor een derde bevolkingsgroep 'de middengroepen' aanleiding zich bij het verzet tegen de voorgestelde uitverkoop van aardgas te scharen. Vooral de vleesverkopers namen de kop met hun initiatief tot een staking en onderstreepten die met demonstraties in La Paz, die oversloegen naar de andere steden in het land.
Uiteindelijk sloot ook de nationale ombudsvrouw, die in Bolivia een belangrijke functie heeft en groot prestige onder de bevolking geniet, zich aan bij het verzet.
De COB (Central Obrera Boliviana), de nationale vakbondscentrale, verenigde tenslotte al het verzet met de eisen:
Op 17 oktober vorig jaar vluchtte Sánchez de Lozada naar de Verenigde Staten. De vice-president Carlos Mesa heeft een nieuwe regering gevormd en toegezegd om de eisen van de volksbeweging te respecteren. Steeds meer bewijzen stapelen zich op hoe regerings- en parlementsleden zich in de afgelopen tien jaar persoonlijk hebben verrijkt. Deze onthullingen onderstrepen bij de bevolking de noodzaak het parlementaire politieke systeem te saneren door het bijeenroepen van een nationale volksassemblee.
De volksbeweging in Bolivia heeft in de afgelopen vijf jaar weliswaar belangrijke successen geboekt, maar de strijd is nog lang niet gedaan en lijkt zich te verleggen naar andere terreinen. De multinationals willen en kunnen zich er niet bij neerleggen dat zij geen controle hebben over de energievoorraden, biodiversiteit en strategische verbindingsroutes van het armste land, gerekend naar inkomen per hoofd van de bevolking, van Zuid-Amerika.