Veranderingen alleen mogelijk door druk van onderaf Foto Manifest |
Méér dan 100 jaar strijd voor het socialisme bevestigt de stelling van
Marx dat de arbeidersklasse haar eigen, revolutionaire partij nodig heeft om de versterkte burcht van het kapitalisme in te nemen. De burgerij heeft haar hoofdkwartieren, de arbeidersklasse heeft ook een hoofdkwartier nodig.
De ontaarding en de uiteindelijke val van de socialistische regimes in het Oostblok ondersteunt die stelling. Hieronder een - enigszins bewerkt - artikel dat ik begin 1996 schreef.
"Er wordt momenteel intens gediscussieerd over de vraag wat nu het fundamentele probleem was waarop de socialistische regimes in het Oosten schipbreuk leden. In de ogen van het imperialisme lag het kwaad bij de leidende rol van de leninistische partij, die een daadwerkelijk pluralistische democratie onmogelijk maakte: dat is de wortel van het 'totalitarisme'. Welnu, na de ineenstorting van de communistische partijen in Polen, Hongarije, de DDR hebben we overal een menigte partijen als giftige paddestoelen uit de grond zien rijzen... allemaal betaald door het westerse imperialisme en het er roerend mee eens dat het totalitarisme van de vrije markt verdedigd moet worden. Meerdere burgerlijke partijen oprichten, dat is niet het socialisme voorzien van verschillende partijen, dat is overstappen van het ene regime naar het andere, van het socialisme naar het kapitalisme.
Het meerpartijenstelsel bracht helemaal geen socialistische democratie, het brengt zuivere kolonisatie door het westers imperialisme. Wij denken dan ook dat het fundamentele probleem voor elke socialistische maatschappij daarom is: het behoud van de zuiverheid en de strijdbaarheid van de communistische partij." (1)
De hoofdtaak in de strijd voor het socialisme is de opbouw van een revolutionaire partij die sterke banden heeft met de massa's en die trouw is aan het marxisme-leninisme. Zo'n partij organiseert de bewuste voorhoede van de massa's, organiseert de meest actieve arbeiders, ambtenaren en intellectuele werkers en heeft in haar rangen een groot aantal actieve vakbondskaderleden.
Strijdbare vakbondsactivisten, actieve vakbondsleden zullen in zo'n partij een visie én een organisatiekracht vinden die nooit door andere actiegroepen of vakbondskernen opgebracht kan worden. Zonder (goede) marxistisch- leninistische partij kan een linkse vakbondsactivist nooit de wetenschap van het marxisme verwerven en een organisatie uitbouwen die het hele proces van de klassenstrijd tot aan de revolutie kan leiden. Hoe sterker de ideologische druk, hoe méér de noodzaak van een revolutionaire analyse, politieke lijn en organisatie zich laat voelen. Om stand te houden in de klassenstrijd en tegen de reformistische capitulatie is een breed communistisch zicht op de geschiedenis, de klassen, de economische wetten en de revolutie onmisbaar. Van strijdbare vakbondsactivist tot communist is een kwalitatieve sprong waarvoor bewust gekozen moet worden. Maar andersom moet daar dan ook bewust door de communistische partij aan worden gewerkt.
Zo'n kwalitatieve sprong zal uitblijven zonder goede leiding van de partij.
In zo'n geval moet eerst en vooral de kwaliteit van de partij worden versterkt.
De burgerij vecht ook voor haar visie in de vakbond
Er werd de communistische partij soms verweten de vakbeweging te 'misbruiken' om voor haar eigen politiek te vechten. Maar wat betekent het dan als vakbondsleiders de regeringspolitiek mee uitwerken zoals dat in toenemende mate gebeurt; als vakbondsleiders de argumenten van de werkgevers over concurrentiepositie, soberheid en verantwoordelijkheidszin doordrukken, vaak met weinig democratische methodes? Als vakbondsleiders zoals Kok en Pont en veel anderen naar de andere kant van de tafel overlopen? Als de FNV zegt nog jaren loonmatiging voor werk te willen voortzetten?
"Ondanks deze nog nooit vertoonde winstgroei blijven ABN AMRO, ING, RABO-bank etc. hun personeelsbestand inkrimpen. Tegenover de miljarden winsten staat verlies aan arbeidsplaatsen. De bonden in Nederland matigen al jarenlang hun looneisen bij de banken in ruil voor een vierdaagse werkweek om zodoende gedwongen ontslagen te voorkomen. Nu blijkt dat de leden van de FNV jarenlang voor niets hun lonen gematigd hebben. Want de FNV is als eerste bond overstag gegaan en wil nu meewerken aan gedwongen ontslagen." (2)
Communisten horen op een correcte manier (d.w.z. met respect voor democratisch genomen vakbondsbeslissingen en met respect voor de regels van een massaorganisatie) aan de versterking van de vakbonden te werken en zij doen dat meestal ook. Dit kan niet gezegd worden van hen die de meest radicale krachten uitsluiten, vervolgen, op straat laten gooien door de werkgevers en op die manier het hart van de vakbond aantasten.
Het CDA en de PvdA zijn burgerlijke partijen die in de eerste plaats de instandhouding van het systeem beogen en daarbinnen in mindere of meerdere mate opkomen voor 'hervormingen'. Aan de essentie, de vrije markt (een andere term voor 'dictatuur van een minderheid') mag niet geraakt worden. Daarom handelen zij onherroepelijk in het denkkader en binnen de grenzen van de kapitalistische economie en de burgerlijke machtsorde. Hun politieke greep op de vakbonden is een essentieel element van hun controle over de massa. Of: Een sociaal- of christendemocratistische politieke beweging zonder invloed in de vakbeweging is ten dode opgeschreven.
Het gevecht tussen de reformistische en de revolutionaire politieke partijen voor de verovering van de werkende massa wordt in de eerste plaats uitgevochten binnen de vakbonden. Het is voornamelijk via de vakbonden dat de reformistische partijen een steunpunt binnen de werkende klassen verwerven en behouden. Omdat zij op de vakbonden konden steunen slaagden de reformistische leiders er steeds weer in op belangrijke ogenblikken de arbeidersrevolutie tegen te houden, de strijdbaarheid te laten verdampen en de macht van het kapitaal overeind te houden.
De meest klassenbewuste arbeiders of werkers moeten ernaar streven om de vakbond van onderuit te radicaliseren. Op de eerste plaats verwachten de massa's een consequente verdediging van hun belangen door hun vakbondsverdedigers. De posities van de kaderleden zijn vaak van doorslaggevend belang voor het op gang brengen en het slagen van de strijd. Hun standpunten in sociale en politieke kwesties (bijv. de strijd tegen het racisme) hebben een directe invloed op de massa. Zij hebben de beste positie om opvoeding te geven, om verkeerde ideeën te bestrijden.
Kaderleden staan in dagelijks contact met de arbeiders en ambtenaren en worden dus ook voortdurend geconfronteerd met de verwachtingen en actieverlangens van de basis. Als ze die negeren komen ze onder druk van de achterban te staan en riskeren zij vroeg of laat hun aanhang te verliezen.
Tenslotte zijn zij ook de enige krachten die binnen de vakbondsstructuren wezenlijke veranderingen kunnen afdwingen. Geen enkele vakbondsleider kan het gedurende langere tijd volhouden tegen de wil van de vertegenwoordigers van de basis in. De steun van de massa is de enige fundamentele kracht om de vakbond van binnenuit weer gezond te maken.
Het verleden van de vakbonden in Nederland wordt gedomineerd door hun band met de traditionele burgerlijke partijen, de christen-democratie en de sociaal-democratie. Veel strijdbare vakbondsleden zien - sinds de beruchte WAO-maatregelen van m.n. de PvdA - steeds meer in dat die partij hun belangen niet (meer) dient. Zij nemen dan ook afstand ten opzichte van die partij. Het afstand nemen van de burgerlijke politieke stromingen die het kapitalisme besturen en het staatsapparaat bevolken, zou ongetwijfeld een positieve invloed kunnen hebben op de herleving van een klassenbewuste vakbondsstrijd. De cruciale vraag blijft echter open: welke politiek stelt men in de plaats? Is het een echte ideologische breuk met het reformisme of is het alléén een formele breuk? Leidt de breuk tot passivisme of tot nieuwe vormen van actie en klassenstrijd?
Verschillende linkse vakbondsactivisten zijn de laatste jaren onder de ideologische druk bezweken. Ook al blijven zij strijdbaar, toch zijn verschillende onder hen met politieke capitulatieprogramma's opgetrokken. Sommigen waren de eersten om te kiezen voor 'offensieve inlevering' omdat zij hoopten op die manier de solidariteit binnen de arbeidersklasse te herstellen (arbeidsduurvermindering met loonverlies, werk voor loon, e.d.). Anderen kozen voor medebeheer rond welbepaalde doelen en raakten hiermee verzeild in een werkgeversstraatje zonder eind. Weer anderen lieten ontmoedigd alles schieten of verloochenden hun vroegere idealen. Zonder een marxistisch-leninistische partij kan zelfs de meest strijdbare vakbondsactivistist nooit consequent het reformisme blijven bevechten en verslaan. En dat was feitelijk het geval. De CPN gaf uiteindelijk op geen enkele wijze meer leiding aan de strijd, maar ook het VCN en de NCPN kwamen niet toe aan de uitvoering van een doeltreffende vakbondspolitiek. De NCPN zal die taakstelling dan ook de komende periode centraal moeten stellen. (wordt vervolgd)