MOOIE WOORDEN

Laag opgeleide arbeiders hebben heel wat uit te leggen...


 

Door Rinze Visser

Begin dit jaar las ik iets over een weekendschool in Amsterdam. Daar kunnen kinderen uit wat men tegenwoordig achterstandswijken noemt naartoe. Geheel vrijwillig worden ze daar door vrijwilligers-die-er-toedoen kennis bijgebracht over levenszaken-die-er-toedoen. Het blijkt zelfs zo te zijn dat de vrijetijdsdocenten die werkzaam zijn bij dergelijke bedrijven en/of instellingen zich bij indiensttreden moeten verplichten een aantal weekends per jaar beschikbaar te zijn om het 'achterstandskind' te scholen in de belangrijke en hoogstaande dingen des levens.

De professionals uit andere hoofde zijn onder meer rechters, dokters, dichters en schrijvers, journalisten, musici, ingenieurs, managers en anderen met maatschappelijk hooggewaardeerde beroepen. De aanleiding hiertoe is dat deze kinderen in hun dagelijkse leefomgeving nauwelijks iets meekrijgen waarvan de horizon verder reikt dan geestdodende arbeid, werkloosheid of misschien wel criminaliteit. Moet men daar nu wat op tegen hebben? Dat zeker niet als je leest dat nogal wat kinderen er graag naartoe gaan, leergierig zijn en veel willen weten over wetenschap, kunst en filosofie. Maar tóch is er iets. Dat heeft iets met pretenties te maken, met pretenties waarvan deze maatschappij vooral tegenwoordig doortrokken is.

Zo zei er iemand dat wie opgroeit in de grachtengordel van Amsterdam sociaal en intellectueel kapitaal aan huis aangeleverd krijgt. Met andere woorden: dat missen nu al die kinderen uit de 'achterstandswijken'. Dit alles deed me terugdenken aan een ingezonden stuk dat ik naar een provinciale krant schreef. Dat was in 1996. De aanleiding tot dit ingezonden stuk was een groot artikel in die krant. Dat ging over de achterstand van kinderen uit vooral de arbeidersmilieus, omdat die kinderen niet zouden opgroeien in een sfeer van beschaafde intellectuele conversatie, dat er in die volkskringen aan kinderen geen verhalen werden verteld, enzovoort. Kortom, het ging over onderwijs en de kansen die kinderen uit verschillende sociale milieus daarin hebben en dat de kans van nogal wat kinderen, al vóór zij naar school gaan wordt gesmoord door het hebben van ouders met een lage opleiding. De conclusie werd getrokken dat deze achterblijvers hun ouders heel wat te verwijten hebben...

Zie hier een voorbeeld van een mening van een schrijver die toch begaan is met het lot van veel kinderen, die niet anders dan defaitisme voortbrengt. Een dubbeltje zal dan ook nooit een kwartje kunnen worden... Het ligt immers aan de ouders, die het eigenlijk ook niet kunnen helpen, omdat hun ouders óók niet..., enzovoort. Zo kan de machteloosheid-met-terugwerkende-kracht tegelijkertijd het bewijs zijn van de voortgaande machteloosheid.

Want zó zal het immers nooit wat worden. Zo zal zelfs het idealistische idee dat onderwijs voorafgaat aan economische en sociale ontwikkeling op de helling van het defaitisme belanden. Want hoe zouden dan kinderen van arme ongeletterde boeren en dagloners in de ex-koloniale landen ooit nog normale zelfstandige, van de rijke wereld onafhankelijke volken kunnen vormen?

De strekking van mijn ingezonden stuk in die tijd was dat we er vanuit moeten gaan dat de natuur zonder aanzien des persoons of klasse haar talenten strooit, dat lage opleiding van ouders in een sociaal rechtvaardige maatschappij nooit een rem kan zijn voor de mogelijkheid van ontwikkeling van talent. En, er is ook nog zoiets als het aantal benodigde arbeidskrachten in een maatschappij, in relatie tot de sociaal-economische ontwikkelingen verdeeld naar verschillende disciplines; beroepen waarvoor korte, minder korte en langere, meer of minder ingewikkelde opleidingen voor nodig zijn. Ik schreef toen: "hier is wel wat meer aan de hand dan de vraag of vaders en moeders wel genoeg verhaaltjes hebben voorgelezen. Ook al zou elk getalenteerd kind van arbeiders een hoge opleiding afronden, dan nog zou een groot aantal van hen in loon veel lager gewaardeerde handenarbeid moeten verrichten, omdat hun minder getalenteerde generatiegenoten uit de zogenaamd hogere klassen dat werk niet zullen doen".

Tegenwoordig leven we in een sfeer waarin je als mislukt wordt beschouwd als je niet een functie, waarvoor een hoge opleiding nodig is, kunt vervullen. Dan vallen er geen mooie woorden. Steeds is de ontwikkeling van de arbeidsdeling veronachtzaamd. Zoals de overgang van het fabriceren van een product van begin tot eind in één ononderbroken arbeidsproces naar massaproductie van onderdelen naar eindproducten een fase is in de ontwikkeling van de arbeidsdeling, zo is nu ook na het afleggen van meerdere trappen de huidige situatie ook een fase in de ontwikkeling van de arbeidsdeling.

Als we zien hoe nu mondialisering van de arbeidsdeling zich voltrekt, dan kunnen we constateren dat de mix van lage tot en met hooggeschoolde mensen in afzonderlijke landen sterk verandert; dat dit onderscheid steeds meer op een grotere schaal, op wereldniveau, ontstaat en niet meer in één land. Bijvoorbeeld: als in een land als Nederland, anders dan vroeger, veel meer hooggeschoolden nodig zijn en veel minder laaggeschoolden, met andere woorden: veel meer met het financierskapitaal verbonden en aan de internationale handel gerelateerde leidinggevende beroepen en veel minder voor de directe productie nodige beroepen, dan is dat inherent aan de mondialisering van de arbeidsdeling. Productieve arbeid naar de zogenoemde lagelonenlanden, de leiding met in het kielzog legers van commerciële beambten in de hoger ontwikkelde kapitalistisch-imperialistische staten. Dat is ook de ontwikkeling van het imperialisme, versneld door staatkundige en ideologische nederlagen van het socialisme.

Dus als de gemiddelde intelligentie, vakbekwaamheid en andere vaardigheden niet zijn veranderd; als de mensen in die zin in een land als het onze niet zijn veranderd vergeleken met pakweg twintig jaar geleden; als de gemiddelde getalenteerdheid dezelfde is gebleven (dat is een aanname), dan moet dat, gezien de grote veranderingen die met betrekking tot de arbeidsdeling hebben plaatsgevonden, grote gevolgen hebben. Velen zullen een hogere en andere opleiding nodig hebben dan van hun talent en aanleg gevergd kan worden. In het arme deel van de kapitalistische wereld zullen velen noodgedwongen werk doen dat onder hun intellectueel niveau ligt en mensen met hogere opleidingen zullen vanuit die wereld vertrekken naar de roofstaten waar meer mensen met dat soort opleidingen nodig zijn ter instandhouding en versterking van de roofpolitiek. Veel, zeer veel kan hier nog over gezegd worden. Maar duidelijk komt hier, vanuit het perspectief van de arbeidersklasse, naar voren dat elke toespeling op de minderwaardigheid van productieve arbeid fel bestreden moet worden. Zo niet, dan hebben de uitbuiters vrij spel in het demoraliseren van de arbeidersbevolking en de massa's, zowel in de imperialistische landen als in de andere gebieden in de wereld.