Hij werkte bij een baas met nog enkele andere werknemers. Een autorijschool. Na enige tijd op zogenaamde D-urencontracten gewerkt te hebben, zou er een contract komen op basis van 38 uur per week; bij drukte zou de werknemer zich verplichten om meer uren te draaien. Maar wat deed de baas? In slappe tijden betaalde hij niet meer dan de werkelijk qua lessen productieve uren uit.
Hij peuterde zijn baas aan het verstand dat hij bij zijn huisbaas niet kan aankomen met de mededeling dat hij deze maand maar de helft van de huur gaat krijgen of dat hij, gezien zijn veel te geringe inkomsten, een flinke korting op zijn boodschappen bij de supermarkt kan verlangen. De baas wilde van geen wijken weten. Daarom werd een claim ingediend voor de niet uitbetaalde uren. Uit angst dit voor de rechter te verliezen bood de baas hem een 'regeling' aan die gewoon neerkwam op uitbetaling van de nog verschuldigde uren.
Hij, de werknemer, wilde hier uit principe niet op ingaan. Want dan zou hij wel zijn recht krijgen, maar werd zijn baas een rechterlijke uitspraak bespaard, zodat deze geen verplichting tot nabetaling ten opzichte van andere, óók gedupeerde werknemers zou hebben. Zo heeft nu de rechter gesproken en de baas veroordeeld tot uitbetaling van de gemaakte uren en de gemaakte kosten. Met dit vonnis in de hand kunnen ook de anderen hun recht bij de baas opeisen en in feite iedereen, in vergelijkbare gevallen, de hun ontstolen uren terugvragen. Want diefstal van de arbeiders is in deze tijd aan de orde van de dag.