Grootkruis in de Orde van 'Infante D. Henrique' voor bewezen diensten aan Portugal voor: |
José Manuel Durao Barroso, van maoïst tot neoliberaal |
Frank Carlucci, baas Carlyle en CIA-agent. |
Europa heeft een Amerikaanse lakei als voorzitter van de Europese Commissie 'gekozen'. De ex-premier van Portugal, José Manuel Durao Barroso, steunde samen met Aznar de Amerikaanse oorlog tegen Irak en ridderde kortgeleden de CIA-agent en huidige bovenbaas van Carlyle, Frank Carlucci, voor zijn contrarevolutionaire rol tijdens de Anjerrevolutie. De sociaal-democratische ex-premier en ex-president, Mario Soares, noemde de ex-maoïst Barroso de derde of vierde keus, zwak en zonder charisma. Maar juist hij zou moeten weten dat zulke eigenschappen vereist zijn bij Amerikaanse marionetten. In revolutionaire tijden duiken overal linksradicale figuren op. Hun rol is de werkelijke revolutoionairen te bestrijden. Om dat te illustreren plaatst Manifest hieronder een deel van een artikel dat eerder dit jaar, ter gelegenheid van de viering van de Anjerrevolutie, werd gepubliceerd in de junge Welt.
In de laatste aprildagen van 1974 speelden zich in het uiterste westen van het Europese continent, in de kleine NAVO-staat Portugal, gebeurtenissen af waarmee niemand in Oost of West rekening had gehouden. In het begin zag het er allemaal onschuldig uit: via een militaire coup, zo werd aangenomen, ontdeed de bourgeoisie zich van een onderdrukkende dictatuur, die ook in het buitenland in diskrediet was geraakt, om haar heerschappij voortaan in het kader van een parlementaire democratie voort te zetten, die haar diensten had bewezen in het kapitalistische Europa.
Er gebeurde echter werkelijk iets ongelooflijks - een revolutie die deze naam ook echt verdiende. In een tot dat moment ongekende opleving van volkskrachten die zich verbonden met de progressieve soldaten en officieren uit het leger, bloeide binnen twee jaar vanuit een fascistische dictatuur een moderne democratie op, die op 2 april 1976 een Grondwet aannam met daarin als doelstelling opgenomen de opbouw van een socialistische samenleving.
De nationalisering van kernindustrieën en belangrijke dienstensectoren zoals banken en verzekeringswezen was een gevolg van het directe optreden van arbeiders in de bedrijven en werknemers bij de banken en verzekeringen, die niet alleen hun sociale rechten opeisten, maar middels de vakbonden directe invloed uitoefenden op de economische leiding. Ze verhinderden sabotagedaden van de kapitalistische bezitters en pleegden verzet tegen alle pogingen om het kapitaal naar het buitenland te sluizen.
De vakcentrale CGTP-Intersindical speelde een beslissende rol in deze strijd. In oktober 1970 gesticht als een vereniging van dertien losse vakbonden, telde ze in april 1974 al een half miljoen leden. Tot op vandaag is ze de grootste en invloedrijkste koepel van vakbonden in Portugal, die zich een klassengebonden vakbond noemt en voor haar functionarissen is het ondenkbaar een post te bekleden als commissaris van een bedrijf. In de leiding werken communisten en socialisten, christenen en partijlozen samen op basis van democratische besluitvorming in hun congressen.
In stormachtige tijden die moeilijk zijn te doorzien is er veel ruimte voor allerlei 'links-radicale' avonturiers. De begrijpelijke wens naar liefst snelle veranderingen gaan gemakkelijk samen met onrealistische eisen in door de politieke vijand aangewakkerde provocaties. Anarchisten, maoïsten, links-extreme organisaties en partijen ontplooiden in de Aprilrevolutie eenstormachtige activiteit. Ondanks alle verschillen verenigden ze zich in hun strijd tegen de communistische partij. Ook in de strijdkrachten waren hun aanhangers te vinden.
De PCP was de enige politieke partij in Portugal die haar activiteiten ook in de 48 jaar illegaliteit nooit onderbrak. Haar centrale blad Avante! tot op heden met hamer en sikkel en de leus "Proletariërs aller landen verenigt u" op de titelpagina, verscheen ook regelmatig onder de moeilijkste omstandigheden, net zo goed als een hele serie andere publicaties. De Portugese communisten stonden in de vele harde gevechten tegen de fascistische dictatuur in de voorste linies en brachten de meeste offers.
Deelname of niet aan een burgerlijke regering was voor hen geen dogma. Als de voorwaarden er waren om in regeringsverantwoordelijkheid ook daadwerkelijk en met succes de belangen te behartigen van de arbeiders, dan zouden ze daartoe ook bereid zijn. Acht jaar lang bestond er daardoor een gemeenschappelijk stadsbestuur van socialisten en communisten in de hoofdstad Lissabon. Mario Soares werd in 1986 en in 1991 met de stemmen van de communisten tot president gekozen van de Portugese Republiek. De rechtse tegenkandidaat delfde telkens het onderspit. Ondanks een aanzienlijk verlies aan stemmen (van 18,1% in 1983 naar 7,0% in 2002) blijft de PCP de meest consequente antikapitalistische kracht, leidend in de vakbonden en nauw verbonden met de democratische beweging.
Deze aanvallen van de contrarevolutie zou men succesvol hebben kunnen beantwoorden als de socialistische partij (PS) onder Mario Soares haar eigen programma zou hebben uitgevoerd. Gezien vanuit het heden kan men rustig stellen dat de doelstelling van "de schepping van een socialistische staat" en het "oprichten van een socialistische samenleving wereldwijd", onderdeelvan het 'Grondbeginsel' en het 'Programma van de Socialistische Partij', ook toen al niet ernstig was gemeend.
Extreem bezorgd toonde zich in de VS de regering Nixon. Ze stuurde Frank Carlucci als ambassadeur naar Portugal, een CIA-medewerker die ervaren was in het smeden van complotten en die snel inzag dat men moest rekenen op Mario Soares en de SP om de revolutie tegen te werken. "Niemand kan beter communistisch links bestrijden dan een moedige, strijdlustige anti-communist", zo beoordeelde Carlucci in 1995 de 'verdiensten' van Mario Soares. Carlucci werd bij zijn terugkeer in december 1977 uit Portugal tot plaatsvervangend chef van de CIA benoemd.
De Socialistische Internationale vormde op initiatief van Willy Brandt en Olaf Palme een 'Comité van vriendschap en solidariteit voor democratie en socialisme in Portugal'. Er vloeiden aanzienlijke financiële middelen naar Portugal onder andere om de verkiezingsstrijd te financieren. De IVVV (Internationaal Verbond van Vrije Vakverenigingen) en de Europese Vakvereniging (IVV) financierden de scheuring van de Portugese vakvereniging en de oprichting van het 'Algemeen Verbond van Arbeiders'(UGT) voor een deel met heimelijke bijdragen van de CIA.
Bij de parlementsverkiezingen in 1976 haalde de socialistische partij 34,9 procent van de uitgebrachte stemmen en 107 zetels, de PCP haalde 14,4 procent en 40 zetels. Beide partijen samen hadden met een meerderheid van 147 van de 263 volksvertegenwoordigers zonder enige moeite een regering kunnen vormen en een politiek kunnen verwerkelijken in het belang van de arbeiders, als Mario Soares niet zou hebben vastgehouden aan alleen zijn eigen partijprogramma. Onder zijn regering echter en na verwijdering van de progressieve militairen uit het leger begon men de sociaal-economische verworvenheden van 'April' stap voor stap, altijd tegen hardnekkig en vaak gewelddadig verzet in, terug te draaien.
Bron: junge Welt, vertaling Yosé Höhne-Sparborth. Dit artikel is aanzienlijk ingekort.