"Wij bereiden ons voor op dialoog en strijd": FARC-EP |
|
Sinds de officiële oprichting in 1964 nemen de Revolutionaire Gewapende Krachten van Colombia - Volks Leger (FARC-EP) een unieke positie in, zowel in hun eigen land Colombia als in geheel Latijns-Amerika. In tegenstelling tot veel revolutionaire bewegingen die in de 60er, 70er en 80er jaren in Centraal- en Zuid-Amerika zijn ontstaan, hebben de FARC-EP vastgehouden aan een aantal unieke benaderingen voor het bewerkstelligen van sociale verandering.
Eén zo'n belangrijke karakteristieke benaderingswijze is de manier waarop de FARC-EP ondersteuning hebben gezocht voor de opstand en hoe zij hun interne structuur hebben georganiseerd. De opstandelingen van de FARC-EP hebben zich niet gevormd op scholen of in kerken en het is nooit een beweging geweest die werd geleid door of grotendeels bestond uit advocaten, studenten, artsen en/of priesters.
In tegendeel, zowel de leiding van de FARC-EP, de leden als de sympathisanten zijn afkomstig van dezelfde grond als waar hun voedsel vandaan komt: de organisatie bestaat voor een groot deel uit boeren van het platteland van Colombia.
Deze relatie van de boerenklasse met de FARC-EP bestaat al 40 jaar. Het is algemeen bekend dat het binnengaan van de meeste plattelandsgebieden in Colombia betekent dat je in door de guerrillabeweging gecontroleerd gebied terechtkomt. De FARC-EP bewoog zich altijd bijzonder gemakkelijk door grote delen van het platteland. De opstandelingen hebben in die gebieden zeer regelmatig inspecties gehouden op primaire en secundaire wegen, hebben er centra voor volksrechtspraak opgericht en hadden er militaire confrontaties met de staat c.q. paramilitaire strijdkrachten. (1)
Onlangs zijn deze duidelijk zichtbare sociale karakteristieken van de strijd van de FARC-EP echter veranderd als gevolg van een nieuw militair model, ontworpen door de regering Bush in samenwerking met de regering Uribe.
In het jaar 2000 werd in de Verenigde Staten het Plan Colombia voorgesteld en aangenomen, (zogezegd met de bedoeling om korte metten te maken met de cocaproductie en de guerrillabeweging in heel Colombia). Vervolgens werd de toenmalige regering Clinton geconfronteerd met een enorme oppositie tegen het plan. En onder die druk stemde de toenmalige regering voor inperking van het aantal VS-troepen en huurlingen dat direct toegang kreeg tot Colombiaans grondgebied tot maximaal 800 (400 VS-manschappen en 400 huurlingen).
De regering Bush daarentegen heeft een andere strategie ontwikkeld, die van de 'oorlog tegen het terrorisme'. Enerzijds om de gigantische mislukking van het Plan Colombia te maskeren en anderzijds om de ongelooflijk goed toegeruste en machtige marxistisch-leninistische FARC-EP te elimineren, die een enorme bedreiging vormen voor de economische en politieke belangen van de VS. In lijn met deze nieuwe strategie zorgde het ministerie van Defensie van de VS eind 2003/begin 2004 voor een vermeerdering van contrarevolutionairen, die hun basis in de VS hebben, die een directe aanvalscampagne moesten voeren van gewapende agressie in specifieke gebieden van Colombia, middels het Plan Patriota. (2)
Het Plan Patriota heeft het voor de regering van de VS mogelijk gemaakt om een enorme, door de staat gesponsorde, toename van VS-troepen en huurlingen in Colombia te legaliseren. Sinds de aanname van het Plan zijn er vele aanvallen uitgevoerd in regio's waarvan men vermoedde dat zij door de rebellen gecontroleerd werden, met ontelbare burgerslachtoffers, ontheemden en doden tot gevolg.
De aanvallen worden uitgevoerd door gecombineerde manschappen, die bestaan uit zowel VS-militairen als huurlingen, die leiding geven aan meer dan 20.000 Colombiaanse soldaten. Zij vechten volgens de tactiek van de 'verschroeide aarde', met als enig doel het vernietigen van de FARC-EP door hun ondersteunende netwerken aan te vallen (politieke partijen, studenten, boeren, academici, vakbondsleden, voedselvoorraden etc.). De uitvoering van het Plan Patriota concentreert zich op dit moment in de departementen Putumayo, Caquetá, Nariño en Meta.
Sinds het einde van het voorjaar 2004 lijkt het Plan Patriota 'succesvol' te zijn in het uitroeien van de FARC-EP in gebieden waar zij voorheen tastbaar aanwezig waren. Dit is waargenomen door de schrijver van dit artikel bij zijn recente terugkeer naar zuidoost-Colombia (Cundinamarca, Huila, Tolima en Cauca).
De FARC-EP zijn momenteel in vele plattelandssteden en dorpen niet zichtbaar aanwezig, zoals dat wel het geval was in de afgelopen jaren. Het ontbreken van waarneembare aanwezigheid betekent echter niet dat de FARC-EP zich volledig hebben teruggetrokken van het platteland. Er wordt beweerd dat de guerrillabeweging in werkelijkheid haar terughoudendheid doelbewust heeft opgevoerd, om twee specifieke redenen.
De eerste reden voor de 'afwezigheid' van de FARC-EP is het inperken van de mogelijkheid voor de strijdkrachten van de VS en de Colombiaanse staat om de door boeren bewoonde gebieden binnen te dringen die de opstand steunen of ooit gesteund hebben. Het Colombiaanse leger heeft een afschuwelijke staat van dienst waar het gaat om schendingen van de mensenrechten tegen burgers/niet-militairen. Daarom hebben de FARC-EP ervoor gekozen om hun direct waarneembare aanwezigheid te beperken, in de hoop dat daarmee de kans kleiner wordt dat de plattelandsbevolking gewond raakt in door de FARC-EP gecontroleerde regio's.
De tweede verklaring voor hun 'onzichtbaarheid' is dat de opstandelingen wellicht een grootschalige aanval voorbereiden op de eenheden van de VS en Colombia in het zuiden.
Sinds 1982 noemen de FARC-EP zich Ejercito del Pueblo, oftewel Volksleger. De organisatie heeft echter haar socio-politieke activiteiten ook daarna voortgezet door middel van methodes gebaseerd op guerrilla-oorlogsvoering: een strategie van het uitvoeren van kleinschalige aanvallen of gewapende missies op specifieke doelen, en niet als een formeel georganiseerd leger. De schrijver van dit artikel beweert daarom dat de FARC-EP een groot deel van hun strijdkrachten in de regio hebben teruggetrokken, met als doel een grote gewapende aanval uit te voeren op het Colombiaanse leger, de paramilitairen en de VS-strijdkrachten.
Een belangrijk aspect van deze situatie is dat terwijl de FARC-EP misschien een grote militaire confrontatie in Zuid-Colombia voorbereiden, de symphatisanten van de opstand, afkomstig van het platteland, nog steeds overal in het land aanwezig zijn: in de steden, dorpen, de bergen en in de velden. Daarom zou een volledige revolutionaire oorlog tussen de opstandige strijdkrachten van de FARC-EP en hun op het platteland gebaseerde aanhang, tegen de legereenheden van Colombia en de VS, wel eens werkelijkheid kunnen worden in de nabije toekomst van Colombia.
Voetnoten:
(1) In de kleine steden en dorpen in deze gebieden was het heel gewoon dat je soldaten van de FARC-EP zag voetballen met de inwoners of de wacht zag houden terwijl ze langs de slechte wegen door verschillende dorpen liepen.
(2) Sinds de start van het Plan Patriota in het voorjaar van 2004 hebben onderzoeken uitgewezen dat meer dan 1.000 man sterk VS-personeel in Colombia is herkend die direct betrokken waren bij militaire campagnes. Dat betekent dat de regering van de VS daadwerkelijk de besluiten van het Congres heeft geschonden met betrekking tot het maximum aantal manschappen dat in Colombia aanwezig mag zijn.
*James J. Brittain is Ph.D.-kandidaat en Lector in Sociologie aan de Universiteit van New Brunswick in Canada.
In zijn onderzoekswerk gaat zijn belangstelling met name uit naar sociale en revolutionaire bewegingen in heel Latijns-Amerika, internationale ontwikkelingen en de hedendaagse opleving van het klassieke marxisme. Op dit moment doet hij onderzoek naar de sociale en politieke dynamiek van de burgeroorlog in Colombia.
Vertaling J.Bernaven.