Rapport UNESCO: Cubaans onderwijs wereldklasse


 

Arturo J. Pérez Saad

UNESCO, de organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur, publiceerde op 8 november 2004 haar Global Monitoring Report voor 2005 met betrekking tot het onderwijsprogramma EFA (Onderwijs voor Iedereen/Education for All). Dit rapport richt zich met name op de mogelijkheden voor het bewerkstelligen van een aanzienlijke verbetering van de kwaliteit van het onderwijs voor alle kinderen, vooral de meest kwetsbare en achtergestelden onder hen, in de periode tot 2015.

Cuba, Canada, Finland en Korea worden in het rapport naar voren gehaald als landen die zeer goed presteren met betrekking tot de kwaliteit van het onderwijs en als voorbeelden die navolging verdienen.

Cuba, een relatief onderontwikkeld land met 11,2 miljoen inwoners, besteedt 10 tot 11 procent van haar bruto nationaal product aan het onderwijs, verreweg het hoogste percentage van alle landen in de wereld. Finland komt het dichtst in de buurt, met zes procent.

Cuba's onderwijssysteem is verplicht tot het negende niveau en gratis voor iedereen op alle niveaus, inclusief de hogere opleidingen. "Het onderwijs richt zich op alle aspecten van de mens als geheel, zoals onder meer lichamelijke opvoeding, sport, spel, ontspanning en kunstzinnige vorming en er wordt expliciet een koppeling gemaakt tussen onderwijs en het dagelijks leven, werken en productie". Dit wordt bereikt door wat de Cubanen 'wedijver' noemen, een vorm van competitie waarbij er binnen de groep wordt samengewerkt, om als collectief te winnen.

In het UNESCO-rapport worden de resultaten van het Cubaanse onderwijs 'indrukwekkend' genoemd. In minder dan tien jaar na de revolutie was het analfabetisme op Cuba verminderd met 40 procent, daarmee is het percentage van mensen dat kan lezen en schrijven op Cuba gestegen tot 96,9 procent van de bevolking. Het gemiddelde aantal leerlingen per leraar is momenteel 13,5 voor het basisonderwijs en gemiddeld 15 voor andere onderwijsniveaus.

Het EFA-rapport verwijst naar het eerste internationale vergelijkende onderzoek, in 1999 uitgevoerd door het 'Latin American Laboratory for Assessment of Quality in Education'. In dat onderzoek werden de resultaten gemeten die werden behaald op het gebied van taal en wiskunde evenals daarmee samenhangende factoren (tempo bijvoorbeeld), bij leerlingen van het derde en vierde leerjaar van de lagere school in 13 Latijns-Amerikaanse en Caribische landen.

De belangrijkste conclusies van dit onderzoek waren dat "Cubaanse leerlingen de hoogste scores behaalden op het gebied van taal en wiskunde en gemiddeld genomen minder tijd nodig hebben om een leerjaar af te ronden. Dit geldt voor alle Cubaanse scholen. Tevens zijn op Cuba de verschillen in schoolprestaties in relatie tot geslacht en sociaal-cultureel niveau afgenomen."

Het onderwijsprogramma van president George W.Bush, met de titel 'No Child Left Behind Act' [wet uit 2001, zou moeten zorgen voor kwaliteitsverbetering van het onderwijs in de VS, noot van de red.], heeft het tegenovergestelde resultaat gehad. Deze wet heeft niet alleen kinderen in de kou gezet maar ook leerkrachten. Het gemiddelde aantal leerlingen per leerkracht is op veel scholen gestegen tot meer dan 40 leerlingen per leerkracht. Mededoor deze wet is de ongelijkheid in het onderwijssysteem van de Verenigde Staten goed zichtbaar geworden: de kinderen uit de lagere inkomensgroepen, in het bijzonder van onderdrukte groepen, zullen nooit dezelfde kwaliteit onderwijs krijgen als kinderen uit welgestelde gezinnen. Het verschil per jaar per leerling is bijna 2000 dollar.

Deze wet heeft de weg vrijgemaakt voor de militarisering van de scholen voor de lagere inkomensgroepen. Die scholen kregen twee 'opties': ofwel militaire ronselaars in de school toelaten in ruil voor financiële steun van de federale overheid, ofwel sluiting van de school riskeren. Ondanks dat veel scholen voor het eerste kozen houdt de federale regering iedere mogelijkheid tot verbetering van de kwaliteit van het onderwijs voor de meest kwetsbare en achtergestelde leerlingen tegen, door 7,5 miljard dollar te weinig beschikbaar te stellen voor de uitvoering van de 'No Child Left Behind Act', aldus de Amerikaanse Federatie van Leerkrachten.

Als excuus worden de hoge kosten van de oorlog in Irak en uitgaven voor de binnenlandse veiligheid aangevoerd, maar in werkelijkheid is dit een gevolg van de interne tegenstellingen van de klassenmaatschappij. In tegenstelling tot het socialistische Cuba, waar de revolutie goed onderwijs en gezondheidszorg als fundamenteel beschouwen, acht de regering van de VS het militariseren van jongeren van groter belang dan het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs voor iedereen, in het bijzonder voor kinderen uit onderdrukte groepen en de lagere inkomensklassen.

Volgens de Amerikaanse Raad voor het Onderwijs is er in de begrotingstoewijzing voor het fiscale jaar 2005, waarin 388 miljard dollar verdeeld wordt over diverse items, een begrotingstekort voor het ministerie van Onderwijs van ergens tussen de 780 miljoen en 2,3 miljard dollar. Naar verwachting zullen meer dan 84.000 studenten in het hoger en universitair onderwijs hun aanspraak verliezen op een zogenaamde Pell Grant-beurs (1) en nog eens 1,2 miljoen studenten zullen een lagere Pell Grant-beurs ontvangen. De studenten die hierdoor getroffen worden zijn afkomstig uit gezinnen uit de lage inkomensgroepen, die minder dan 40.000 dollar per jaar verdienen.

De Bush-kliek probeert de immorele en illegale blokkade van Cuba nog verder aan te scherpen. Door middel van de nieuw ingestelde 'Commissie voor Hulp aan een Vrij Cuba' heeft de VS-regering een blauwdruk opgesteld voor de privatisering van alle sectoren van de Cubaanse economie die na de revolutie in 1959 werden genationaliseerd.

De nationalisering van deze sectoren verschafte de revolutie het materiële fundament waardoor Cuba zich kon ontwikkelen tot een voorbeeld voor de wereld op het gebied van onderwijs en gezondheidszorg. De brede internationale beweging van progressieve groepen moet de regering Bush een halt toeroepen in haar poging om deze geweldige verworvenheden teniet te doen.

(1) [Het Pell Grant programma is het grootste federale beurs-programma, waarbij het uit te keren bedrag wordt vastgesteld aan de hand van het inkomen van ouder(s) of verzorger(s), noot van de red.]

Bron: Workers World 23 december 2004, vertaling J. Bernaven.