Klassiek en Actueel

"Nu wij de verhoudingen waaronder de Engelse arbeidersklasse in de steden leeft, tamelijk uitvoerig beschouwd hebben, is de tijd gekomen om uit deze feiten verdere gevolgtrekkingen te maken en deze dan weer met het feitenmateriaal te vergelijken. Laat ons dus zien wat er onder zulke omstandigheden van de arbeiders zelf geworden is, wat voor mensen wij hier voor ons hebben en hoe het met hun lichamelijke, geestelijke en morele toestand gesteld is. Wanneer een persoon iemand anders lichamelijk letsel toebrengt, en wel zodanig letsel dat het slachtoffer daaraan sterft, noemen wij dit doodslag; als de dader vooruit wist dat het letsel dodelijk zou zijn, noemen wij zijn daad een moord. Wanneer echter de maatschappij honderden proletariƫrs in een zodanige toestand brengt dat zij noodzakelijk een voortijdige, onnatuurlijke dood moeten sterven, een dood die even gewelddadig is als de dood door het zwaard of de kogel; wanneer zij duizenden de nodige levensvoorwaarden ontneemt en ze in omstandigheden plaatst waaronder ze niet kunnen leven; wanneer zij hen door de sterke arm van de wet dwingt om in deze omstandigheden te blijven tot de dood intreedt die het gevolg van deze omstandigheden moet zijn wanneer zij weet, maar al te goed weet dat deze duizenden aan zulke omstandigheden ten offer moeten vallen en deze omstandigheden toch laat voortbestaan - dan is dat evengoed moord als de daad van de enkeling, maar een verborgen, arglistige moord. Een moord waartegen niemand zich verweren kan en die geen moord schijnt te zijn omdat men de moordenaar niet ziet, omdat ieder en tegelijkertijd weer niemand de moordenaar is, omdat de dood van het slachtoffer er als een natuurlijke dood uitziet en omdat het minder een handelingsdelict dan een nalatigheidsdelict is. Maar het blijft moord.(...)"

Uit: De toestand van de arbeidersklasse in Engeland, Friedrich Engels, 1845.